dinsdag 19 september 2023

Kiezers willen minder ongelijkheid en rechtvaardiger verhoudingen. Maar dat wilden ze eerder ook al. En dus over sociale zeepbelvorming onder politici

De werking van de innerlijk tegenstrijdige menselijke sociale natuur, waarin het gemeenschapspatroon en het statuscompetitiepatroon om de voorrang strijden, valt in alle sociale domeinen waar te nemen. In de persoonlijke fysieke en online levenssfeer, in die van de anonieme ontmoetingen, zoals in de publieke ruimte en op sociale media, in de georganiseerde verbanden van verenigingen, vrijwilligersorganisaties en ondernemingen en in het verband van de nationale staat. Ja, zelfs daarboven, in het verband van de internationale politiek, in de vorm van gewelddadige conflicten en van mensenrechtenverdragen.

In het verband van de nationale staat wijst alles erop dat we nu in een overgangstijd zitten waarin het gemeenschapspatroon opnieuw de overhand krijgt op het statuscompetitiepatroon. Terwijl na de Tweede Wereldoorlog het gemeenschapspatroon zich in de politiek doorzette met de opbouw van de sociale zekerheid en van rechtvaardige verhoudingen, kreeg vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw het statuscompetitiepatroon steeds meer het heft in handen. Waardoor de bestaansonzekerheid en de ongelijkheid toenamen.

Voor wat ons land betreft heeft dat er uiteindelijk toe geleid dat nu vrijwel alle politieke partijen aankondigen dat ze de bestaansonzekerheid willen verminderen en de ongelijkheid willen terugdringen.  Zie ook Bestaanszekerheid terug waar het hoort: in het hart van de politiek – Hoog tijd voor een nieuw politiek tijdperk.

En dat is ook precies wat de kiezers willen, getuige de uitslag van het representatieve onderzoek van Ipsos in opdracht van de NOS: Nederlanders willen dat welvaart eerlijker wordt verdeeld:

Bijna twee derde van de Nederlanders (64 procent) vindt het belangrijk dat de welvaartsverschillen kleiner worden. Kiezers van alle partijen zijn het daarmee eens. Bij linkse partijen ligt dat percentage rond de 80, maar ook onder VVD-kiezers is 43 procent er voorstander van.

Een eerlijke welvaartsverdeling moet volgens Nederlanders vooral worden betaald door bedrijven meer belasting te laten betalen. 60 procent vindt dat de belasting voor bedrijven omhoog moet. Bijna evenveel mensen (56 procent) vinden dat er meer belasting moet worden geheven op hogere inkomens. Ook verhoging van de vermogensbelasting krijgt veel steun (49 procent).

Daarbij moet meteen worden opgemerkt dat die sterke voorkeur van mensen voor minder grote inkomensverschillen niet nieuw is. In de tientallen jaren van neoliberaal beleid die achter ons liggen en die de ongelijkheid doelbewust lieten oplopen, is er eigenlijk altijd de opvallende kloof geweest tussen wat de politici teweegbrachten of lieten gebeuren en de afkeer van grote ongelijkheid bij de kiezers. Het lijkt er sterk op dat de politici veel meer meegingen in het omhelzen van het statuscompetitiepatroon dan de kiezers voor wenselijk hielden. De sociale zeepbelvorming van de marktvuistregel was er vooral onder de politici, veel minder onder de kiezers. Over het algemeen volgens mensen liever het in hen levende gemeenschapspatroon van iedereen-telt-mee dan dat vervelende statuscompetitiepatroon van het ieder-voor-zich. En dat komt to uiting in kiezersvoorkeuren. Als kiezers zijn mensen kennelijk stabieler dan als politici.

Ter toelichting hieronder een aantal berichten die eerder op dit blog verschenen.

Burgers willen geen kleinere overheid met lagere belastingen

 (16 september 2013) Steeds meer blijkt dat de voorstanders van bezuinigen in een recessie meer gemotiveerd zijn om zo de overheid een kopje kleiner te maken dan om ons uit die recessie te helpen. In ons land is dat van de VVD zonder meer duidelijk, al was het maar doordat Rutte dat met zoveel woorden heeft gezegd. Maar het lijkt er op dat de andere regeringspartij, de PvdA, ook een kleinere overheid wil.

Nu is groot of klein eigenlijk niet de eerste vraag. Belangrijker is wat je als belangrijke overheidstaken ziet en dan blijkt wel hoe groot of klein die overheid moet zijn om die taken uit te voeren. Maar de PvdA koos altijd voor een pakket taken op het gebied van sociale zekerheid, sociale voorzieningen, werkgelegenheid, onderwijs en gezondheidszorg dat met een kleine overheid moeilijk valt uit te voeren. Ook al omdat langs die weg rechtvaardigheid, gelijkheid en gelijke kansen werden bevorderd.

Daarvan lijkt nu alleen de nivellering te zijn overgebleven. Als er maar genivelleerd word, ik chargeer wat, dan stemt de PvdA graag in met een kleinere overheid, hoge werkloosheid  en een nodeloos langere duur van de recessie. Alles ten behoeve van begrotingsevenwicht, op zich een onzinnig doel.

Maar willen de burgers eigenlijk wel een kleinere overheid? En lagere belastingen?

Een antwoord op die vraag was vorige week voor Engeland te vinden in de nieuwste British Social Attitudes. In dat onderzoek wordt ook gekeken naar de houding van burgers tegenover overheidsuitgaven en de rol van de overheid.

Wat blijkt daaruit? Als je kijkt naar Figuur 2.1 op pagina 36, dan zie je dat het percentage van de Britse burgers dat zegt lagere belastingen en minder overheidsuitgaven te willen, tussen 1983 en 2012 altijd lager is geweest dan 10 procent. In Engeland moeten ze dus helemaal niets hebben van die kleinere overheid.

Hoe zit dat dan in Nederland? Ik kon alleen de cijfers vinden voor de periode tussen 1970 en 2002, in het SCP-rapport De steun voor de verzorgingsstaat, 1970-2002. Het gaat daar, op pagina 14, over de vraag hoeveel geld de overheid voor openbare voorzieningen moet hebben. Mensen konden kiezen tussen "veel meer", "een beetje meer", "zo laten", beetje minder" en "veel minder". In 1970 koos 7 procent voor een beetje of veel minder. Dat percentage nam daarna flink toe (met een maximum van 16 procent in 1975), maar was in 1996 weer naar 8 procent teruggevallen. In 2002 was het gedaald naar 6 procent. (Heeft het SCP niet de recentere cijfers?)

Ook in de Verenigde Staten blijkt keer op keer de steun voor sociale voorzieningen opvallend hoog te zijn. Terwijl daar de retoriek van de kleine overheid hoogtij viert. En de ongeïnformeerdheid schrikbarend is. Wat er toe kon leiden dat leden van de Republikeinse partij en van de conservatieve Tea Party-beweging konden uitroepen dat de overheid met haar handen van hun Medicare-uitkering moest afblijven, onwetend van de omstandigheid dat Medicare een overheidsvoorziening is.

Al met al redenen om te denken dat die opbouw van de verzorgingsstaat na de Tweede Wereldoorlog in de westerse landen niet zomaar een voorbijgaand verschijnsel is. Ik denk als je de menselijke sociale natuur combineert met algemeen kiesrecht en met voldoende garanties voor goed onderwijs en goede informatievoorziening, dat er dan altijd een behoorlijk omvangrijke verzorgingsstaat uit tevoorschijn komt. Mensen zijn bereid daarvoor te betalen.

Zijn de kiezers linkser dan de politici? 

 (25 augustus 2015) De steun voor de verzorgingsstaat kun je aflezen aan de houding tegenover de wenselijkheid van uitgaven ten behoeve van publieke en sociale voorzieningen. En dan blijkt steeds dat die houding opvallend positief is. Mensen willen helemaal geen kleinere overheid met lagere belastingen. Zie hier voor cijfers voor het Verenigd Koninkrijk en Nederland.

En cijfers uit 2008 voor 13 West Europese landen laten zien dat een ruime meerderheid (69 procent) er voor is dat de overheid maatregelen neemt om de inkomensongelijkheid terug te dringen. Een inkomensbeleid dus dat past bij de verzorgingsstaat vanwege de steun voor de zwakkeren en de hoge belastingtarieven voor de rijkeren.

Omdat de huidige Europese politieke elite geheel in de ban is van de neoliberale hervormingsdrang, vraag je je af of de politici wel doorhebben dat de kiezers een linkser beleid voorstaan. Want volgens al die hervormingen moet het allemaal wat minder met die publieke en sociale voorzieningen. We moeten bezuinigen en de overheid moet kleiner. De markt moet meer ruimte krijgen. En dat houdt in dat we grote inkomensverschillen mogen betreuren, maar dat we als overheid ons daar niet mee behoren te bemoeien. Dat dit de overheersende opvatting is geworden onder de politieke elite, ligt er overigens vooral aan dat de sociaal-democratie vrijwel naar het neoliberale kamp is overgelopen.

Dat de steun voor de verzorgingsstaat onder de kiezers groot en stabiel is, wordt bevestigd door recente cijfers van TNS NIPO, waar Tim de Beer mij op attendeerde. In juni van dit jaar konden mensen op een schaal van 1 (veel kleiner) tot 10 (veel groter) aangeven of ze kleinere of grotere inkomensverschillen wilden. Het blijkt dan dat 77 procent de voorkeur geeft aan kleinere inkomensverschillen. Opvallend is ook dat de gemiddelde score 4,0 bedraagt. Alleen de VVD-kiezers zaten met 5,51 rechts van het midden.

Het lijkt een hype te zijn, dat neoliberale "hervormings"- en bezuinigingsbeleid van de huidige politici, los gezongen van wat onder de kiezers leeft.

Je mag dus verwachten dat verkiezingen dat vroeg of laat zullen corrigeren. Ik denk even aan de ontwikkelingen in het Verenigd Koninkrijk, waar Jeremy Corbyn, een sociaal-democraat die wordt afgeschilderd als radicaal-links, hoge ogen gooit om de nieuwe leider van  Labour te worden. Met beleidsvoornemens waar nogal wat mainstream-economen zich achter hebben gesteld

Zijn de kiezers linkser dan de politici? Nieuwe aanwijzingen

(22 mei 2017) We maken een tijd mee waarin er sprake is van verrechtsing van het electoraat. Maar het zou wel eens kunnen zijn dat die verrechtsing, en vooral de populariteit van het neoliberalisme, vooral een fenomeen is dat zich afspeelt in de kringen van de politici.

Het lijkt soms alsof dat kringetje van politici, waar overigens politieke verslaggevers graag dicht tegenaan schurken, een eigen wereldje is geworden. Waarbinnen natuurlijk verschillen van mening bestaan, maar waarin ook een stilzwijgende afspraak lijkt te heersen dat het met die verschillen niet uit de hand moet lopen. Vooral als je de verdenking op je laadt dat je "te links" bent, dan loop je kans om niet meer echt serieus te worden genomen. In dat wereldje en de daaromheen cirkelende media is links "uit".

Verrechtsing dus in de politiek. Maar ook bij de kiezers?

Dat staat nog te bezien. Ik stond daarbij stil in de berichten Burgers willen geen kleinere overheid met lagere belastingen en Zijn de kiezers linkser dan de politici? Er zijn aanwijzingen dat de steun voor de sociale zekerheidsarrangementen en voor de kleinere inkomensverschillen van de verzorgingsstaat onverminderd hoog is. En dat de ideologie van de kleine overheid bij de kiezers helemaal niet populair is. Zie voor meer daarover ook Over ontevredenheid met de politiek en de steun voor de verzorgingsstaat - leven we in een pre-revolutionaire toestand? en Essay De lokale verzorgingsstaat: bestaanszekerheid in het geding?

Daar komen nu nieuwe aanwijzingen bij voor wat de Verenigde Staten betreft. Laat je geen rad voor ogen draaien: dat daar Donald Trump op een of andere manier aan de macht is gekomen ( op welke manier zal nog blijken), doet er niets aan af dat het Amerikaanse kiezersvolk in feite steeds meer naar progressief en links tendeert. Het lijkt er zelfs op dat het verschijnsel Trump die tendens heeft versterkt.

Dit blijkt uit cijfers die Ruy Teixeira vandaag op Vox geeft. Zie What right-wing populism? Polls reveal that it’s liberalism that’s surging. We zien bijvoorbeeld dat de houding tegenover immigranten overwegend positief is en positiever is geworden. 60 procent van de Amerikanen is nu van oordeel dat immigratie Amerika meer helpt dan schaadt, terwijl slechts ruim 30 procent van het tegendeel overtuigd is. En de houding tegenover de Affordable Care Act (Obamacare) is nu positief, ondanks de massieve rechtse propaganda. Waartegenover slechts 21 procent zijn goedkeuring geeft aan het door de Republikeinen ingediende alternatief voor Obamacare.

En hoe opvallend is dit plaatje, dat ik naar ik aanneem als een citaat wel mag overnemen:



We zien dat de algemene houding tegenover de rol van de overheid in het oplossen van problemen en het tegemoetkomen aan de behoeften van mensen sinds 1995 sterk positiever is geworden. De Republikeinse anti-overheidspropaganda, die met Ronald Reagan een aanvang nam en door George Bush werd voortgezet, slaat niet meer aan. En heel recent lijkt het afschrikwekkende fenomeen Trump zijn werk te doen.

Blijft natuurlijk de vraag hoe het kon gebeuren dat er in de kringen van politici en media zo'n merkwaardige neoliberale zeepbel kon ontstaan. Wat dat betreft zijn we denk ik voorlopig nog niet uitgepraat over de betreurenswaardige rol die de sociaal-democraten daarin gespeeld hebben

Ruime meerderheden vinden dat overheid de ongelijkheid binnen de perken moet houden

(7 november 2019) Maarten Hermans van de KU Leuven maakte met de data van de European Social Survey de onderstaande grafiek. Je ziet voor de jaren 2002, 2008, 2014 en 2018 het percentage van de ondervraagden dat het er mee eens of er sterk mee eens is dat de overheid beleid moet voeren tegen te grote inkomensongelijkheid.

Je ziet voor de landen Nederland, Groot Brittannië, Noorwegen, België, Duitsland, Frankrijk en Italië een duidelijke toename van die percentages. Dat is gemakkelijk te verklaren uit de toename van inkomensongelijkheid in veel landen en de daarmee gepaard gaande toename van berichten in de media daarover. (Lees hieronder door.)

Maar wat je ook ziet is dat de percentages over de gehele periode ruim boven de vijftig procent liggen. Het gemiddelde van deze landen zal in 2002 zo ongeveer tegen de 70 procent hebben gelegen en lijkt in 2018 toegenomen te zijn tot tegen de 75 procent.

De verschillen tussen de landen kunnen te maken hebben met de verschillen in ongelijkheid. Volgens die redenering zou de ongelijkheid in Italië aanzienlijk groter zijn dan die in Nederland, wat geloof ik ook zo is.

Maar ze kunnen ook te maken hebben met verschillen in politieke opvattingen. Grotere inkomensgelijkheid brengt een land dichter bij het gemeenschapsevenwicht en vooral de linkse kiezers zullen daarmee instemmen. En zo gezien valt het op dat de drie grote landen Italië, Frankrijk en Duitsland in 2018 het meest links zijn. (Terwijl Duitsland in 2002 het minst linkse land was.)

Maar wat natuurlijk bovenal opvalt is dat  het zulke ruime meerderheden zijn die vinden dat de ongelijkheid niet te groot moet zijn en dat daar een taak voor de overheid ligt. Terwijl in deze periode bij de politici nog de neoliberale fantasiewereld overheerst waarin de markt vooral zijn werk moet doen en de overheid daar zo weinig mogelijk tussen moet komen. Waarin ongelijkheid die daaruit resulteert juist goed is of voor lief moet worden genomen.

Kennelijk zijn de kiezers linkser dan de politici en hebben ze meer inzicht in de negatieve effecten van te grote ongelijkheid

Ook met Trump aan de macht zijn Amerikanen overwegend centrum-links

(7 november 2017) 

Update. Als Amerikanen inderdaad overwegend centrum-links zijn, hoe slagen de Republikeinen er dan in om toch de verkiezingen te winnen? Door langs verschillende wegen, en met hulp van de Russen, de democratische gang van zaken zoveel mogelijk buiten werking te stellen. Zie daarover nu (april 2019): De mensheidsgeschiedenis in drie stappen - 16 - Hoe het Amerikaanse Grote Geld zich verdedigt tegen de democratie.
Het domein van de publieke besluitvorming, dat van de democratie en de politiek, is in de mensheidsgeschiedenis zo nieuw dat je niet kunt verwachten dat mensen er gemakkelijk hun weg in vinden en weloverwogen tot oordelen komen.

We zijn weliswaar gewend om die oordelen te rangschikken op het continuüm van links (ruwweg: meer overheid) naar rechts (ruwweg: minder overheid), maar de meeste kiezers zijn helemaal niet zo vertrouwd met die tweedeling.

In zijn opiniestuk in de New York Times van vorige week (America Is Not a ‘Center-Right Nation’) herinnert Eric Levitz aan het onderzoek van de politicoloog Philip E. Converse uit 1964, waaruit bleek dat slechts 17 procent van de Amerikaanse kiezers het verschil tussen links (liberal) en rechts (conservative) goed kon uitleggen. De grote meerderheid bracht niet zijn stem uit op grond van een duidelijke politieke ideologie. Dat klassiek geworden onderzoek werd beschreven in het essay The nature of belief systems in mass publics.

Sindsdien zijn Amerikanen niet ideologischer gaan denken over de politiek, ondanks dat het politieke speelveld sterk is gepolariseerd. Levitz verwijst naar het boek Neither Liberal nor Conservative. Ideological Innocence in the American Public van Donald R. Kinder en Nathan P. Kalmoe.

Voor de meeste mensen geldt dat ze weinig tijd hebben om zich in politieke denkbeelden en discussies te verdiepen en daar ook weinig in geïnteresseerd zijn. Veel kiezers vinden weliswaar van zichzelf dat ze "links" of 'rechts" zijn, maar wat die etiketten precies inhouden, dat hebben ze niet altijd zo duidelijk voor ogen.

Dat betekent dat de politici een grote verantwoordelijkheid hebben in het omlijnen en differentiëren van het politieke speelveld. In de woorden van Levitz:
One crucial implication of this finding is that political elites have enormous power to dictate ideological terms to their rank-and-file supporters. For a healthy chunk of conservative Republicans and liberal Democrats, the “liberal” and “conservative” position on most issues is whatever their party leaders say it is. Donald Trump’s success at redefining conservative voters’ consensus views on free trade, American policy toward Russia and the relevance of personal morality to effective political leadership offers a particularly vivid illustration of this phenomenon.

Ik denk daarbij natuurlijk ook aan de sociaal-democratische omarming van het neoliberalisme en het daarmee uit het politieke speelveld nagenoeg laten verdwijnen van linkse standpunten.

Maar wat zie als je kiezers naar hun mening vraagt over allerlei politieke strijdpunten? Dan blijkt dat de meerderheid van de Amerikanen een door de overheid georganiseerde en gefinancierde gezondheidszorg wil (Obamacare), hogere belastingen voor de rijkeren, gratis onderwijs en betere sociale voorzieningen.

Als het om de issues gaat in plaats van om de ideologie, dan zijn de meeste Amerikanen links. Dat lijkt in deze tijd algemener op te gaan: de kiezers zijn linkser dan de politici

Geen opmerkingen: