donderdag 26 september 2019

Mensen hebben inzicht in de negatieve effecten van grote ongelijkheid op het normatieve klimaat (meer statuscompetitie)

Sociaalwetenschappelijk en economisch onderzoek heeft veel aanwijzingen opgeleverd over de sociale en economische nadelen van grote (inkomens- en vermogens-)ongelijkheid. De opsomming van die nadelen, voor zover ze op dit blog zijn langsgekomen, kun je nog eens nalezen in het bericht
Vermindering van ongelijkheid brengt ons dichter bij het gemeenschapsevenwicht.

Veel van die negatieve effecten lijken er mee samen te hangen dat grotere ongelijkheid meer statuscompetitiegedrag uitlokt. Aanwijzingen voor dat laatste vind je in studies waarnaar wordt verwezen in het recent verschenen Economic inequality enhances inferences that the normative climate is individualistic and competitive. Zo zijn mensen in meer ongelijke maatschappijen meer bezig met zichzelf boven anderen te verheffen, zijn ze minder vriendelijk voor elkaar, zijn ze minder bereid om anderen te helpen en vertrouwen ze elkaar minder.

Die nieuwe studie laat zien dat mensen zelf ook inzicht hebben in dat effect van grotere ongelijkheid. De onderzoekers gingen in drie experimenten, uitgevoerd in Spanje, Australië en de Verenigde Staten, na wat mensen zich voorstelden wat het normatieve klimaat zou zijn in een (fictieve) maatschappij met een hoge mate van ongelijkheid vergeleken met een (fictieve) maatschappij met een geringe mate van ongelijkheid.

Daaruit kwam naar voren dat van een meer ongelijke maatschappij verwacht werd dat mensen zichzelf zien als onafhankelijker van elkaar, meer berekenend zijn in hun onderlinge relaties, meer gericht zijn op hun eigen belang dan op het algemeen belang en meer competitie dan samenwerking om zich heen waarnemen.

En omgekeerd: bij minder ongelijkheid zullen mensen zich meer onderlinge verbonden voelen, zullen ze genereuzer zijn in hun onderlinge relaties, zullen ze meer gericht zijn op het algemene belang en zullen ze meer samenwerking dan competitie om zich heen waarnemen.

Wat in onderzoek naar voren komt is iets waar mensen zelf ook vaak inzicht in hebben op grond van hun verzamelde dagelijkse ervaringen. En mensen zijn er dus goed van op de hoogte dat grote ongelijkheid niet goed is voor een gunstig en aangenaam sociaal en normatief klimaat. Dat het verminderen van ongelijkheid een beweging in gang zet in de richting van het gemeenschapsevenwicht.

Waarmee je goed kunt verklaren dat mensen een voorkeur hebben voor de arrangementen van de verzorgingsstaat die de ongelijkheid binnen de perken houden.

En dus over het algemeen linkser zijn dan de huidige politici. Zie (uit 2017): Zijn de kiezers linkser dan de politici? Nieuwe aanwijzingen.

Geen opmerkingen: