dinsdag 16 augustus 2022

Een sociaalwetenschappelijk zicht op hoe Nederlanders reageerden op de Duitse Bezetting - 1

Als je sociale wetenschap beoefent, dan is het onvermijdelijk, ja, zelfs gewenst, dat je sociaalwetenschappelijke inzichten en je eigen persoonlijke ervaringen en geschiedenis met elkaar in verband brengt. In een aantal eerdere berichten op dit blog ging ik in op een heel vroege herinnering aan een gebeurtenis aan het eind van mijn tweede levensjaar, die enkele weken voor de Bevrijding van de Duitse Bezetting plaats vond. Die had er mee te maken dat mijn vader (Hendrik de Vos, 1907 - 1998) bij het Verzet betrokken was geraakt en dat er gedurende de laatste vier maanden van de Bezetting door de Engelsen gedropte wapens bij ons in de bijkeuken verborgen lagen. Zie hier het laatste van deze reeks berichten. En volg de links naar de daaraan voorafgegane berichten als je die nog niet gelezen mocht hebben.

Ik kondigde al aan dat ik ook in zou gaan op wat er sociaalwetenschappelijk over die ervaringen en gebeurtenissen zoal valt te zeggen. Het wordt tijd om dat nu ook te gaan doen. Dat ik daar mee gewacht heb, zal er mee te maken hebben dat ik niet goed wist waar te beginnen. Dat weet ik eigenlijk nog niet, maar zolang je niet begint, gebeurt er niets.

Ik begin dus maar gewoon ergens en dat is bij de vraag wat er sociaalwetenschappelijk te zeggen valt over de verschillende reacties onder de Nederlandse bevolking op de Duitse bezetting. Er ontwikkelde zich een verzetsbeweging, maar hoe groot was die? Bij het NIOD kom je de schatting tegen van 45.000 personen die in georganiseerd verband verzet pleegden. Dat getal tref je ook aan bij Shirley Haasnoot en Bas Kromhout (10 grote Nederlandse verzetshelden), die eraan toevoegen dat die door honderdduizenden anderen gesteund en geholpen werden. Dat verzet riskant was, blijkt er uit dat er aan het eind van de oorlog van die 45.000 nog zo'n 35.000 in leven waren. Tijdens de oorlogsjaren werden zo'n 20.000 mensen wegens verzetsdaden opgepakt. Er bestaat ook een schatting dat zo'n vijf procent van de bevolking (van 9 miljoen) actief was in het verzet, waartegenover er ook zo'n vijf procent actief meewerkten, collaboreerden, met de Duitsers. De rest "was niet ‘fout’ maar steunde ook geen verzet of vervolgden en ging zo goed en zo kwaad als dat ging door met het dagelijkse leven."

De bezetting door de Duitsers was een overname van het gezag van een soevereine staat en dus een geval van onderdrukking en overheersing van de bevolking van die staat. Hij kwam voort uit het extreem statuscompetitieve wereldbeeld van het Hitler-bewind, waarin Duitsland door oorlog andere landen aan zich diende te onderwerpen, omdat vermeende vijanden, het "internationale Jodendom" voorop, dienden te worden geëlimineerd. Eenzelfde wereldbeeld zien we nu, in 2022, weer om zich heen grijpen, met allerlei idiote samenzweringstheorieën, maar dat terzijde.

Even afgezien van die vijf procent die met de Duitsers collaboreerden, en die de bezetting dus niet als overheersing en onderdrukking ervoeren, welke reacties konden er sociaalwetenschappelijk gezien van Nederlanders worden verwacht? Heel algemeen geformuleerd, vallen er twee reactiemogelijkheden op bedreigingen te onderscheiden, die van het vechten of vluchten (mobilisatie met angst) en die van de immobilisatie en terugtrekking (immobilisatie met angst). Denk aan de polyvagaaltheorie van Stephen W. Porges, die op dit blog al een paar keer langskwam en die helder wordt beschreven door Stanley Rosenberg in in De nervus vagus als bron van herstel. (Op dat boek kom ik zeker nog een keer terug.)

Weer heel algemeen geformuleerd, konden Nederlanders er dus na de Duitse inval en gedurende de bezetting voor "kiezen" om te vechten, dus actief verzet te plegen, te vluchten, zoals naar Engeland, zoals velen in mei 1940 deden of dat probeerden, of zich terug te trekken. Er waren er ook honderden die zichzelf om het leven brachten (zie De zelfmoordgolf van mei 1940). Eerlijk gezegd weet ik niet of je dat als ultieme vlucht moet zien of als ultieme terugtrekking. 

Van dat vluchten afgezien, was er dus een kleine minderheid die er vroeger of laten voor koos om te vechten. Dus om actief verzet te plegen. En een grote meerderheid die daar niet voor koos, oftewel om dat ze zich terugtrokken, oftewel om andere redenen. Want er zullen misschien veel meer zijn geweest van degenen die zo goed en zo kwaad mogelijk doorgingen met hun dagelijks leven, die wel mee hadden willen doen met het verzet als ze maar de mogelijkheden daartoe hadden gezien. Daarover meer in het vervolg. Hier het vervolg.

Geen opmerkingen: