Maar dat idee van die exclusieve veilige hechting aan de eigen moeder is een cultureel ideaal in maar een heel klein deel van de wereld, minder dan 5 procent van de wereldbevolking. Het gaat samen met een nadruk op het ontwikkelen van zelfvertrouwen en onafhankelijkheid, belangrijk voor het leven in een individualistische maatschappij. En het is duidelijk dat die ontwikkeling vaak niet goed gaat, vooral bij een onstabiele sociale omgeving in de vroege jaren, en dat veel opgroeiende kinderen een vermijdende of ambivalente hechtingsstijl ontwikkelen. Evolutionair gezien lijken dat strategieën te zijn die zijn aangepast aan onstabiele en onveilige sociale omgevingen.
Maar hoe zit dat met de hechting van kinderen in culturen waarin gezinnen veel meer sociaal zijn geïntegreerd? Waarin kinderen veel meer coöperatief worden grootgebracht, niet alleen door de zorg van de eigen moeder, maar ook die van de vader, oudere broers en zussen, grootouders en verdere familie en andere vertrouwde personen? Het kan niet anders dan dat kinderen onder die omstandigheden veel minder exclusief gehecht zijn aan de eigen moeder. Heidi Keller vertelt bijvoorbeeld over de Efe in Zaïre, waar pasgeborenen tussen vrouwen van hand tot hand gaan en waar kinderen van zes weken oud meer tijd doorbrengen met anderen dan met de eigen moeder. En de kinderen van de Aka in het regenwoud van de Congo hebben per dag zo'n twintig personen die voor hen zorgen. Uiteraard is er meestal een speciale rol weggelegd voor de eigen moeder, maar moeders kunnen er juist ook voor waken dat hun kind zich te veel exclusief aan hen hecht.
Dit heeft interessante gevolgen. Zo blijkt dat de angst voor vreemden, die kinderen in westerse maatschappijen bijna standaard rond de 8 maanden oud ontwikkelen, vrijwel niet voorkomt in culturen waarin gezinnen sociaal geïntegreerd zijn. Zo leren de kinderen van de Beng in Ivoorkust al van jongs af aan om zich comfortabel te voelen in aanwezigheid van vreemden. Dat verklaart ook de vaak grote gastvrijheid die in dat soort culturen tegenover vreemden aan de dag wordt gelegd.
Een ander gevolg is dat het geven van zorg veel meer een over een grotere sociale kring verspreide levenservaring is dan wanneer alleen de moeder die rol op zich neemt. Zo leren oudere kinderen met vanzelfsprekende zorgtaken als vanzelf alles wat met zorg en verantwoordelijkheid te maken heeft. Ze groeien daardoor anders op dan kinderen die zulke taken niet of nauwelijks hebben. En ze creëren daardoor ook een meer zorgzame, volwassen sociale omgeving.
Een gevolg van dat sociale isolement van gezinnen, waar wij in onze maatschappij zo mee vertrouwd zijn, is natuurlijk ook dat wij een door de overheid gefinancierde en georganiseerde jeugdzorg hebben moeten laten ontstaan. In plaats van die vertrouwde sociale kring van oudere kinderen, grootouders, familieleden en anderen kennen wij jeugdhulpverleners en opvoedondersteuners en gezinsvoogden en andere professionals. Er is een aanzienlijke verschuiving geweest van wat mensen gewoon onderling doen naar wat opgeleide en collectief gefinancierde professionals doen. Met de vrij grote zekerheid dat we er door die verschuiving in overwegende mate op achteruit zijn gegaan. Update. Zie ook het bericht Overheidsonmacht in de jeugdzorg.
Een gevolg van dat sociale isolement van gezinnen, waar wij in onze maatschappij zo mee vertrouwd zijn, is natuurlijk ook dat wij een door de overheid gefinancierde en georganiseerde jeugdzorg hebben moeten laten ontstaan. In plaats van die vertrouwde sociale kring van oudere kinderen, grootouders, familieleden en anderen kennen wij jeugdhulpverleners en opvoedondersteuners en gezinsvoogden en andere professionals. Er is een aanzienlijke verschuiving geweest van wat mensen gewoon onderling doen naar wat opgeleide en collectief gefinancierde professionals doen. Met de vrij grote zekerheid dat we er door die verschuiving in overwegende mate op achteruit zijn gegaan. Update. Zie ook het bericht Overheidsonmacht in de jeugdzorg.
1 opmerking:
Uitstekend artikel.
Eugenie
Een reactie posten