Ik keek met ingehouden adem. Vorige week dinsdag, op prime time, zond de Duitse televisiezender ZDF de documentaire Ganz normale Männer uit. In het kader van de herdenking van de Holocaust. Volg de link om hem te bekijken, maar doe dat niet even tussendoor. En ook niet vlak voor je wilt gaan slapen.
De documentaire is gebaseerd op het boek met dezelfde titel van de Amerikaanse historicus Christopher R. Browning, waarvan ik pas nu ontdek dat er in 2020 ook een Nederlandse vertaling van is verschenen: Doodgewone mannen. Browning komt in de documentaire ook zelf aan het woord.
Die ingehouden adem was er doordat je bevattingsvermogen tekortschiet, gecombineerd met het pijnlijke besef dat de gebeurtenissen zich echt "gewoon" hebben afgespeeld.
We wisten natuurlijk al dat van de zes miljoen door de nazi's vermoorde Joden er al twee miljoen waren omgebracht nog voor de moordmachines van de gaskamers in werking werden gesteld. Vanaf de dag dat de Duitsers de Poolse grens overstaken, begonnen ze te moorden. Door Joden, maar niet alleen hen, bij elkaar te drijven en neer te schieten. Of op te hangen, om kogels te sparen. Niet spontaan, maar omdat het van hogerhand was bevolen. Er moest in de lugubere fantasieën van Hitler en zijn volgelingen voor de Duitse bevolking Lebensraum worden gecreëerd en dat betekende niet alleen bezetting, maar ook uitroeiing.
Maar wie waren de uitvoerders? Ook de Wehrmacht werkte eraan mee, maar het waren toch vooral speciale moordbataljons die werden ingezet. Over een van die bataljons, het Reserve-Polizeibataillon 101, gaat de documentaire. Dat bestaat uit 500 leden van de Hamburgse Polizeireserve, die vanwege hun leeftijd niet voor de Wehrmacht werden opgeroepen. Doodnormale mannen.
In Polen aangekomen, krijgen ze hun macabere opdracht te horen. Er moet gemoord worden. Hun bevelhebber moet een aardige man geweest zijn, die iets gezegd moet hebben van "ja, dit is nu eenmaal wat jullie moeten doen. Niet gemakkelijk, maar het moet. Maar wie er voor terugdeinst, mag nu naar voren stappen en hoeft niet mee te doen." Van de 500 moeten er twaalf geweest zijn die een stap naar voren deden. Ze kregen ander werk. De 488 anderen bleven staan.
Hoe dun is de grens tussen goed en kwaad? De weigeraars ondervonden geen negatievere gevolgen van hun keuze dan dat ze naderhand nogal eens werden gekleineerd.
In de documentaire komt een socioloog aan het woord, die stilstaat bij dat moment van die keuze. Stel dat niet van de weigeraars was gevraagd om een stap naar voren te zetten, maar van degenen die bereid waren om de opdracht uit te voeren. Dan was de instemming niet passief geweest, maar door een daad te stellen. Zouden dan niet veel meer hebben geweigerd? Zou zo'n subtiel verschil niet veel hebben uitgemaakt? Voor de keuze tussen goed en kwaad?
Ja, dat zou je wel denken. Het ging om doodgewone mannen, waarvan we kunnen aannemen dat ze de morele gemeenschapsintuïtie voelden van het anderen geen schade toebrengen. Ze zouden hebben geaarzeld om naar voren te stappen en dan had verder de kracht van de sociale beïnvloeding zijn werk kunnen doen. Nu werkte die andersom. De meesten bleven staan.
Dat pleit er voor dat die grens tussen goed en kwaad maar heel dun is.
Maar daartegen pleit weer dat er al heel veel aan het moment van die keuze was voorafgegaan. De nazi's waren al zeven jaar aan de macht. En hadden ruim de tijd gehad om het Duitse volk, ook doodgewone mannen, met hun propaganda te vergiftigen. Joden waren al rechteloos gemaakt. Geweld was al aan de orde van de dag. De concentratiekampen waren er al.
Er was een grootscheeps proces van "normalisatie" geweest, normalisatie van kwaadaardigheid.
We moeten het dus nooit zover laten komen dat die grens tussen goed en kwaad nog maar zo dun is.
Zou die documentaire over die doodgewone mannen niet ook op prime time op de Nederlandse televisie moeten worden uitgezonden?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten