Maar onze sociale omgeving is sindsdien ingrijpend veranderd. In een kring van vertrouwde anderen gedragen we ons gemakkelijk en zonder dralen pro-sociaal. Maar daarbuiten kunnen we ook in aanraking komen met statuscompetitiegedrag, dus met anderen die ons niet gunstig gezind behoeven te zijn en waartegen we ons misschien moeten verdedigen. We kunnen dan moeten terugvallen op de intuïties van het statuscompetitiegedrag, dus op de vermogens om gevaar te detecteren en om daarop gepast te reageren, met vechten of vluchten, of met onderdanigheid of zelfs bevriezen (immobiliseren) als het gevaar overweldigend is.
Maar vaak weten we niet goed wat we van die anderen buiten onze kring van vertrouwde anderen, vreemden dus, te verwachten hebben. Wat doen we in die toestand van onzekerheid? Zijn we om te beginnen goed van vertrouwen? Of juist argwanend en op onze hoede?
Het antwoord zal enerzijds afhangen van de omstandigheden. Maar anderzijds zou je ook kunnen denken dat mensen van elkaar verschillen.
Dat laatste is een bekend thema in het sociaalwetenschappelijk onderzoek. Twee vermoedens ("hypothesen") staan tegenover elkaar.
Aan de ene kant de hypothese dat pro-sociaal gedrag altijd "parochiaal" is, dat wil zeggen dat degenen bij wie meer die gemeenschapsintuïties aanwezig zijn, ook altijd degenen zijn die het meeste onderscheid maken tussen vertrouwden en vreemden. Tegenover hun vrijgevigheid ten aanzien van hun vertrouwden zou dus juist hun wantrouwen en zelfs vijandigheid staan tegenover vreemden. Volgens dit vermoeden is gemeenschapsgedrag dus altijd van het type "Eigen volk eerst".
De evolutionaire gedachte hierachter lijkt te zijn dat de selectie op gemeenschapsgedrag in die Paleo Sociale Omgeving een selectie tussen onderling concurrerende en vijandige groepen was. Groepen die intern meer solidair waren, dus meer parochiaal pro-sociaal gedrag kenden, zouden succesvoller zijn in de conflicten tussen groepen. En zouden er dus zo voor zorgen dat er op dat parochiale pro-sociale gedrag geselecteerd werd.
Maar dat er in de Paleo Sociale Omgeving dat type groepsselectie plaats vond is onwaarschijnlijk. Jagers-verzamelaarsgroepen onderhielden over het algemeen goede contacten met elkaar, ook al op basis van uithuwelijkingsrelaties. Gewelddadige conflicten tussen groepen, oorlogen, kwamen pas met de landbouwrevolutie de mensheidsgeschiedenis binnen.Aan de andere kant is er dan ook de hypothese dat gemeenschapsgedrag juist altijd universalistisch is. Dus dat een grotere geneigdheid tot pro-sociaal gedrag ten opzichte van vertrouwden juist samen gaat met dezelfde geneigdheid ten opzichte van vreemden. Volgens deze gedachte verschillen mensen "over de hele linie" in hun geneigdheid tot gemeenschapsgedrag.
Dit komt overeen met de evolutionaire gedachte dat in de Paleo Sociale Omgeving binnen de jagers-verzamelaarsgroepen werd geselecteerd op gemeenschapsgedrag. Als uitkomst van het zelfdomesticatieproces: het tegenovergestelde statuscompetitie gedrag werd door coalities van groepsleden onderdrukt, desnoods met geweld. Denk aan Richard Wranghams The Goodness Paradox. The Strange Relationship Between Virtue and Violence in Human Evolution.Wat wijst het sociaalwetenschappelijk onderzoek uit? Tot nu toe levert dat voor beide hypothesen aanwijzingen op. In de nieuwe studie Prosociality in the economic Dictator Game is associated with less parochialism and greater willingness to vote for intergroup compromise vind je een aantal literatuurverwijzingen. Maar die studie zelf doet verslag van een onderzoek dat de tweede hypothese ondersteunt, dus dat gemeenschapsgedrag meer universalistisch van aard is.
De onderzoekers, onder wie David G. Rand, deelden deelnemers aan hun onderzoek, dat plaats vond via internet (Amazon Mechanical Turk), in twee verschillende groepen in (de blauwe groep en de paarse groep). Gedurende het experiment konden ze een stem uitbrengen voor hun eigen groep of voor de andere groep. Als aan het eind van het spel een van de groepen een bepaald minimumaantal stemmen (de drempel) had behaald, dan ontvingen de leden van beide groepen een beloning, zij het dat die voor de leden van de "winnende" groep hoger was. Als geen van de beide groepen de drempel haalde, dan kreeg niemand een beloning.
Het was dus in ieders belang dat een groep de drempel haalde. Dat betekende dat het voor de leden van een groep die duidelijk minder stemmen leek te gaan krijgen, verstandig kon zijn om een stem uit te brengen op de andere groep. Om er zo aan bij te dragen dat de drempel werd gehaald. Bij wijze van compromis. Het blijven stemmen op je eigen groep, werd gezien als een uiting van parochiaal pro-sociaal gedrag en het zo nodig stemmen op de andere groep als een uiting van universalistisch pro-sociaal gedrag. In het eerste geval is het "Eigen volk eerst" en in het tweede geval staat het algemenere belang voorop.
Los van dat groepsexperiment werd de neiging tot pro-sociaal gedrag gemeten met het zogenaamde anonieme Dictatorspel, waarin je gevraagd wordt om een bedrag naar eigen goeddunken te verdelen over jou en "een andere persoon". Er is dus niets dat je tegenhoudt om alles voor jezelf te houden. Hoeveel je dan toch weggeeft, zegt iets over je geneigdheid tot pro-sociaal gedrag.
Het blijkt dan dat hoe pro-socialer iemand is, hoe minder parochiaal en hoe meer universalistisch. Daarmee kwam overeen dat de meer pro-socialen zich ook meer identificeerden met alle deelnemers aan het experiment, terwijl de minder pro-socialen zich meer met alleen de leden van de eigen groep identificeerden.
De uitkomst wijst in dezelfde richting als het eerdere onderzoek waaruit bleek dat de geneigdheid tot "Eigen volk eerst", zoals gemeten met de Sociale Dominantie Oriëntatie, zoals verwacht samen hangt met meer vijandigheid tegenover de andere groep en dat dit niet "gecompenseerd" werd met meer pro-sociaal gedrag tegenover de eigen groep. Parochialisme gaat samen met egoïsme en universalisme met pro-sociaal gedrag. Achter "Eigen volk eerst gaat "Ik eerst" schuil.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten