Volgens de onderzoekers van de net in Nature verschenen studie Papers and patents are becoming less disruptive over time is er sinds 1950 een trend te zien van steeds minder onderzoek dat bestaande inzichten omverwerpt.
Een van de aanwijzingen die ze daarvoor geven is dat er in die periode steeds minder artikelen verschijnen en patenten worden toegekend die veel geciteerd worden terwijl eerder in hetzelfde vakgebied verschenen publicaties daarna juist minder worden geciteerd. Als een artikel of een patent die invloed heeft op het citatiepatroon, dan moet dat wel betekenen dat het bestaande kennis omverwerpt. Want het maakt oudere publicaties kennelijk minder relevant. In de Figuur hieronder zie je de afname voor verschillende vakgebieden afgebeeld.
Wetenschappelijke groei van kennis bestaat er bovenal uit dat bestaande inzichten worden vervangen door betere. Waarbij dat betere er op slaat dat het nieuwe inzicht dieper is, dat wil zeggen dat je eruit af kunt leiden onder welke voorwaarden het al bekende inzicht wél en onder welke voorwaarden het niet opgaat. Anders gezegd, het nieuwe inzicht maakt duidelijk dat het bestaande inzicht een benadering was van hoe volgens het nieuwe inzicht de werkelijkheid in elkaar steekt. Zie het bericht Hoe de replicatiecrisis op te lossen? Over het belang van een overkoepelend theoretisch kader, over diepte en over videogames, met een voorbeeld en een verwijzing naar Objective Knowledge. An Evolutionary Approach van Karl Popper.
Als inderdaad die wetenschappelijke groei van kennis sinds 1950 stagneert, dan is dat reden voor zorg. Voortschrijdende groei van kennis en daarmee correctie van bestaande inzichten is immers van groot belang.
Waar zou het aan kunnen liggen? De auteurs noemen als mogelijke oorzaak dat onderzoekers gedurende de onderzochte periode meer ertoe zijn aangezet om onderling te concurreren op aantallen publicaties. Daardoor zijn ze zich sterk gaan specialiseren op een beperkt gebied en zijn ze zich minder breed gaan oriënteren:
We attribute this trend in part to scientists’ and inventors’ reliance on a narrower set of existing knowledge. Even though philosophers of science may be correct that the growth of knowledge is an endogenous process—wherein accumulated understanding promotes future discovery and invention—engagement with a broad range of extant knowledge is necessary for that process to play out, a requirement that appears more difficult with time. Relying on narrower slices of knowledge benefits individual careers53, but not scientific progress more generally.
Dit lijkt ermee samen te hangen dat jonge universitaire onderzoekers langdurig in tijdelijke aanstellingen terecht komen, waarin ze sterk worden beoordeeld op aantallen publicaties. Dat bevordert het zich conformeren aan bestaande inzichten, het zich aansluiten bij wat gebruikelijk en geaccepteerd is. Dus het zich bewegen binnen de bestaande grenzen van hun vak, dat wil zeggen van de inzichten van je hoogleraar die je beoordeelt en van de peers die je papers beoordelen. Hoe meer je die grenzen zou willen overschrijden, hoe breder en omvangrijker de literatuur die je moet kennen, hoe meer tijd je moet investeren en hoe groter de kans op mislukking.
Een en ander betekent ook een selectieproces. Degenen die zich hier nog goed bij voelen, hebben de meeste kans op een vaste aanstelling. En als ze die eenmaal hebben, gaan ze voort op de ingeslagen weg. Doordat ze dat nu eenmaal hebben aangeleerd en als gebruikelijke gang van zaken hebben geaccepteerd.
Dat is dus een institutionele vormgeving van het wetenschapsbedrijf die precies tegengesteld is aan waar het in de wetenschap om zou moeten gaan. De auteurs bepleiten daarom:
To promote disruptive science and technology, scholars may be encouraged to read widely and given time to keep up with the rapidly expanding knowledge frontier. Universities may forgo the focus on quantity, and more strongly reward research quality56, and perhaps more fully subsidize year-long sabbaticals. Federal agencies may invest in the riskier and longer-term individual awards that support careers and not simply specific projects57, giving scholars the gift of time needed to step outside the fray, inoculate themselves from the publish or perish culture, and produce truly consequential work.
Het is natuurlijk een grote stap, maar het is wel inzichtelijk om even stil te staan bij hoe Darwin en Einstein de in hun tijd bestaande inzichten in hun vakgebied omver wierpen.
Darwin ging op 27 december 1831 aan boord van de Beagle om vijf jaar lang letterlijk zijn horizon te verbreden. Daarna kon hij nog tot 1859 de tijd nemen om zijn On the Origin of Species te publiceren. In zijn autobiografie schreef hij in 1876:
Ik heb veel gewonnen door het niet in 1839 uit te geven, toen de theorie duidelijk in mijn hoofd gepubliceerd was, maar door de publicatie uit te stellen tot 1859.
En Einstein werkte na zijn afstuderen aan de Technische Universiteit van Zürich vijf jaar buiten de universiteit aan de vier artikelen waarmee hij in 1905 de natuurkunde voorgoed veranderde. We weten dat natuurlijk niet, maar het zou kunnen dat het hem hielp dat hij zich als jonge onderzoeker gedurende die vijf jaar niet in een universitaire setting hoefde te bewijzen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten