Nu, in 2018, bestaat die uitdaging er allereerst uit dat de democratie zich wellicht niet weet te handhaven tegenover de bedreigingen die uitgaan van de marktmacht van de grote internationale ondernemingen en de daarmee gepaard gaande grote inkomens- en vermogensongelijkheid.
Die marktmacht en die ongelijkheid konden sterk groeien sinds zo ongeveer in de jaren 80 van de vorige eeuw het neoliberalisme de politiek ging domineren, de rol van de overheid en van de vakbeweging werd teruggedrongen en de verzorgingsstaat werd afgebouwd. Dat laatste, na 2008, vooral ook door het neoliberale, maar economisch onzinnige, geloof dat je als overheid in een recessie moet bezuinigen.
Die gegroeide marktmacht en de eruit voortkomende concentratie van kapitaal aan de top bedreigt langs twee wegen de democratie: enerzijds de weg van de beïnvloeding van de politiek door de aan voorwaarden gebonden financiering van politieke partijen en politici (minder omfloerst gezegd: door corruptie) en anderzijds door ontwijking van de belastingen en witwaspraktijken door de grote, internationale ondernemingen.
Er is, bedenk ik nu, nog een derde bedreiging. Die gaat ervan uit dat de concentratie van kapitaal aan de top leidt tot financialisering van de economie, d.w.z. tot nog meer concentratie en tot een afname van investeringen in de reële economie. Waardoor de winsten toenemen en de lonen stagneren of zelfs in koopkracht dalen. Daardoor leeft een toenemend deel van de bevolking in bestaansonzekerheid en zonder veel hoop op een betere toekomst. Ideale omstandigheden voor rechts-extreme politici, die het ongenoegen weten om te buigen in de richting van vijandigheid tegenover de zwakkeren (uitkeringstrekkers), de vreemdelingen en de vluchtelingen.Die eerste weg, die van de illegale of zelfs gelegaliseerde corruptie, treedt wereldwijd op, maar het is toch bovenal de Amerikaanse politiek die ervan doortrokken is. En je kunt inderdaad zeggen dat daar de corruptie gelegaliseerd is, namelijk sinds het Citizens United besluit van het Hooggerechtshof in 2010 dat grote ondernemingen onbeperkte hoeveelheden geld mogen besteden aan het aanprijzen van politieke partijen en hun kandidaten. Omdat die sommen geld niet direct besteed worden aan de verkiezingscampagnes, zouden ze niet kunnen leiden tot corruptie of tot de schijn van corruptie. Zacht gezegd een opvallende redenering, die slecht verbloemt waar het echt om gaat.
In het volgende bericht meer over de tweede weg, die van belastingontwijking en witwaspraktijken. En in dat verband over Thomas Piketty's Capital in the Twenty-First Century (2014).
Maar ook over American Capitalism van John Kenneth Galbraith, van lang geleden (1956), maar hoe actueel in 2018. De eerste Nederlandse vertaling, Kapitalisme en welvaart, verscheen in 1965 als aula-pocket en staat nog steeds in mijn boekenkast. In 1993 is het terecht opnieuw, met een nieuwe introductie, uitgegeven, en daarvan is in 2008 een Nederlandse vertaling verschenen.
Lees hier het volgende bericht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten