Nu we hebben vastgesteld dat het ontstaan van geheugen, het vermogen om ervaringen op te slaan en terug te roepen, de wellicht grootste en onvermijdelijk eerste stap in de evolutie van het leven moet zijn geweest, is het zaak om stil te staan bij het verband met het belang van vertrouwdheid, waarover op dit blog al een hele reeks berichten is verschenen. Hier alle berichten achter het label vertrouwdheid.
Het belang van vertrouwdheid werd mij duidelijk als een afgeleide van het cruciale belang van veiligheid of onveiligheid van de omgeving waarin een organisme zich bevindt. Ik redeneerde dat levende wezens altijd veiligheid zoeken en onveiligheid uit de weg proberen te gaan en dat vertrouwdheid van de omgeving een aanwijzing is voor veiligheid. Als je je in een vertrouwde omgeving bevindt en je je dat realiseert, dan ben je nog in leven en is die omgeving kennelijk veilig.
We zien dat hier het geheugen al in werking is, hoewel ik dat woord toen nog niet noemde. Doordat ervaringen kunnen worden bewaard, kan de vertrouwdheid met een omgeving (of met een soortgenoot) groeien en opgemerkt worden.
Denk aan de berichten over vertrouwdheid als de proximate verklaring voor pro-sociaal gedrag (gemeenschapsgedrag) in verband met de ultimate verklaringen van wederkerigheidsaltruïsme en verwantschapsaltruïsme. Zie Draait alles om vertrouwdheid? en Berust wederkerigheid op vertrouwdheid of op berekening? en Over vertrouwdheid en het verschil tussen een ultimate en een proximate verklaring. De neiging tot gemeenschapsgedrag kan genetisch worden doorgegeven aan volgende generaties als er een genetische grondslag voor is en als dat gedrag ten goede komt aan anderen met diezelfde genetische grondslag. Dus aan verwanten of aan anderen waarmee gemeenschapsgedrag wordt uitgewisseld. Maar daarvoor is niet nodig dat die verwantschap of die uitwisseling perfect worden herkend, vertrouwdheid volstaat. Verwanten groeien meestal samen op en zijn dus elkaar vertrouwd. En uitwisselingspartners ('vrienden") zijn elkaar vertrouwd door die geschiedenis van uitwisseling. Vandaar die vraag: Draait alles om vertrouwdheid?
Daar op terugkijkend, moet ik mezelf op een punt corrigeren. Want ik nam aan dat die hang naar vertrouwdheid de evolutie binnenkwam op het moment dat organismen zich "uit zichzelf" gingen voortbewegen, op het moment dus dat wat wij dieren noemen ontstonden. In het bericht Ontstond de hang naar vertrouwdheid op het moment in de evolutie dat levende wezens zich gingen voortbewegen? stelde ik dat weliswaar als vraag, maar ik ging er gemakshalve maar vanuit dat het antwoord bevestigend was.
Daar had ik wat dieper over moeten nadenken. Want wat blijkt, zie het vorige bericht, ook planten, althans zoals vastgesteld bij het kruidje-roer-mij-niet, hebben een geheugen en zijn dus in staat om een vertrouwde, en dus veilige, prikkel te onderscheiden van een nieuwe. Planten kunnen zich weliswaar niet verplaatsen, maar ze kunnen wel omgevingsveranderingen (prikkels) registreren en die registraties ("ervaringen") opslaan. Ze hebben dus, geheel bij afwezigheid van een zenuwstelsel, wel zoiets als een geheugen en dus het vermogen om vertrouwd te onderscheiden van nieuw.
Dus: draait alles in de evolutie om vertrouwdheid? Jazeker, niet alleen bij dieren, maar ook al bij planten.
Dat maakt de vraag naar dat "mysterie" van het mechanisme achter het geheugen des te dringender. In het volgende bericht daarover meer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten