vrijdag 25 oktober 2019

Sociaalwetenschappelijk onderzoekers zouden meer oog moeten hebben voor de collectieve uitdaging - neem nu het onderzoek naar schoolklassen

Verreweg de meeste kinderen en adolescenten brengen een groot deel van hun tijd door in de kunstmatige sociale omgeving van leeftijdsgenoten. Dat komt doordat we ooit een keer hebben bedacht dat onderwijs het beste kan worden gegeven door kinderen van dezelfde leeftijd bij elkaar in de klas te zetten.

We weten dat die leeftijdshomogene omgeving niet alleen kunstmatig is, maar ook negatieve effecten heeft. Zo ontstaat er in die omgeving gemakkelijk een strijd om status, die gepaard gaat met pesten en gepest worden. En we weten dat die statuscompetitie en dat pesten op scholen waar minder kunstmatig, en dus leeftijdsgemengd, gegroepeerd wordt, de helft minder voorkomt.

Er is veel onderzoek naar wat zich afspeelt in die leeftijdshomogene groepen. Maar het lijkt alsof onderzoekers niet beseffen hoe kunstmatig die sociale omgeving is. En dat ook een gunstiger, en dus leeftijdsgemengde, groepering mogelijk is.

Zo is er nu de nieuwe studie A Test of the Bistrategic Control Hypothesis of Adolescent Popularity, waarin het erom gaat welke kinderen in een klas het meest populair gevonden worden. Het blijkt dan dat er drie groepen populaire leerlingen kunnen worden onderscheiden:

  • het meest populair is de groep bi-strategische leerlingen, die populair zijn door een combinatie van pro-sociaal gedrag (hulpbereidheid) en dominerend/agressief gedrag. In dit onderzoek behoort 12 procent tot deze groep.
  • minder populair zijn de leerlingen die hun populariteit ontlenen aan hun pro-sociale gedrag. Die groep beslaat 20 procent van de leerlingen, met een oververtegenwoordiging van meisjes.
  • nog minder populair, maar dus wel populairder dan de rest, zijn de leerlingen die populair zijn door hun agressieve gedrag. Dit gaat om een groep van 5 procent.
Het is een voorbeeld van onderzoek waarin die leeftijdsheterogene groepering als gegeven wordt aangenomen en waarin vaak minutieus wordt beschreven en geanalyseerd wat zich in die groepen afspeelt. Waarin het ook als een gegeven wordt beschouwd dat er zich een strijd om populariteit afspeelt, waarin sommigen er beter afkomen dan anderen. En waarin wordt geconcludeerd dat sommigen zich beter aanpassen en meer succesvol zijn dan anderen.

En daarmee is het ook een voorbeeld van sociaalwetenschappelijk onderzoek dat zich toelegt op de individuele uitdaging van het zich moeten aanpassen aan een sociale omgeving waarin statuscompetitie bestaat. Denk aan het vorige bericht In het sociaalwetenschappelijk onderzoek naar statuscompetitie is er weinig oog voor "de collectieve uitdaging".

Terwijl er daarnaast natuurlijk ook levensgroot die collectieve uitdaging is, de uitdaging van het creëren van een sociale omgeving die beter is afgestemd op wat mensen willen en kunnen. Een omgeving waarin kinderen beter gedijen omdat er minder kans is op die competitie om populariteit. En waarin dus de helft minder pesten zou voorkomen. Waarin alle leerlingen beter af zouden zijn.

En waarin misschien wel 100 procent zich pro-sociaal gedraagt. Denk aan dat gemeenschapsevenwicht.

Het zou toch mooi zijn als sociaalwetenschappelijk onderzoekers meer oog zouden hebben voor het belang van die collectieve uitdaging.

Geen opmerkingen: