Net zo als je je kunt afvragen waarom we niet allemaal emotioneel stabiel zijn, kun je ook stilstaan bij de vraag waarom we niet allemaal veilig gehecht zijn.
Ik kwam daarop door het overzichtsartikel Neuroscience of human social interactions and adult attachment styles van Pascal Vrticka en Patrick Vuilleumier van de Universiteit van Genève. De auteurs geven een mooi overzicht van het recente neurobiologisch onderzoek naar hechtingsstijlen en de effecten daarvan op sociaal en emotioneel gedrag. Het feit dat er verschillende hechtingsstijlen bestaan is eigenlijk iets om over na te denken.
Maar eerst even de basics. Mensen zijn sociale dieren en zijn er dus op voorbereid om relaties met anderen te waarderen, te hebben en zo nodig te zoeken. Dat gaat dan om de ouder-kindrelatie en de relatie tussen partners, maar ook om relaties met vertrouwde anderen, vrienden en bekenden. Ons aangeboren hechtingssysteem heeft als biologische functie om nabijheid te zoeken of te handhaven met voor ons belangrijke anderen, niet alleen in tijden van nood of bedreigingen, maar ook met het oog op toekomstige bedreigingen. Onderdeel van dat hechtingssysteem is daarom dat we de nabijheid van die anderen meestal als aangenaam en veilig ervaren. En vandaar onze behoefte aan sociaal contact en gezelligheid. We worden door die behoefte geleid, ook zonder dat we daar bewust over nadenken.
Dat hechtingssysteem is in het bijzonder voor ons, mensen, belangrijk omdat wij zo onrijp geboren worden dat we nog lang na onze geboorte zorg en hulp nodig hebben. Zo lang en zo veel zorg dat het coöperatief grootbrengen van kinderen, in plaats van de exclusief moederlijke zorg, een kenmerk werd van de menselijke soort. Een kenmerk overigens dat we in onze huidige samenleving behoorlijk laten verwateren. Daarover aan het eind van dit bericht meer.
Dat onrijpe geboren worden verruimt tegelijk de mogelijkheden voor onze hersenen om te leren hoe de sociale omgeving waarin we geboren worden in elkaar steekt en om zich daarop aan te passen. De omgang met de mensen om ons heen in onze vroege jaren, en de wijze waarop zij reageren op ons zoeken naar nabijheid en veiligheid, laten verschillende cognitieve schema's ontstaan voor hoe je met anderen kunt omgaan, ook in het volwassen leven. Interne werkmodellen voor hechting worden die schema's wel genoemd. Ze beïnvloeden hoe wij ons in intieme relaties gedragen, maar ook hoe we ons opstellen in vriendschappen of zelfs in interacties met vreemden.
En daar komen die verschillende hechtingsstijlen om de hoek. Als we in onze vroege jaren vertrouwde anderen om ons heen hebben die beschikbaar zijn en op onze behoeften reageren, dan hebben we een sociale omgeving die een veilige basis verschaft. We leren dat we in tijd van nood anderen kunnen vertrouwen en dat die anderen ons "de moeite waard vinden". Anders gezegd: we ontwikkelen een veilige hechtingsstijl.
Maar als die anderen om ons heen minder op onze behoeften reageren of als ze daarin wisselvallig zijn, dan ontwikkelen we een onveilige hechtingsstijl. Ons hechtingssysteem wordt dan gedeactiveerd, zodat we een vermijdende hechtingsstijl ontwikkelen, of gehyperactiveerd, en dan ontwikkelen we een angstige hechtingsstijl.
In het geval van de vermijdende hechtingsstijl zien we het zoeken van nabijheid en intimiteit als vruchteloos of zelfs gevaarlijk, omdat we verwachten teleurgesteld te worden. We gaan er van uit dat anderen ons niets te bieden hebben en we proberen om onafhankelijk te zijn en onze behoeften aan intimiteit en gehechtheid te onderdrukken. Daarbij past dat we proberen om een positief zelfbeeld in stand te houden. We deactiveren ons hechtingssysteem.
In het geval van de angstige hechtingsstijl denken we niet op eigen benen te kunnen staan en dus nabijheid van anderen nodig te hebben. Maar door de ervaringen van afgewezen te zijn, zijn we ons hulpeloos en kwetsbaar gaan voelen. Met twijfel over of we wel genoeg waard zijn. Daardoor zijn we hypergevoelig voor potentiële bedreigingen en afwijzingen. We hebben de neiging om dubbelzinnige sociale signalen vooral als negatief te interpreteren.
In dat artikel vind je een mooi overzicht van de bekende effecten van die verschillende hechtingsstijlen. Het gaat dan om manieren van emotieverwerking en emotieregulatie, om aandachtssturing, om geheugen, om sociale toenadering en sociaal afstand houden en om het meer impliciet of meer expliciet verwerken van sociale ervaringen. Ik sta nu even stil bij die sociale toenadering versus het sociale afstand houden.
Ons hechtingssysteem is, net als dat van zoogdieren in het algemeen, een evolutionaire toevoeging aan een ouder, primitiever overlevingssysteem, namelijk dat van het "vechten of vluchten", dus dat van de statuscompetitie. Volgens dat oudere systeem zijn soortgenoten in principe altijd bedreigend en is het dus altijd zaak om op je hoede te zijn. Dat systeem kan tijdelijk uitgeschakeld worden, waardoor de onderlinge tolerantie toeneemt, maar dan alleen in speciale omstandigheden zoals in geval van paring en zorg voor nageslacht. Maar bij mensen, en bij veel andere in groepen levende zoogdieren, heeft zich daarnaast dat hechtingssysteem als een tegenkracht ontwikkeld. Om samenleven en samenwerking mogelijk te maken, is er dat vermogen ontstaan om er alert op te zijn dat naast sociale bedreiging ook sociale veiligheid tot de mogelijkheden behoort. En het vermogen om de nabijheid van vertrouwde anderen als aangenaam te ervaren. Dus het vermogen tot sociale toenadering. (Zie ook Dual Mode-theorie.)
Onderzoek laat nu zien dat met een vermijdende hechtingsstijl dat vermogen minder aanwezig is of minder is ontwikkeld door vroege ervaringen. Daardoor zijn mensen met die hechtingsstijl minder dan de veilig gehechten onder ons in staat om sociale situaties zonder voorbehoud als aangenaam te ervaren. En dat leidt dus tot dat sociale afstand houden en een geringere gevoeligheid voor sociale afwijzing. De hechtingsbehoefte wordt zo goed als mogelijk gedeactiveerd.
Daartegenover zijn de angstige gehechten onder ons voor afwijzing juist zeer gevoelig. Terwijl ze zich tegelijkertijd sneller sociaal bedreigd voelen en voortdurend alert zijn op zulke bedreigingen. Bij hen is de hechtingsbehoefte gehyperactiveerd, tegelijk met het gevoel geen controle te hebben over de mogelijkheden om aan die behoefte tegemoet te komen.
Het ligt voor de hand om te denken dat die onveilige hechtingsstijlen samenhangen met psychopathologie en daar zijn ook aanwijzingen voor. Maar je kunt ze daarnaast ook zien als aanpassingen aan minder warme en minder veilige sociale omgevingen. Op basis van vroege ervaringen met zulke sociale omgevingen, die als aanwijzingen dienen voor waar je later in je leven mee geconfronteerd zult worden.
En dat betekent weer dat wij met zijn allen en onze voorouders een maatschappij tot stand hebben gebracht waarin zulke minder warme en minder veilige sociale omgevingen bestaan. We hebben allemaal wel dat hechtingssysteem, als het tegenwicht tegenover dat oudere "vechten of vluchten"- systeem, maar onze sociale omgevingen zijn niet consistent op dat hechtingssysteem toegesneden. Zoals dat wel het geval was in de Paleo Sociale Omgeving, waarin onze verre voorouders, de jagers-verzamelaars, op de vermogens tot samenwerking en coöperatief grootbrengen van de kinderen werden geselecteerd. Niet alles is vooruitgang.
Update. De links in dit bericht linken naar berichten met het betreffende label. Dat label kan ook aan dit bericht zijn toegevoegd. Dan zie je eerst dit bericht als je de link aan klikt. Scroll naar beneden voor al die andere berichten.
2 opmerkingen:
Beste Henk,
Dank voor je soepel geschreven, toegankelijke én inzichtgevende tekst.
De link naar coöperatief grootbrengen aan het einde verwijst overigens naar dezelfde pagina.
Ik vraag me af wat de do's en don'ts zijn om veilige hechting te bewerken.
Er zijn bijvoorbeeld opvoedboeken die stimuleren om je kind te laten 'doorhuilen' omdat het 'toch ook zelf moet leren slapen.' En dat al bij een kind van een tot enkele weken jong...
En als ik denk aan de generatie babyboomers die, als ze het ongeluk hadden in een ziekenhuis geboren te worden, de eerste dagen allemaal samen op een kraamkamer lagen, buiten nabijheid van de kraamvrouw zodat die kon aansterken...
Of doen die praktijken er niet zo toe en gaat het om 'liefde' (want ouders die hieraan meewerkten hielden heus wel van hun kind).
Beste Kaj,
Dat advies te laten door huilen dateert geloof ik nog van Spock uit de jaren vijftig. Toen domineerde nog de leertheorie in de psychologie (Skinner en zo). Aandacht was belonend, dus geen aandacht geven, dan hield het huilen vanzelf op.
Maar het grote probleem is dat onze gezinnen zo sociaal geïsoleerd zijn. Ouders kunnen nooit zo "er altijd zijn" en zo permissief zijn als gebruikelijk was in de Paleo Sociale Omgeving. Waarschijnlijk kwamen in die omgeving hechtingsproblemen ook niet voor. Die problemen zijn inherent aan hoe individualistisch wij nu leven.
Een reactie posten