zondag 4 december 2011

Het ontstaan van een veelpleger

Elsbeth Stoker heeft in de Volkskrant van zaterdag een interview met de 18-jarige Mohammed die een zogenaamde nieuwe veelpleger is geweest. (Hij heeft besloten er mee op te houden.)
In tegenstelling tot de 'oude veelpleger' steelt hij (de nieuwe veelpleger) niet om drugs te kopen. Bij hem draait het om materiële zaken, zoals Prada-schoenen en een Dolce & Gabbana-tas. En om de status die hij heeft binnen de criminele jeugdgroep.
Gevraagd naar hoe hij is begonnen, op zijn dertiende, vertelt hij:
'Vroeger toen ik nog een normaal jongetje was, zat ik altijd thuis. Maar op een gegeven moment ging ik naar buiten. Daar was niet zoveel te doen. Dus begonnen we met winkeldiefstallen en het jatten van fietsen. We deden zulke dingen met de hele buurt, met een groep van dertig jongens of zo.'
Dit lijkt mij een weliswaar beknopte, maar heel precieze beschrijving van wat er gebeurt als een jongen in een extreem sociaal geïsoleerd gezin opgroeit, in een buurt waarin alle andere gezinnen ook sociaal geïsoleerd zijn. Tussen de buurt (de straat) en de gezinnen bestaat een strikte scheiding. Als je op je dertiende eenmaal buiten komt, is daar, zeg maar, "niets", dat wil zeggen, niets anders dan al die andere jongetjes die ook naar buiten komen. Vanuit dat "niets" ontstaan natuurlijk niet zomaar de morele intuïties van de gemeenschap die we graag willen dat jongens aanleren. Waar zou die door ons gewenste morele en sociale ontwikkeling vandaan moeten komen?

Wat natuurlijk wel ontstaat is de cultuur van de statuscompetitie, en dan gaat het om Prada-schoenen en om de status binnen de groep. De stap naar criminaliteit is dan maar klein. Zo klein dat die jongens het overdreven vinden dat er over hen als criminelen wordt gepraat. Mohammed:
Ik zag mezelf en de jongens met wie ik omging niet als een criminele jeugdgroep. We waren gewoon een stel rotjongens die irritante dingen deden.
Natuurlijk zijn het rotjongens. Maar wij met zijn allen creëren gezinnen en buurten waarin jongens geboren worden die als ze eenmaal naar buiten komen haast niets anders kunnen dan rotjongens te worden. Ik bedoel, ze zijn misschien niet zielig, maar ze verdienen wel een betere sociale opgroei-omgeving. Waarin mensen elkaar kennen, met zijn allen een sociaal buurtleven hebben en waarin kinderen als ze het huis uitkomen zien hoe mensen met elkaar om kunnen gaan. Waarin er dus veel meer is dan "niets".

En denk niet dat je dit probleem oplost door de ouders van die jongens "er op aan te spreken". Ouders zijn machteloos zolang er in de buurt het "niets" heerst. Wat betekent dat voor de jeugdzorg en het jeugdbeleid? Dat je, als je echt preventief wilt werken, aan de buurt moet werken.

1 opmerking:

Anoniem zei

Als je aan de buurt wilt werken dan betekent dat voor de jeugdzorg dat ze dit niet zelf moet gaan doen, maar de handen ineen moet slaan met het welzijnswerk/jongerenwerk. Welzijnswerk werkt al in de buurt, heeft lijntjes met de leefwereld van de jongeren, met de buurtbewoners, buurtorganisaties, enz, enz.

Johan Cortooms
Jeugd- en jongerenwerk Wel.kom