Me dunkt, door naar het verleden te kijken en na te gaan welke lessen daaruit zijn te leren.
Dat geldt op het persoonlijke vlak. Door terug te kijken op wat je zoal gedaan hebt en hoe dat heeft uitgewerkt, kom je meer of minder bewust tot aanpassingen van je gedrag en tot nieuwe voornemens. Dat noemen we wel persoonlijke ontwikkeling. Samen met de notie van een mismatch tussen onze sociale natuur en de aard van de sociale omgeving waarin we na de geboorte terechtkomen, verklaart zulks dat we door de bank genomen gedurende onze levensloop iets gelukkiger worden. We leren te leven in een omgeving die niet naadloos past bij onze natuurlijke aanleg, zoals onze natuurlijke goedheid.
Zie Geluk en ouder worden, Succesvol ouder worden en omgaan met emoties en Tevredenheid met het leven daalt tot je 40ste en neemt daarna weer toe. En zie over onze natuurlijke goedheid: Zijn wij van nature goed? Ja, maar..., Meer pro-sociaal gedrag als je minder tijd hebt om na te denken en
Pro-sociaal gedrag is aanstekelijk.
Maar het geldt natuurlijk ook op het vlak van hoe we de maatschappij beter kunnen inrichten. Want het is onloochenbaar dat onze drijfveer om te werken aan een beter leven ook geactiveerd wordt als het gaat om het samenleven, om maatschappij-inrichting, beleid en politiek. De meeste mensen zijn niet alleen maar egoïstisch.
Als je met die blik nu, in 2017, naar de toekomst kijkt, welke lessen leert het verleden dan? Met die vraag in mijn hoofd bedacht ik me dat ik me al eens eerder met zulke lessen uit het verleden had beziggehouden. Dat was in 2003, toen ik onder de titel "Geld en 'de rest'. Over de noodzaak van gemeenschapsbeleid" een tweeluik schreef over het thema dat we na de Tweede Wereldoorlog er in economisch opzicht wel op zijn vooruitgegaan, maar in sociaal opzicht niet. Dat 'de rest' in de titel staat voor wat je sociale welvaart zou kunnen noemen.
Dat tweeluik is voor een deel gepubliceerd, in de Sociologische Gids. Ik las het nu weer eens door. Hier zijn de links naar de beide delen (het meeste van het tweede deel is daarmee nu voor het eerst openbaar toegankelijk):
Als je met die blik nu, in 2017, naar de toekomst kijkt, welke lessen leert het verleden dan? Met die vraag in mijn hoofd bedacht ik me dat ik me al eens eerder met zulke lessen uit het verleden had beziggehouden. Dat was in 2003, toen ik onder de titel "Geld en 'de rest'. Over de noodzaak van gemeenschapsbeleid" een tweeluik schreef over het thema dat we na de Tweede Wereldoorlog er in economisch opzicht wel op zijn vooruitgegaan, maar in sociaal opzicht niet. Dat 'de rest' in de titel staat voor wat je sociale welvaart zou kunnen noemen.
Dat tweeluik is voor een deel gepubliceerd, in de Sociologische Gids. Ik las het nu weer eens door. Hier zijn de links naar de beide delen (het meeste van het tweede deel is daarmee nu voor het eerst openbaar toegankelijk):
Deel I - De perfectionering van het kapitalisme en de teloorgang van gemeenschap
Deel II - Gemeenschapsachteruitgang en richtlijnen voor gemeenschapsbeleid
Deel II - Gemeenschapsachteruitgang en richtlijnen voor gemeenschapsbeleid
Een les die ik daar nu uit leer is dat ik toen, in 2003, nog in zoiets geloofde als "de perfectionering van het kapitalisme". Die formulering was weliswaar licht ironisch bedoeld, maar ik moet toegeven dat ik toen nog wel dat het met het kapitalisme, puur economisch gezien, de goede kant op ging. Er zou meer aandacht moeten zijn voor sociale welvaart en niet zo eenzijdig voor alleen maar economische. Maar afgezien daarvan leek het mij dat de overheden de economische problemen wel aan konden.
Ik had beter kunnen weten. Er was immers al de internetzeepbel geweest, die in 2000 knapte en tot een, weliswaar lichte, recessie leidde. En er was het Enron-schandaal geweest. Maar er was toch nog de allesoverheersende consensus dat het de goede kant op ging. Er was nog het geloof in de Great Moderation.
Er hing een optimisme in de lucht dat mij er toen toe aanzette om te denken dat we ons in een proces van perfectionering van het kapitalisme bevonden. En het belangrijkste leek om daar sociaalwetenschappelijke kanttekeningen bij te plaatsen.
Dat alles werd radicaal anders toen in 2008 de crisis uitbarstte, eerst in de Verenigde Staten en met wat vertraging overgewaaid naar Europa. Toen bleek dat veel van de welvaartsgroei op een zeepbel berustte.
En van de weeromstuit ging iedereen over sociale zeepbellen praten. Er was naast de financiële zeepbel de sociale zeepbel van het geloof in de weldaden van de ongebreidelde marktwerking, het neo-liberalisme. En ik begon in 2011 het geloof van politici in het bezuinigen als het beste antwoord op de crisis te karakteriseren als de bezuinigingszeepbel.
Een belangrijke les die je, kortom, uit het verleden kunt trekken, is dat de kans op sociale zeepbellen aanzienlijk is. Over het publieke domein zijn we nu eenmaal minder goed geïnformeerd dan over het persoonlijke domein. En in geval van gebrekkige informatie kijken we naar elkaar en naar wat de meerderheid lijkt te denken en zijn we sterk onderhevig aan sociale beïnvloeding.
Zo was ik in 2003 nog onderdeel van die neo-liberale sociale zeepbel en geloofde ik nog in de perfectionering van het kapitalisme.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten