In hoe we onze samenleving inrichten houden we veel te weinig rekening met de fundamentele menselijke behoefte aan sociale veiligheid. De behoefte dus aan een omgeving waarin mensen elkaar vertrouwen en accepteren. Waarin het gemeenschapsgedrag overheerst en het statuscompetitiegedrag geen kans krijgt.
Onze huidige samenleving komt veel te weinig aan die behoefte tegemoet. Vandaar dat we de stress van statuscompetitie, ongelijkheid, armoede, angstgevoelens en eenzaamheid kennen en daarmee samenhangend de hoge prevalentie van psychische aandoeningen.
Maar hoe richt je de samenleving anders in? Als je daar bij stilstaat, dan zinkt je al gauw de moed in de schoenen. Want waar te beginnen?
Welnu, we zouden kunnen beginnen met politici te kiezen die inzicht hebben in het fundamentele belang van die menselijke behoefte aan sociale veiligheid en die dus een beleid voorstaan waarin iedereen meetelt. Waarin de ongelijkheid en dus de statuscompetitie binnen de perken wordt gehouden. Waarin de menselijke waardigheid van het iedereen-telt-mee voorop staat. Waarin niet een minister voor armoedebeleid nodig is omdat andere ministeries er al voor zorgen dat niemand in armoede hoeft te leven. Waarin iedereen een fatsoenlijk dak boven het hoofd heeft. Waarin werkgevers wettelijk verplicht zijn om hun werknemers een sociaal veilige werkomgeving te bieden. Waarin ondernemingen met een wettelijk omschreven taakopdracht tot maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn toegerust. Kortom, een beleid dat gebaseerd is op het inzicht dat de maatschappij een gezamenlijk moreel project is.
Daar zouden we allemaal mee kunnen beginnen.
Maar dan is er ook nog een ander begin. Want waar begint in de levensloop de (confrontatie met) statuscompetitie?
Die begint voor iedereen op het moment dat we de sociale veiligheid van het gezin waarin we opgroeiden, die er gelukkig vaak is, moeten verlaten en we voor het eerst te maken krijgen met de onveiligheid van de statuscompetitie. Dat is dus op het moment dat we onze kinderen naar school sturen. En dus naar de sociaal onveilige omgeving die we gecreëerd hebben met de wijze waarop we het onderwijs georganiseerd hebben. Die sociale onveiligheid blijkt eruit dat zoveel kinderen gedurende hun onderwijsloopbaan met pesten te maken krijgen.
Van pesten weten we dat het onderdeel is van dat vermaledijde statuscompetitiepatroon. En er zijn aanwijzingen dat die onderlinge statuscompetitie in het onderwijs in de hand wordt gewerkt doordat scholen te groot zijn en doordat er op de meeste scholen naar leeftijd gegroepeerd wordt. Zie Minder pesten door kleinere scholen en leeftijdsgemengde groepen.
Daarin ging het er ook over hoe ernstig dat pestprobleem is, zowel op de korte termijn als op de lange termijn. Gepest worden is stressvol en laat diepe littekens na. Het leert kinderen dat je in onze maatschappij in sociaal onveilige omgevingen terecht kunt komen en sociale onveiligheidsgevoelens zijn een belangrijke, zo niet de voornaamste, oorzaak van psychische aandoeningen.
Over dat pesten op scholen en de negatieve gevolgen ervan is nu het proefschrift Bullying Victimisation throught an Interpersonal Lens verschenen, waarop Minita Franzen vorige week in Groningen promoveerde. Het hieraan voorafgaande is eigenlijk een wat lang uitgevallen inleiding op wat ik uit dat proefschrift naar voren wilde halen.
Minita Franzen onderzocht het verband tussen gepest worden en de kans op het ontwikkelen van een depressie. Ze doet dat met een theoretisch kader, de Contemporary Integrative Interpersonal
Theory (CITT), dat sterke overeenkomsten vertoont met de eerste twee stellingen van de op dit blog veel voorbijkomende Dual Mode-theorie. Gedrag tussen mensen kan volgens die theorie langs twee dimensies worden gekarakteriseerd, die van Agency (overeenkomend met statuscompetitiegedrag) en die van Communion (overeenkomend met gemeenschapsgedrag). De dimensie van gemeenschapsgedrag loopt van het uiterste van vijandigheid naar het andere uiterste van vriendelijkheid. En de dimensie van statuscompetitie loopt van overheersing naar onderwerping. Dat komt overeen met de Eerste stelling van de Dual-Mode theorie.
Bovendien lokt het statuscompetitiegedrag van de een dat van de ander uit: dat wil zeggen, het overheersend gedrag van de een vergroot de kans op onderwerpingsgedrag van de ander. En op de dimensie gemeenschapsgedrag lokt vijandigheid van de een vijandigheid van de ander uit en vriendelijkheid van de een vriendelijkheid van de ander. Het verschil met de tweede Stelling van de Dual-Mode-theorie is dat daar statuscompetitiegedrag van de een dat van de ander uitlokt, wat zowel kan leiden tot een manifeste statusstrijd als een stabiel statusverschil, waarin de een overheerst en de ander zich onderwerpt.
Hoe dan ook, Minita Franzen beschouwt het pestgedrag als een poging tot overheersing en de reactie daarop van het slachtoffer als onderwerping. En een uitingsvorm van onderwerping is depressie. Gepest worden leert je dat de wereld onveilig is en dat onveiligheidsgevoel zet aan tot depressief gedrag, met symptomen als neerslachtigheid, slecht over jezelf denken, slecht slapen, concentratieproblemen, nergens in geïnteresseerd zijn en zelfmoordgedachten hebben. Noch de wereld om je heen, noch jijzelf zijn nog de moeite waard. Volgens de evolutionaire psychiatrie is depressief gedrag een aanpassing aan het door anderen gedomineerd worden, als een poging om de schade nog zoveel mogelijk te beperken. "Ik ben al verslagen en ben geen gevaar meer."
Klopt het nu dat gepest worden en gepest zijn de kans op depressie vergroot? Ja, Minita Franzen vindt daar voor aanwijzingen. Scholieren die gepest werden toen ze 13 jaar waren, hadden op 19-jarige leeftijd meer depressieve symptomen. Bovendien bleek dat ze toen ze 16 jaar waren meer vijandigheidsgevoelens hadden, wat je kunt zien als een aanwijzing dat ze de wereld als sociaal onveiliger zagen. En die sociale onveiligheidsgevoelens bleken een tussenliggende schakel te zijn: een derde van het verband tussen het gepest zijn en de latere depressiesymptomen werd verklaard door die onveiligheidsgevoelens.
Kortom, het aanpakken van dat pestprobleem, waar zo veel scholieren mee te maken hebben, zou een goed eerste stap op weg naar een betere samenleving. Waarin we dus meer rekening houden met die fundamentele menselijke behoefte aan sociale veiligheid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten