Nu we met horten en stoten bezig zijn om het neoliberale tijdperk achter ons te laten, en we ons dus realiseren dat de overheid terug is, komt daarmee ook de discussie terug over de wenselijkheden waar het overheidsbeleid zich op zou moeten oriënteren. In dat verband gaat het over het vervangen van het criterium van het bruto binnenlands product door zoiets als brede welvaart. Ik stond daar bij stil in een aantal berichten, waaronder De rol van sociale welvaart en van bestaanszekerheid in de Monitor Brede Welvaart 2018 van het CBS is beperkt.
Er zijn verschillende pogingen gedaan om brede welvaart te omschrijven en te operationaliseren. En tot nu toe lopen die uit op een lijst van indicatoren waar van alles op is aan te merken. Niet goed theoretisch onderbouwd, willekeurig overkomend en vaak gekozen omdat ze nu eenmaal beschikbaar zijn. Dat is niet verrassend, want we staan nog maar aan het begin van deze ontwikkeling.
Bas Jacobs kijkt nu naar al deze pogingen en levert er kritiek op vanuit de economische welvaartstheorie. Zie Het beleidsdebat over welvaart mist theoretische fundering. Hij geeft daarin een mooi overzicht van die economische welvaartstheorie. En komt daarna tot deze conclusie (de subscripts i hebben het kopiëren niet doorstaan):
Er is uiteindelijk maar één criterium voor de (brede) maatschappelijke welvaart W: een gewogen optelling van het nut ui(xi) van alle individuen i in de samenleving die alleen afhangen van (een vector van) schaarse goederen xi: W=∑igiui(xi), waar gi het welvaartsgewicht is van individu i dat aangeeft hoe zwaar dat individu meetelt. Aggregatie van welvaart is mogelijk, maar alleen als (politiek bepaalde) welvaartsgewichten gi worden gebruikt. Onderzoekers kunnen een socialewelvaartsfunctie poneren en de gevolgen van verschillende opvattingen van rechtvaardigheid doorrekenen (Bergson, 1938; Samuelson, 1947), of proberen om de welvaartsgewichten te schatten uit gebleken overheidsvoorkeuren voor herverdeling (Jacobs et al., 2017).
Een kwantificering van welvaart is alleen mogelijk als expliciet wordt gemaakt hoe groot de betalingsbereidheid is voor verschillende onderdelen van maatschappelijke welvaart, en hoe zwaar iedereen meetelt voor de welvaart. Iedere beleidseconoom of onderzoeker die welvaartsmaatstaven aggregeert over mensen en goederen, hoort daarom expliciet te vermelden dat dit normatieve politieke oordelen zijn waarover de wetenschap uiteindelijk niet kan beslissen.
Twee opmerkingen daarbij. Ten eerste zien we de afgrenzing van het vak economie als het vak dat zich specifiek bezig zou houden met de welvaart voor zover afhankelijk van schaarse goederen (goederen in ruime zin). Die afgrenzing is bedoeld om andere sociale wetenschappen, die zich bezighouden met zoiets als "subjectief welzijn", buiten de deur te houden. Je komt hem in elk inleidend economieboek tegen. Maar onderbouwd wordt hij eigenlijk nooit.
En dat is vreemd, want als je er even over nadenkt, realiseer je je dat natuurlijk alles schaars is. Jacobs noemt eerder in het artikel een aantal zaken die niet schaars zouden zijn:
Ten eerste zijn de gebruikte maatstaven voor welvaart niet uitsluitend gebaseerd op de behoeftebevrediging of het nut dat mensen ontlenen aan schaarse goederen. Zo kunnen de CBS-indicatoren ‘subjectief welzijn’, ‘gezondheid’, ‘overgewicht’, ‘vertrouwen in mensen’, of ‘contact met familie’ toe- of afnemen zonder dat daarvoor een economisch offer wordt gebracht. Hetzelfde probleem speelt in de benadering van UU/Rabo, bijvoorbeeld voor de variabelen ‘subjectief welzijn’ of ‘sociale contacten’. Welvaartsmaatstaven horen te worden begrensd tot die zaken die schaars zijn.
Is subjectief welzijn niet schaars? Is gezondheid niet schaars? Vertrouwen in mensen? Sociale contacten? Kun je die allemaal zomaar laten toenemen? Dat is curieus. De crux zit natuurlijk in die term "economisch offer". Die verder niet wordt gedefinieerd. En die je in een cirkel terecht laat komen: economie is de wetenschap van de welvaart ontleend aan schaarse goederen en schaarse goederen zijn goederen waarvoor een economisch offer gebracht moet worden. Hier klopt iets niet.
En de tweede opmerking gaat natuurlijk over de morele luchtledigheid die we hier zien opduiken. Als het gaat over rechtvaardigheid en normatieve oordelen, dan geeft de economische welvaartstheorie niet thuis. Mensen zijn morele wezens, maar het vak economie sluit daar de ogen voor. Zie daarover het bericht van gisteren: De pogingen om het economieonderwijs te hervormen zijn nog niet zo succesvol - En dus over de morele luchtledigheid van het vak.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten