Volgens het nieuwste rapport van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) is de inkomensongelijkheid in de meeste landen vergeleken bij het vorige rapport uit 2008 verder toegenomen. Zie de Engelstalige samenvatting en zie de Nederlandstalige samenvatting daar weer van. Ik maak uit het rapport op dat de voornaamste oorzaken zijn:
1. De technologische ontwikkeling, vooral op het gebied van de informatie en communicatie (ICT), waardoor de vraag naar hooggeschoolde werknemers is gestegen.
2. Hervormingen van de arbeidsmarkt om de flexibiliteit te bevorderen, waardoor meer mensen aan het werk zijn geholpen, maar vooral in banen met lage lonen.
3. De toename van deeltijdarbeid, atypische arbeidscontracten en afgenomen dekking van collectieve arbeidsovereenkomsten.
4. De toename van eenoudergezinnen.
5. De toename van huwelijken tussen gelijkverdienenden (de arts trouwt niet meer met een verpleegster, maar met een collega-arts).
6. De afname van inkomensherverdeling door belastingen en sociale voorzieningen sinds het midden van de jaren negentig. De marginale belastingtarieven voor de hogere inkomens zijn gedaald. Maar vooral zijn de sociale voorzieningen schraler geworden en komen mensen er minder gemakkelijk voor in aanmerking.
Ik heb in eerdere berichten stilgestaan bij de sterk negatieve sociale gevolgen van een grote inkomensongelijkheid. Zie de berichten achter het label inkomensongelijkheid. Kijk bijvoorbeeld ook nog eens naar de video van Richard Wilkinson. Dat de inkomensongelijkheid blijft toenemen is dus verontrustend. Wat is er aan te doen?
De OESO beveelt allereerst aan om een economisch beleid te voeren dat meer en betere banen oplevert. En verbeter het onderwijs en de mogelijkheden voor levenslang leren. Maar de toegenomen ongelijkheid maakt het ook mogelijk om de belastingen voor hogere inkomens te verhogen, door hogere tarieven en/of door vermindering van aftrekposten (hypotheekrente-aftrek in ons land!). En zorg voor goed toegankelijke publieke voorzieningen van hoge kwaliteit op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg en gezinsondersteuning (kinderopvang, thuiszorg, jeugdzorg, ouderenzorg). Of kleed die voorzieningen niet verder uit.
Wat mij opvalt is dat - wanneer was dat? ergens in de jaren negentig? - bijna alle politieke partijen het zonder meer vanzelfsprekend vonden dat de belastingtarieven voor de hoge inkomens omlaag moesten. De hoogste tarieven zijn volgens het OESO-rapport ook inderdaad gedaald van 60 tot 70 procent naar ongeveer 40 procent. Het zou mensen aansporen tot harder werken en het zou goed zijn voor de economische groei. Maar ondertussen hebben we door de kredietcrisis geleerd dat die groei die er was vooral fictief was.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten