Een van de onderzoekslijnen die empirische onderbouwing kunnen verschaffen voor de eerste twee stellingen van de Dual Mode-theorie is het onderzoek onder de vlag van de life history theory. Zie Een sociologie die ertoe doet: een realistisch normatief kader voor sociale hervormingen.
Volgens die twee stellingen beschikken mensen in hun gedrag tegenover anderen over twee gedragspatronen, het gemeenschapspatroon en het statuscompetitiepatroon, en passen ze hun gedrag aan bij het patroon dat ze in hun sociale omgeving het meest waarnemen of hebben waargenomen. Dus meer gemeenschapsgedrag in een omgeving met meer gemeenschapsgedrag en meer statuscompetitiegedrag in een omgeving met meer statuscompetitiegedrag. Eenvoudig gezegd, mensen willen best wel aardig en goedgeefs zijn, maar alleen als anderen dat ook doen.
En volgens die life history theory vertonen mensen die in hun jeugd meer onveiligheid (early life stress) hebben doorgemaakt (zoals armoede, strenge opvoeding en blootstelling aan geweld, dood en verwondingen) in hun latere leven minder pro-sociaal gedrag (gemeenschapsgedrag).
Voor zover je die stressvolle jeugd kunt opvatten als een jeugd waarin je veel in aanraking komt met statuscompetitie, dus als een sociaal onveilige jeugd, zou onderzoek naar die life history theory dus ook iets te vertellen hebben over de empirische onderbouwing van die eerste twee stellingen van de Dual Mode-theorie.
In de nieuwe studie The relations between early-life stress and risk, time, and prosocial preferences in adulthood: A meta-analytic review is al het bestaande onderzoek bij elkaar gezocht en onderworpen aan een meta-analyse. Voor wat betreft het voorspelde verband tussen early life stress en het latere pro-sociale gedrag ging het om 38 studies met in totaal 120 effectmetingen en 47.614 personen. Pro-sociaal gedrag was gemeten door mensen verdelingskeuzes voor te leggen tussen henzelf en een andere persoon, door hen in het laboratorium keuzes te laten maken, zoals in het Dictatorspel, en door henzelf te laten rapporteren over hun eigen (geneigdheid tot) pro-sociaal gedrag.
En daaruit komt een niet heel sterk, maar wel statistisch significant negatief verband naar voren. Dus hoe meer een sociaal onveilige jeugd, hoe minder pro-sociaal gedrag later in het leven. Er waren geen aanleidingen om aan publication bias te denken, dus aan de mogelijkheid dat alleen studies werden gepubliceerd die de theorie bevestigden.
Dat is dus geheel in overeenstemming met de tweede stelling van de Dual Mode-theorie. De theorie waarmee je een realistisch normatief kader voor sociale hervormingen kunt ontwikkelen. Zoals in het bericht Een sociologie die ertoe doet: een realistisch normatief kader voor sociale hervormingen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten