maandag 7 september 2020

Aanvullende zorg door familieleden draagt bij aan ontwikkeling van peuters - Meer aanwijzingen voor belang van coöperatieve zorg

Het is maar een klein onderzoekje, maar toch belangrijk om te vermelden. Al was het maar om aandacht te vragen voor dit soort onderzoek, dat veel meer gedaan zou moeten worden.

Waar gaat het om? Om de studie Familial allomaternal care exposure is predictive of infant development die net is verschenen. Daarin gaat de Amerikaanse antropologe Britt Singletary na wat het voor de ontwikkeling van peuters (13 - 18 maanden) uitmaakt of ze meer of minder sociaal contact hebben met anderen dan de eigen moeder. Dat is dus het thema van het belang van coöperatieve zorg voor kinderen (allomaternal care). Zie de berichten op dit blog achter het label cooperative breeding

In het vorige bericht ging het over het belang van die mate van coöperatieve zorg voor de geneigdheid tot pro-sociaal gedrag. Hier gaat het over het belang daarvan voor de algehele ontwikkeling van peuters, dat wil zeggen voor de sociaal-emotionele, cognitieve, motorische en taalontwikkeling.

Daaruit komt naar voren dat die algehele ontwikkeling wordt bevorderd door de mate waarin de peuter intensieve zorg heeft ervaren van familieleden van buiten het gezin. Dat verband is in sterkte vergelijkbaar met het bekende gegeven dat meisjes zich sneller ontwikkelen dan jongens.

Het onderzoek maakt daar geen melding van, maar je denkt natuurlijk meteen aan de rol die grootouders spelen in die intensieve zorg van buiten het gezin. Denk aan Grootouders van belang voor pro-sociaal gedrag van kleinkinderen. En denk aan de Grootmoederhypothese

Zoals gezegd, het is maar een klein onderzoek. De moeders van 52 jongetjes en 50 meisjes werden ondervraagd. Dat zulk onderzoek maar weinig wordt gedaan, kan er aan liggen dat het wat meer inspanning, en dus geld, kost om die zorg van buiten het eigen gezin in kaart te brengen. In dit onderzoek werden moeders niet alleen geïnterviewd, maar werd hen ook gevraagd om gedurende twee weken een dagboek bij te houden.

Maar het kan ook zijn dat sociaalwetenschappelijk onderzoekers niet zo bekend zijn met de theorie over het belang van coöperatieve zorg. Zie nog eens het vorige bericht. Ook onderzoekers groeien op in een maatschappij met een historisch gezien grote mate van sociaal isolement van gezinnen. En als je dan niet verder kijkt dan je neus lang is, en je je dus niet realiseert hoe merkwaardig dat eigenlijk is, dan kom je niet op het idee om daar onderzoek naar te doen. Het is niet toevallig dat Britt Singletary antropologe is.

Geen opmerkingen: