Hoe moet dat voor Nederlanders geweest zijn, nadat in mei 1940 de Duitsers ons land binnenvielen, de binnenstad van Rotterdam bombardeerden en na de snelle capitulatie van het Nederlandse leger het land bezetten en het bestuur overnamen? Nadat het koningshuis en de regering naar Engeland waren gevlucht? En nadat wat er over was van het nationale bestuur, het College van Secretarissen-generaals van de ministeries, zich publiekelijk bereid had verklaard tot loyalster Zusammenarbeit mit den deutschen Besätzungsbehörden? Hier het vorige bericht.
Als je land gewelddadig bezet wordt door een vreemde mogendheid, waar een dictator het volk ophitst tegen de Joden en andere "vijanden van het volk", dan kun je dat wel een traumatische ervaring noemen. Daar kun je verschillend op reageren, maar het lijkt aannemelijk dat de reactie van het je terugtrekken, van de immobilisatie, werd versterkt door de boodschap die van hogerhand werd verspreid. Want die boodschap was moeilijk anders uit te leggen dan als een oproep om je bij de nieuwe stand van zaken neer te leggen. Hoewel bekend was of kon zijn dat de bezetter kwaadaardige bedoelingen had, waarom anders de vlucht van koningshuis en regering?, werd opgeroepen tot berusting, ja, zelfs samenwerking.
Daarmee was er dus een decor opgetrokken waartegen je de reacties van de Nederlanders moet begrijpen. Dus ook de reacties op de anti-Joodse maatregelen die al spoedig volgden.
Toevallig ben ik aan het lezen in Etty Hillesum, Het verhaal van haar leven van Judith Koelemeijer. (Met dank aan Colette de Groot van MHOOM, die mij het boek uitleende.)
Etty Hillesum (Middelburg, 1914 - Auschwitz, ca. 30 november 1943) begon in Amsterdam op 9 maart 1941 met het schrijven van een dagboek, waarvan een groot deel in 1981 werd uitgegeven (Het verstoorde leven).
Judith Koelemeijer vertelt (p.49-51) dat Etty zich op 19 maart van dat jaar liet registreren als "van joodschen bloede" omdat de bezetter zulks had verordend. De vervolging en de moord op de Nederlandse Joden begon met deze maatregel. Die onschuldig oogde, of beter die kennelijk als onbeduidend werd opgevat:
Op 19 maart ging ze naar een lager school bij haar in de buurt om zich te melden. Ze zag er geen kwaad in en leek weinig doordrongen van wat de aanmelding voor haar persoonlijk kon betekenen. (...)
'Zojuist even aangifte gedaan van m'n uitverkoren bloedsomloop,' noteerde Etty na de registratie in haar dagboek. 'Dat Hollandse volk is me zeer dierbaar.' (...)
De Nederlandse klerken achter de tafel in het klaslokaal behandelden de 'merkwaardige zaak' met een 'zeldzame gedistingeerdheid, begrip en zeer beschaafde humor.' Geen medelijden, maar 'bijzondere zachtheid en menselijkheid ging er van die paar mensen met hun kantoorgezichten uit.' Alsof ze de spreekkamer van een dokter binnenkwam; er klonk geen luid woord en alles ging even geruisloos en plezierig. Wat haar vooral trof, was de 'affectloosheid waarmee die paar Hollanders tegenover dat stukje Jodendom stonden.' (...)
Op 1 oktober 1941 werd een overzicht van alle aanmeldingen gemaakt door de Rijksinspectie van de bevolkingsregisters. Vrijwel alle Nederlandse Joden hadden zich keurig laten registreren. (...)
Er werd erg hard gewerkt door de betreffende ambtenaren om de registratie voor de beoogde datum rond te krijgen.
En toevallig las ik eergisteren in het interview dat Marjon Bolwijn in de Volkskrant had met de 100-jarige Dicky Baars:
'In 1940 haalde ik mijn HBS-diploma. De oorlog was uitgebroken, in die tijd was het niet makkelijk om aan werk te komen. (...) Ik besloot een opleiding steno en typen te volgen. In december van datzelfde jaar ontsloeg de Rijksverzekeringsbank alle Joodse ambtenaren en kon ik als ponstypiste de plaats innemen van een Joods meisje. Haar naam zal ik nooit vergeten: Doortje Liehman,'
Hoe vond u het om haar plaats in te nemen?
'Heel belastend. Pas anderhalf jaar nadat ik haar baan had overgenomen, begon mij te dagen wat er met Joden gebeurde.'
Twee indringende inkijkjes in het Nederland van 1940. Er was in het geheel geen sprake van dat Nederlandse ambtenaren weigerden om aan die registratie van hun Joodse landgenoten mee te werken. En er was in het geheel geen sprake van dat de Rijksverzekeringsbank of andere instellingen weigerden om hun Joodse medewerkers te ontslaan. Gebeurtenissen die naadloos opgingen in dat decor van loyalster Zusammenarbeit mit den deutschen Besätzungsbehörden.
Meer in volgende berichten, dan weer aan de hand van Rob Bakkers Boekhouders van de Holocaust. Nederlandse ambtenaren en de Holocaust.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten