De tweede stap in de mensheidsgeschiedenis, de overgang naar de landbouwsamenlevingen, is op de tijdlijn van de gehele geschiedenis nog maar kort geleden. Zo kort geleden, 8-10.000 jaar, dat het nu, in 2018, misschien nog wel te vroeg is om te concluderen dat het een verstandige stap was. En niet, zoals in de woorden van Jared Diamond, de grootste vergissing die de mensheid ooit gemaakt heeft. Zie het vorige bericht in deze reeks.
De sociale gevolgen van de Agrarische Revolutie zijn ronduit dramatisch te nomen. De nog altijd in de menselijke natuur aanwezige drang tot statuscompetitie, als erfenis meegegeven door de gemeenschappelijke voorouder van chimpansee en mensachtigen, kon in de nieuwe economische verhoudingen niet meer goed worden beteugeld.
Er ontstonden plotsklaps aanspraken op eigendom: land, water, werktuigen, gebouwen, voorraden, ja, zelfs vrouwen en slaven. En er ontstonden dynastieën, die hun bezittingen wilden doorgeven aan volgende generaties. De institutie van het eerstegeboorterecht ontwikkelde zich, maar ook de jongere zonen moesten tevreden worden gesteld. Waardoor elke dynastie een prikkel had om land en bezittingen uit te breiden. En dus kwamen legers en oorlogen de mensheidsgeschiedenis binnen.
Zo kwamen er de eerste staten, met een sterke man aan het roer, met belastingheffing, een bureaucratie, een onderdrukkingsapparaat en een leger. Zorgvuldig doordachte en uitgewerkte statushiërarchieën, maar wel gemodelleerd naar het Alfamannetjes-model van de primaten. Wat jagers-verzamelaars niet kenden en niet wilden kennen, grote ongelijkheid, armoede en rijkdom naast elkaar, werd hét kenmerk van de landbouwsamenleving.
Anders gezegd, het statuscompetitiepatroon overheerste het gemeenschapspatroon.
Maar helemaal weggevaagd was dat laatste ook weer niet. Het had zich teruggetrokken op het onderste niveau van het maatschappelijk bouwwerk. Het niveau van, zeg maar, de werkers op het land, de boeren die zich dorpsgewijs organiseerden en er zo zorg voor droegen dat iedereen genoeg opbrengsten had om er zelf van te leven en om aan de eisen van de kasteelheer te voldoen.
Dit hield bijvoorbeeld in dat de individueel bewerkte gronden, naast de gemeenschappelijke weidegronden, periodiek werden herverdeeld, zodat de beste gronden rouleerden. Een aardige beschrijving van die dorpsgemeenschappen vind je in Functional and historical explanations for village social organization in northern Europe van Robert H. Layton.
En, niet te vergeten, denk ook aan al die vormen van zelf-organisatie van boeren en vissers, die werden bestudeerd door Elinor Ostrom. Die voor haar werk in 2009 de Nobelprijs voor economie kreeg toegekend. Zie in dat verband de berichten op dit blog achter het label Elinor Ostrom.
Dat gemeenschapspatroon van samenwerken en delen wist zich dus in die landbouwsamenlevingen in het verborgene te handhaven. In het verborgene, in die zin dat de geschiedschrijvers er maar weinig aandacht voor hadden en zich vooral concentreerden op de beschrijvingen van de vorstenhuizen.
Dat het zich toch wist te handhaven, en in de menselijke sociale natuur aanwezig bleef, zorgde er voor dat er in de mensheidsgeschiedenis ook nog een derde stap kon worden gezet. Daarover meer in het volgende bericht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten