De Nederlandse sociaal-democraten vielen al in de jaren tachtig van de vorige eeuw ten prooi aan de neoliberale ideologie van kleinere overheid, meer marktwerking en "meer eigen verantwoordelijkheid". Dat bracht hen er toe om in de jaren negentig (Kok I en Kok II) en in de jaren tien van deze eeuw (Rutte II) mee te werken aan de neoliberale revolutie in het sociaaleconomische beleid.
Over de ontwikkelingen in de jaren negentig in de Partij van de Arbeid schreven Duco Hellema en Margriet van Lith Dat hadden we nooit moeten doen. De PvdA en de neoliberale revolutie van de jaren negentig (Prometheus, Amsterdam). Tot de bronnen waarop ze zich baseren, behoren ook interviews met tientallen direct betrokken personen.
In het slothoofdstuk maken Hellema en Van Lith een soort balans op, die duidelijk maakt wat de sociaaldemocraten "nooit hadden moeten doen". En dat komt eigenlijk neer op alles wat ze wel deden:
De PvdA-prominenten van de jaren negentig menen merkwaardig genoeg dat verschillende maatregelen en ontwikkelingen waarvoor ze zelf verantwoordelijk zijn geweest, (...) zouden moeten worden teruggedraaid. De inkomensongelijkheid moet weer worden verminderd, zeggen sommigen, de belastingen op hoge inkomens en vermogen moeten daarom weer worden verhoogd. Weer anderen zeggen dat de onzekerheid op de arbeidsmarkt moet worden beperkt. En zo is er veel meer: verschillende privatiseringsmaatregelen zouden moeten worden teruggedraaid (zoals in de gezondheidszorg, het openbaar vervoer en de energiesector); er moet veel meer worden geïnvesteerd in de publieke sector; collectieve instituties zoals woningbouwverenigingen en corporaties moeten in ere worden hersteld; de overheid moet versterkt; de macht van de grote internationale ondernemingen beperkt; en vooral de financiële sector moet weer aan banden worden gelegd. (p. 269)
Je kunt het boek zien als een case study van sociale zeepbelvorming in het publieke domein, in het bijzonder de politiek. Het publieke domein kennen we altijd minder goed en minder direct dan het persoonlijke domein. En het is een domein waar we, gezien tegen de achtergrond van de mensheidsgeschiedenis, nog maar kort ervaring mee hebben. Veel van die ervaring is neergeslagen in wetten en instituties. Maar het collectieve leerproces is nog in volle gang. Daardoor kunnen eenmaal geleerde lessen ook weer wegzakken in het collectieve geheugen.
Anders gezegd, in het publieke domein heerst er een fundamenteel informatietekort. Niet alleen bij de burgers en de media, maar ook bij de politici. En een informatietekort, gecombineerd met de onvermijdelijkheid dat er nu eenmaal beleid gevoerd moet worden en dat er gereageerd moet worden op opduikende problemen, schept de ideale voorwaarden voor sociale zeepbelvorming. Ik omschreef dat eerder als volgt:
Sociale zeepbellen ontstaan als mensen slecht geïnformeerd zijn over zaken waar ze over moeten beslissen en zich dan vooral laten leiden door wat anderen doen. Het begin van een zeepbel kan heel nietig en onbeduidend zijn. Van al die slecht geïnformeerden zijn er sommigen die een bepaalde overtuiging hebben en daar, onterecht, zo zeker van zijn, dat ze die uitdragen. Anderen raken daarvan onder de indruk en nemen die overtuiging over, waardoor nog weer anderen er ook mee in aanraking komen. Dat versterkt de eersten in hun overtuiging waardoor ze die nog meer uitdragen. Het zo in stand gezette groeiproces dijt snel uit en zo ontstaat een zeepbel, een wijdverbreide overtuiging die weinig met de werkelijkheid te maken hoeft te hebben.
Die beschrijving lijkt aardig op te gaan voor de ontwikkeling van de neoliberale zeepbel, want daar gaat het hierover. Wat er zich in de PvdA afspeelde, staat voor wat er in vrijwel het gehele politieke spectrum gebeurde. Er waren sommigen die met veel overtuigingskracht een bepaald beleid bepleitten. Door dat informatietekort was het niet voor iedereen zo gemakkelijk om de merites van die beleidsvoorstellen te beoordelen. Waardoor die overtuigingskracht als een signaal kon gaan fungeren voor de juistheid van wat er betoogd werd. Denk aan de rol die Milton Friedman kon spelen in het opblazen van de zeepbel. En aan die van Alan Greenspan, de voorzitter van de Amerikaanse Fed, die in 2008 voor het Congres getuigde hoe verbijsterd hij was dat de ontwikkelingen anders waren verlopen dan hij met grote zekerheid dacht te kunnen voorspellen:
In Congressional testimony on October 23, 2008, Greenspan acknowledged that he was "partially" wrong in opposing regulation and stated "Those of us who have looked to the self-interest of lending institutions to protect shareholder's equity—myself especially—are in a state of shocked disbelief."[97] Referring to his free-market ideology, Greenspan said: "I have found a flaw. I don't know how significant or permanent it is. But I have been very distressed by that fact." When Representative Henry Waxman (D-CA) pressed him to clarify his words. "In other words, you found that your view of the world, your ideology, was not right, it was not working," Waxman said. "Absolutely, precisely," Greenspan replied. "You know, that's precisely the reason I was shocked, because I have been going for 40 years or more with very considerable evidence that it was working exceptionally well."[98] Greenspan admitted fault[99] in opposing regulation of derivatives and acknowledged that financial institutions didn't protect shareholders and investments as well as he expected. (Wikepedia)
Dat hij zo verbijsterd was (shocked disbelief, distressed) wijst op zijn eerdere rotsvaste overtuiging dat zijn vrije markt-ideologie de oplossing was van alle problemen. Iemand kan dus, terwijl er objectief gezien wel degelijk een informatietekort heerst, een rotsvaste overtuiging hebben. En daarnaar handelen. Met het grote gevaar dat anderen die zelfverzekerdheid gaan aanzien als een bewijs van deskundigheid en wijsheid. Het begin van een sociale zeepbel.
Dat dat proces van sociale zeepbelvorming zich dus ook in de PvdA van de jaren tachtig en negentig afspeelde, maar dus niet alleen daar, kun je opmaken uit de passages in het boek waaruit blijkt dat die "neoliberale revolutie" veel meer een sociaal dan een intellectueel proces was.
'we gingen met de tijd mee', 'we zochten pragmatische oplossingen', zo luidt het vaak in interviews die we met oud-bewindslieden en andere PvdA-prominenten hadden. (p.15).
Nu is het achteraf natuurlijk makkelijk praten. Maar toch is het merkwaardig dat er binnen de PvdA eigenlijk geen fundamenteel debat plaatsvond over marktwerking. (p. 94)
Binnen de top van de Partij van de Arbeid, of meer specifiek binnen het PvdA-bewindspersonenoverleg (BPO) werd, zoals gezegd, nauwelijks over de principiële kanten van dergelijke kwesties gesproken. (p. 102)
Maar dat was 'een sluipend proces', er lag geen visie aan ten grondslag. (...).'We praatten onszelf aan dat het economisch noodzakelijk was, niet omdat onze filosofie in die richting ging, maar omdat het moest.' (p. 137)
een opvallend aspect van de koerswijziging de de Partij van de Arbeid onderging: de neiging om de betekenis daarvan te relativeren, voor te stellen als noodzakelijke aanpassing, en daarmee ook eigenlijk niet de moeite waard om er een diepgaand politiek debat aan te wijden. (p. 144-145)
deels omdat de 'tijdgeest' geen andere keuzes leek te laten; maar ook vaak, zo erkennen verschillende betrokkenen, zonder een goed beeld te hebben van de maatschappelijke consequenties van de genomen beslissingen. (p. 175)
Wim Meijer meent achteraf dat er binnen de PvdA inmiddels sprake was van 'ideologische leegte'. De markt sloeg zich op de borst: wij kunnen alles oplossen. En dat werd geloofd, omdat er geen ideologisch weerwoord was', aldus Meijer. (p. 209)
De feitelijke opstelling van de PvdA (ten aanzien van de bijstelling van het systeem van corporate governance ten gunste van de kapitaalverschaffers) was. zoals sommigen zeggen, ook gevolg van gebrek aan kennis en aandacht. (p. 228)
Verscheidene betrokkenen menen, zoals gezegd, dat de Partij van de Arbeid niet bewust heeft gekozen voor een neoliberaal georiënteerd beleid: de partij werd meegesleurd, 'we wilden ontzettend graag regeren', het waren 'pragmatische keuzes', het beleid was technocratisch, er werd geen debat gevoerd (...) Wie niet meeging in het marktdenken, was 'ouderwets' en werd niet serieus genomen. (p. 262)
en deels ook omdat verschillende PvdA-prominenten zichzelf en elkaar aanpraatten dat het allemaal 'niet anders kon'. Door deze opstelling vergat de PvdA 'een eigen verhaal te vertellen". (p. 271)
Zoals in het begin gezegd, het gaat hier om een case study. Die sociale zeepbelvorming voltrok zich breder. Denk ook aan Ontspoord kapitalisme van Bert de Vries.
En niet alleen in de politiek, ook in de wetenschap. Ik was zelf ooit een bewonderaar van het werk van James M. Buchanan, die een grote invloed heeft gehad op dat neoliberale denken. Hier leg ik uit hoe dat kwam.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten