dinsdag 8 maart 2022

Leven is geheugen en dus intelligentie. Niet om het in stand te houden, maar om het voortdurend weder op te bouwen

Geheugen moet er al heel snel in de evolutie zijn geweest. Zie hier het vorige bericht. Dat is niet verwonderlijk, want leven en vooral in leven blijven veronderstelt dat je van ervaringen kunt leren. Leren om omgevingsgevaren af te wenden en om te profiteren van de mogelijkheden die de omgeving biedt. 

Die "intelligentie" was er zodra het leven ontstond. Wij denken bij intelligentie al snel aan die van onszelf, dus aan een organisme met een centraal zenuwstelsel. Maar intelligentie is er zodra er gedrag is en gedrag zonder tenminste enige mate van intelligentie verdient de naam gedrag niet.

Geheugen staat dus in dienst van het leven. Niet zozeer om dat leven "in stand te houden", maar om het voortdurend "weder op te bouwen". Dat laatste ontleen ik aan Vanuit de plant gezien. Pleidooi voor een plantaardige planeet van Arjen Mulder, dat ik nu bijna uit heb. Een mooie aanvulling op Plantenrevolutie. Hoe planten onze toekomst bepalen van Stefano Mancuso, waar het vorige bericht over ging. Daar kom ik zo op terug, maar eerst even over Arjen Mulder.

Tussen haakjes: het zal te maken hebben met de dreigingen van de klimaatverandering dat er weer zo veel aandacht is voor het plantenleven. Weer, want die aandacht was er al wel in de negentiende eeuw, met het botanische werk van Charles Darwin (1809 - 1882). Darwin was met On the Origin of Species (1859) en The Descent of Man (1871) niet alleen de grondlegger van de evolutietheorie, hij was ook en vooral een groot botanicus. Daarover is er het prachtige boek Botanische revolutie. De plantenleer van Charles Darwin van Norbert Peeters. Tussen nog weer andere haakjes: mijn interesse in planten zal er ook mee te maken hebben dat ik samen met Nicoline een moestuin heb. De voorgezaaide kapucijners staan sinds eergisteren in de volle grond. Morgen volgen de tuinbonen.

Het mooie van Arjen Mulder is dat hij op allerlei zaken wijst die je eigenlijk zou moeten weten, maar waar je meestal niet bij stilstaat. Zoals dat inzicht dat leven zichzelf niet "in stand houdt", maar zichzelf voortdurend opnieuw opbouwt. Op p. 133-135 lees je:

Alle bouwstenen van levende lichamen, alle organen en cellen en moleculen hebben de neiging na enige tijd spontaan uit elkaar te vallen. Biochemische krachten zijn niet zo sterk (...) Lichamen houden niet zichzelf in stand, dat kan niet, leven is vergankelijk. Wat ze wel doen, is zichzelf continu wederopbouwen, tegen elk onvermijdelijk verval in. Een lichaam onderhoudt zichzelf, vervangt wat kapotgaat en maakt nieuw wat verdwijnt. Leven is instabiel en is daardoor in staat ook de elementen instabiel te houden, bereid het leven te dragen. Levende organismen onderscheiden zich van dode dingen doordat ze - letterlijk - onophoudelijk zichzelf voortbrengen. Productieproces en product vallen samen.

Dit voor alle leven kenmerkende voortdurende herstelproces heet autopoiesis, zelfmaking. De term is in 1984 bedacht door de Chilenen Humberto Matuarana en Francesco Varela, die verduidelijkten:

Autopoiesis is het mechanisme dat levende wezens tot autonome systemen maakt.

Autonoom wil zeggen: op eigen kracht levend. (...)

Ooit meende men dat de drager van de erfelijke code een molecuul moest zijn dat miljoenen jaren meegaat en ongewijzigd van generatie op generatie wordt doorgegeven. Het idee dat dit molecuul zou kunnen breken en weer aan elkaar worden geplakt, al dan niet op dezelfde plek, deed men af als onzin, eerder horror dan humor. En toch is dat wat er de hele tijd gebeurt. Zelfs moleculen die aan alle kanten zijn ingepakt en afgeschermd, zoals het DNA in zijn chromosoom, blijken niet bestand tegen de man met de zeis. De basenparen en fosfaatgroepen in de dubbele helix laten spontaan los en moeten telkens opnieuw aan elkaar worden gekoppeld, wil de keten niet bezwijken. En dat is nog maar een molecuul. Kun je nagaan hoe groot de verwoestingen en reconstructiewerken een niveau hoger moeten zijn, in de cel als geheel, of de organen, of de lichamen. (...) En dan gaan plantencellen nog lang mee, weken tot maanden. Cellen in de darmwand van een mens sterven al na een etmaal en drijven dan weg richting de uitgang.

In het volgende bericht terug naar het geheugen. En over hoe ondanks, of juist door, die onophoudelijke wederopbouw geheugen mogelijk is. En over de experimenten van Stefano Mancuso met het kruidje-roer-mij-niet. Hier het volgende bericht.

Geen opmerkingen: