In het statuscompetitieve wereldbeeld is de wereld onveilig en vergeven van vijanden. In dat wereldbeeld ben jij of jouw groep of jouw volk pas veilig als jij of jullie onbedreigd aan de top staan van de statushiërarchie. Als alle macht bij "ons" geconcentreerd is en alle "anderen", de "vijanden" machteloos zijn geworden. Of, nog liever, als alle vijanden zouden zijn vernietigd.
Zolang die vernietiging niet voltooid is, en dat is meestal zo, staat alles in het teken van de strijd, van het je macht laten gelden en het intimideren en vernederen van wat jij als vijanden ziet. Daarbij kun je nooit verslappen, want elk teken daarvan zou de vijand hoop kunnen geven en kunnen aanmoedigen. Alles moet erop gericht zijn om dat te voorkomen.
Als dat wereldbeeld de kans heeft gekregen om zich te verspreiden en door te zetten, dan is er een toestand ontstaan waarin iedereen zich onveilig voelt. De onderdrukten, doordat ze voortdurend geïntimideerd en vernederd worden. Maar ook de onderdrukkers, omdat ze altijd en overal vijanden zien.
Van een "samenleving" kun je eigenlijk niet meer spreken. De sociaalwetenschappelijke term is: statushiërarchie. In Een sociologie die ertoe doet: een realistisch normatief kader voor sociale hervormingen analyseer ik die toestand als een "statuscompetitie-evenwicht". Als je niet beter zou weten, dan zou je niet op het idee komen dat ook het gemeenschapspatroon tot de menselijke sociale natuur behoort.
Dat alles in het teken van de strijd staat, moet heel letterlijk worden genomen. Remmingen, in de zin van wat moreel juist is of van wat waarheid is, ontbreken. Integendeel, in het narcistische, statuscompetitieve wereldbeeld wordt het "zich bevrijd hebben" van de moraal en van de wetenschap gevierd. Het streven naar de ultieme veiligheid van het onderdrukt of zelfs geëlimineerd hebben van de vijanden, mag niets in de weg worden gelegd.
Zeker, het is een naargeestig wereldbeeld en het is een naargeestig beeld als de maatschappij er zo uitziet of die kant lijkt op te drijven. Maar het is precies die naargeestigheid die zich aan je opdringt als je naar vroegere of hedendaagse manifestaties er van kijkt.
In het nog niet zo verre verleden was er de huiveringwekkende naargeestigheid van nazi-Duitsland en de Holocaust. Waarin het "Jodendom" als vijand was uitgekozen en moest worden geëlimineerd. Waarin werkelijk alles instrumenteel was aan dat einddoel. Met een moreel vacuüm, dat met verering van de Leider, propaganda, wereldvreemde fantasieën en leugens werd opgevuld.
Tegenwoordig herkennen we een variant van diezelfde naargeestigheid in het statuscompetitieve wereldbeeld van het populistische rechts-extremisme. Waarin "het eigen volk" aan de macht behoort te zijn en waarin dus degenen die het iedereen-telt-mee van de democratie verdedigen de vijanden zijn. Waarin mensenrechtenverdragen behoren te worden opgezegd, want niet iedereen heeft dezelfde rechten. Waarin vluchtelingen en asielzoekers horen te worden geweerd. Waarin "wij", de machtigen en de rijken en de overheersers, ons niet laten dwingen om mee te betalen aan de collectieve voorzieningen en de sociale zekerheid. Waarin de armen en kwetsbaren hun plaats behoren te kennen.
En waarin we "onze" overtuigingen in een culture war aan iedereen moeten kunnen opleggen. Waarin we niet gehinderd mogen worden door morele beperkingen. Dus zelfverrijking en corruptie.
Noch door de beperkingen van wetenschap en waarheid. Dus de beeldvorming, de samenzweringstheorieën, de desinformatie en de leugens en de klimaatontkenning.
De rechts-extremistische flank van het Nederlandse politieke landschap. De nasty Party van de Conservatieven in Groot-Brittannië. De Republikeinen in de Verenigde Staten. De Bolsonaristas in Brazilië. De AfD en de Reichsbürger in Duitsland. Orbán en zijn aanhangers in Hongarije. En Poetin en de kring om hem heen in Rusland. Een naargeestig tableau.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten