Wat hebben vaccinatieplicht en onteigening van boeren dichtbij natuurgebieden (of zelfs het intrekken van hun vergunning) gemeenschappelijk?
Over beide bestaat verschil van mening. Volgens I&O Research zijn er meerderheden van respectievelijk 59 en 55 procent voor het invoeren van een coronatoegangsbewijs als voorwaarde voor bezoek aan een bioscoop respectievelijk een café of restaurant. Er zijn ongetwijfeld veel voorstanders van onteigening van boeren, maar onderzoek ontbreekt nog voor zover ik weet. De boeren zelf zijn tegen en vinden bij monde van Land- en Tuinbouworganisatie LTO plannen in die richting "schandalig" (Landsadvocaat over stikstofaanpak: ‘Pak boer vergunning af’).
Gemeenschappelijk is dat het in beide gevallen gaat om het toebrengen van schade aan anderen. Als je ongevaccineerd en zonder negatieve coronatest naar bioscoop of café gaat, kun je andere bezoekers besmetten. Weliswaar is de kans dat gevaccineerden besmet raken of daar ernstig ziek van worden klein, maar ook andere ongevaccineerden, die dan dus ook naar binnen mogen, kunnen besmet raken. Er is naast die directe schade die andere bezoekers kunnen ondergaan, ook nog de schade die ontstaat doordat die extra besmettingen de pandemie langer laten duren. Dit laatste kom je in de berichtgeving tegen als de schade voor "de volksgezondheid". Er zijn zowel concrete als gespreide slachtoffers.
Veehouders nabij natuurgebieden brengen door hun stikstofuitstoot schade toe aan de natuur en dragen daardoor bij aan klimaatverandering. Bovendien bemoeilijken ze het bereiken van de vastgestelde klimaatdoelen, waardoor hoognodige bouwplannen in de ijskast staan. De schade is heel concreet, maar de slachtoffers zijn gespreid.
In beide gevallen spelen er juridische argumenten. Bij de vaccinatieplicht, dus bij het invoeren van een coronatoegangsbewijs, speelt de in Artikel 11 van de grondwet vastgelegde keuzevrijheid ("Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam"), maar ook is er het in Artikel II-35 vastgelegde recht op overheidsbescherming van de (volks)gezondheid: "Eenieder heeft recht op toegang tot preventieve gezondheidszorg en op medische verzorging onder de door de nationale wetgevingen en praktijken gestelde voorwaarden. Bij de bepaling en uitvoering van elk beleid en elk optreden van de Unie wordt een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid verzekerd".
In het geval van de veehouders zijn er de juridische mogelijkheden voor onteigeningen en het intrekken van vergunningen. Tegenstanders kunnen dat moeilijk bestrijden, maar brengen daartegenin dat zulke maatregelen "volstrekt onnodig" zijn. Ze bestrijden dus de omvang van de schade.
Zoals vaker hebben ook hier juridische kwesties een morele ondergrond. Wetgeving is voor een groot deel een poging om bestaande morele intuïties formeel vast te leggen. Met altijd in concrete gevallen de mogelijkheid van een rechterlijke uitspraak.
En sociaalwetenschappelijk gezien zijn er de pogingen om de aard van onze morele intuïties nader te bepalen. Ik grijp even terug op het bericht Onze moraal is er om onderlinge horizontale relaties te promoten en het ontstaan van verticale relaties tegen te gaan, waarin het erom gaat dat de intuïties van zorg voor elkaar (tegenover elkaar schaden), rechtvaardig zijn (tegenover anderen bedriegen), vrijheid van anderen respecteren (tegenover andere overheersen) en loyaal zijn (tegenover anderen verraden) een gemeenschappelijke kern hebben, namelijk het afkeuren van het toebrengen van leed of schade.
Ik noem dat op dit blog vaak de intuïtie van "iedereen telt mee" of "wij met zijn allen". Anderen behoren niet te lijden door jouw toedoen. Niemand mag van die onderlinge bescherming worden buitengesloten. Die morele intuïtie is gemakkelijk te herkennen als het "wapen" tegen die andere kant van de menselijke sociale natuur, onze neiging tot statuscompetitie en dus tot het willen overheersen en onderdrukken van anderen.
Als je met die sociaalwetenschappelijke blik kijkt, dan is het niet verrassend dat er meerderheden bestaan voor het invoeren van het coronatoegangsbewijs. Die morele intuïtie van het afkeuren van toebrengen van schade wordt breed gedeeld. In andere Europese landen is het coronatoegangsbewijs al niet meer zo omstreden. De tegenstand kan eruit voortkomen dat er mensen zijn bij wie die intuïtie van vrijheid overheerst. Morele intuïties zijn emoties en in dit concrete geval gaat het om twee aan elkaar tegengestelde gevoelens. Ik wil geen schade toebrengen, maar ik wil ook niet in mijn vrijheid beknot worden.
Zo gemakkelijk is het niet om daar goed uit te komen. Dat bij de meerderheid het geen schade toebrengen overheerst, lijkt te bevestigen dat die emotie inderdaad de gemeenschappelijke kern is. En dus de doorslag geeft. Bij de minderheid zien we ook de pogingen om het probleem "op te lossen" door te zoeken naar aanwijzingen dat het met die schade best meevalt.
Dat laatste zie je vooral ook bij de veehouders en hun belangenbehartigers. Naast natuurlijk dat sterke beroep op de intuïtie van de vrijheid.
Beide gevallen zijn fraaie voorbeelden van de onvermijdelijke complicaties die ontstaan door de noodzaak van "toepassing" van algemeen gedeelde morele intuïties op concrete sociale en maatschappelijke problemen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten