Zonder ook maar iets af te doen aan het belang van het Nederlandse verzet tegen de Duitse bezetting van 1940 - 1945, kun je je toch afvragen waardoor dat verzet niet veel massaler was. In het vorige bericht zagen we de schatting voorbijkomen dat zo'n vijf procent van de bevolking actief was in het verzet. Waardoor was dat verzet niet veel omvangrijker?
Een bezetting door een vreemde mogendheid, dat is toch iets waar je massaal tegen in opstand komt? Denk even aan het verzet van de Oekraïense bevolking tegen de invallende Russen. Er gingen filmpjes rond van Oekraïners die demonstreerden tegen Russische soldaten en hen uitjouwden. Er waren veel vrijwilligers die zich aanmelden om te vechten. Daarbij vergeleken liet de Nederlandse bevolking de Duitse inval gelaten over zich heen komen. Terwijl toch niet meer dan zo'n vijf procent, van de bevolking, zie weer het vorige bericht, sympathiseerde met de Duitsers.
Ook na de inval van mei 1940 nam het verzet, nogmaals, hoe belangrijk en heldhaftig ook, nooit massale vormen aan. De Februaristaking van 24 februari 1941 had daarvan het begin kunnen zijn. Tienduizenden Amsterdammers legden het werk neer als protest tegen de Jodenvervolging en de verplichte tewerkstelling in Duitsland. Het verzet breidde zich uit naar Hilversum, Haarlem en Utrecht. Maar de Duitsers grepen hard in, waarbij doden en gewonden vielen. Op de Historiekpagina Februaristaking (1941) – Protest tegen de Jodenvervolging wordt gemeld dat de staking na twee dagen werd beëindigd, "ook onder druk van het Amsterdamse gemeentebestuur".
Het is zaak om bij dat laatste verder stil te staan. Want dat die Februaristaking toch helaas al vrij snel in elkaar zakte, zal ermee te maken hebben gehad dat het een spontane actie was, zonder centrale inspiratie en coördinatie. Waarbij je natuurlijk ook meteen bedenkt dat onderlinge communicatie, zonder internet en sociale media (zoals in Oekraïne nu), uiterst moeilijk was. En juist bij een spontane collectieve actie, met een potentieel grote steun, is het van cruciaal belang dat iedereen geïnformeerd raakt over die grote actiebereidheid van anderen. Als daar onzekerheid over is, dan wordt de kans op succes al gauw veel kleiner.
In termen van de Dual Mode-theorie gesteld, valt het meedoen aan het verzet, hier het meedoen aan die staking, te zien als een vorm van gemeenschapsgedrag. We zijn met zijn allen, in het bijzonder onze Joodse landgenoten, slachtoffer van overheersing en onderdrukking. Onze morele gemeenschapsintuïties vertellen ons dat we daartegen in opstand moeten komen. Dat doen we voor onszelf, maar juist ook voor elkaar. En in het bijzonder voor degenen die het meest gevaar lopen.
Maar voor iedereen individueel geldt dat het van groot belang is om te weten hoeveel anderen er net zo over denken en bereid zijn om actie te ondernemen. In plaats van zich bij de onderdrukking neer te leggen en de veiligheid van berusting en terugtrekking te zoeken. Als inderdaad velen actiebereid zijn, en hun gemeenschapsintuïties willen volgen, dan moet de informatie daarover zich over iedereen verspreiden. Waarna, Stelling 2 van de Dual Mode-theorie, de kans op een geslaagde collectieve actie snel toeneemt.
Het kan dus zo geweest zijn dat het snel verzanden en mislukken van de Februaristaking er een gevolg van is geweest dat de informatie over de grote actiebereidheid zich niet goed kon verspreiden. Waarbij ook de afhoudende rol van het Amsterdamse gemeentebestuur van belang kan zijn geweest. Als dat gemeentebestuur, en andere overheidsdienaren, meer hun nek hadden uitgestoken, en als het nieuws daarover zich had kunnen verspreiden, dan had dat ook iets verteld over de onderliggende actiebereidheid.
In dat verband is weer de vergelijking met Denemarken interessant. Denk aan het bericht Over hoe het kon dat zoveel joodse Nederlanders in 40 - 45 werden gedeporteerd en vermoord. De Deense regering en het koningshuis bleven na de Duitse inval aan en accepteerden een "vreedzame bezetting". Daar valt van alles over te zeggen, maar het had als voordeel dat regering en koning zich nog enigszins een onafhankelijke rol konden toe-eigenen en dat ook deden.
Zo moet Koning Christiaan X hebben laten weten dat hij zelf ook de davidsster zou gaan dragen als dat zou worden opgelegd aan zijn joodse onderdanen. Dergelijke berichten moeten invloed op de Denen hebben gehad en hen hebben geholpen bij het bepalen van wat het juiste gedrag was. Ook al omdat mensen van elkaar wisten dat ze van die berichten op de hoogte waren. Het kan een element zijn geweest dat er voor gezorgd heeft dat de Deense bevolking wel, en de Nederlandse bevolking niet, met zoveel succes hun Joodse landgenoten hebben gered.
Meer in het volgende bericht. Hier het vervolg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten