zondag 18 december 2011

Het geloof in de "vrije markt" en andere ideologieën in en over het publieke domein

Ian Fletcher schrijft in het bericht hieronder dat iedereen die zegt in de vrije markt te geloven, dat op een abstract niveau ook wel inderdaad zal doen, maar praktisch gezien zo handelt dat hij als aanbieder altijd probeert om die vrije markt te ontwijken. Iedereen die iets aanbiedt, probeert volledige concurrentie tegen te gaan. Omdat dat winst oplevert. Vandaar al die pogingen tot productdifferentiatie, merkontwikkeling (branding) en andere drempels tot toetreding tot de markt voor anderen.

Maar iedere aanbieder is ook vrager van producten. En in die hoedanigheid zou hij altijd graag een volledig vrije markt voor zich willen zien, waarin hij volledig geïnformeerd is en alle mogelijke alternatieven voor zich ziet uitgestald. Als je dus een kerstboom wilt kopen (huur er liever een), dan zou je alle aangeboden bomen voor je willen zien, zodat je de mooiste en goedkoopste zonder enige moeite kunt uitkiezen.

Iemand die gelooft in de "vrije markt", gelooft daar dus  tegelijk wel en niet in. Wel op een abstracte manier, maar in concreto niet als aanbieder en wel als vrager. Dat betekent dat iedereen die in de vrije markt gelooft, in de woorden van Ian Fletcher, of liegt, of dom is, of het hele concept niet goed genoeg heeft doorgedacht.

Dat laatste, het concept niet goed genoeg hebben doorgedacht, is eigenlijk altijd het geval als wij nadenken en meningen vormen over het onpersoonlijke, publieke domein, dat sociale domein dat uitstijgt boven al onze sociale persoonlijke domeinen. We hebben het dan over "systemen" en "processen" die we alleen maar in behoorlijk abstracte termen kunnen beschrijven. Zoals de vrije markt, de economie, de overheid, de democratie, de politiek, de heersende machten, de tijdgeest, de publieke opinie, de cultuur. Het is het domein waarin en waarover ideologieën ontstaan, stelsels van abstracte ideeën die natuurlijk wel enig verband hebben met de werkelijkheid , maar die vooral ook door onderlinge sociale beïnvloeding tot stand komen. Als mensen weinig directe toegang hebben tot iets, dan hebben ze nu eenmaal de neiging om naar elkaar te kijken om hun oordeel te vormen. Denk aan de sociale zeepbellen.

Dat publieke domein staat altijd verder van ons af dan het persoonlijke domein, het domein waarin we onze persoonlijke relaties beleven. Dat laatste domein is behoorlijk concreet, we vormen onze oordelen over wat daar in gebeurt op grond van onze directe ervaringen of hoogstens "uit de tweede hand". Maar onze oordelen over het publieke domein berusten veel meer op de derde of de vierde of de vijfde of de zoveelste hand. We moeten ons er over informeren, door een goede krant te lezen of zelfs door kennis te nemen van wat wetenschappelijk onderzoekers er over te melden hebben. Als we al de neiging hebben om zulke oordelen te vormen, want we kunnen ook besluiten om ons maar zoveel mogelijk tot dat persoonlijke domein te beperken. En ons af te sluiten voor al die "informatie" die we toch niet kunnen bevatten.

Ian Fletcher geeft deze mooie omschrijving van dat verschil tussen ons denken over het persoonlijke en publieke domein:
Many people do their thinking about political ideology in an entirely different - and dreamily disconnected - mental space than they use for managing real life.
En het was eigenlijk deze zin die me er toe aanzette om dit bericht te schrijven. Het belang er van is algemener dan dat van het te eenvoudige geloof in de vrije markt. Want dit inzicht houdt in dat er over dit publieke domein so wie so heel gemakkelijk de meest uiteenlopende ideologieën ontstaan. In plaats van in de weldadige werking van de vrije markt kun je ook geloven in de weldadige werking van een almachtige overheid. En als velen dat doen, dan ontstaat de ideologie van het communisme. Zulke ideologieën kunnen naast elkaar bestaan. Dan is een deel van het volk aanhanger van het kapitalisme en noemt zich "liberaal" en een andere deel noemt zich sociaal-democraat of socialist of communist. Maar ook kunnen ideologieën elkaar opvolgen in populariteit. Als je ouder wordt, heb je dan een grote kans om golven van populariteit in verschillende richtingen te hebben meegemaakt.

Zulke populariteitsgolven lijken onvermijdelijk bij dat denken over het publieke domein te horen, omdat die "mentale ruimte" nu eenmaal niet zo direct met de werkelijkheid is verbonden. Wat je dan zou willen is dat de geschiedenis meer is dan alleen maar een afwisseling van zulke golven, zonder dat we bij elke golf wat geleerd hebben van de mislukkingen die er het gevolg van waren.

Ik weet niet of we er wel gerust op kunnen zijn dat dat laatste voldoende gebeurt. Hebben we uit het duidelijke falen van het communisme en het ineenstorten daarvan in 1989 wel meer geleerd dan dat we daarna triomfantelijk "de overwinning van het kapitalisme" hebben uitgeroepen? En zullen we in de (nabije?) toekomst, als het kapitalisme wereldwijd bezwijkt aan die zich steeds sneller opvolgende economische crisissen, de overwinning van, ja, van wat, afkondigen?

(Dat wereldwijde bezwijken, dat dat helemaal ondenkbaar is, hm, is dat nog wel vol te houden?)
Why Free-Market Economics is a Fraud « Real-World Economics Review Blog:

'via Blog this'

Geen opmerkingen: