Omdat wij een groepsdier zijn, zijn kinderen er bij hun geboorte op voorbereid om te leren hoe je functioneert in een groep van vertrouwde anderen, groter dan wat wij nu het gezin noemen. Maar voor dat leren is het nodig dat kinderen veel geëngageerd worden in interacties met oudere kinderen en volwassenen.
Dat was in het verre verleden, in onze Paleo Sociale Omgeving, ook vanzelfsprekend het geval. Maar in vergelijking daarmee groeien kinderen tegenwoordig op in sterk sociaal geïsoleerde gezinnen. Waardoor ze veel tijd doorbrengen met alleen de eigen ouders en met alleen de leeftijdsgenootjes van de school.
Dat is niet de ideale omgeving voor de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van de vaardigheden die een groepsdier nodig heeft. Anders gezegd, voor de ontwikkeling van het gemeenschapspatroon dat samenwerking en delen mogelijk maakt.
Een en ander verklaart al die onderzoeksbevindingen over wat het uitmaakt om op te groeien in een meer of minder sociaal geïsoleerd gezin. Denk aan het onderzoek naar het belang van de buurt. En aan het onderzoek dat kinderen zich beter ontwikkelen als er meer contacten zijn met buren, vrienden en grootouders.
Als je bedenkt dat onze gezinnen niet alleen sociaal geïsoleerder zijn geworden, maar ook aanzienlijk kleiner, dan kun je vermoeden dat het voor de ontwikkeling van gemeenschapsgedrag ook uitmaakt hoe groot het gezin is waarin een kind geboren wordt en opgroeit. Dus hoeveel oudere broers en/of zussen een opgroeiend kind heeft.
En in dat verband weten we al dat kinderen die opgroeien met meer oudere broers en/of zussen sneller het vermogen ontwikkelen om zich in anderen te verplaatsen. Anders gezegd, ze hebben sneller een Theory of Mind, zoals vastgesteld met de false belief test. Zie het bericht Opgroeien in groter gezin is beter voor sociale ontwikkeling. In dezelfde richting wijst dit onderzoek uit 1994: Theory of Mind Is Contagious: You Catch Itfrom Your Sibs.
Nu is er onderzoek dat laat zien dat er bredere voordelen zijn verbonden met het opgroeien in een groter gezin. Met de gegevens van de Early Childhood Longitudinal Study laten onderzoekers in de studie Older Sibling Contribution to Younger Children's Working Memory and Cognitive Flexibility
zien dat het hebben van oudere broers en/of zussen ook gunstig uitwerkt op de ontwikkeling van het werkgeheugen en de cognitieve flexibiliteit (je snel kunnen aanpassen als bij een taak de regels veranderen), zoals vastgesteld bij kinderen van tussen 4 en 8 jaar oud.
Bedenk dat het bestaan van zulke effecten kenmerkend is voor een maatschappij met een sterk sociaal isolement van gezinnen. Als gezinnen veel meer sociaal zijn ingebed, dus met meer coöperatieve zorg, dan heb je voor een gunstige ontwikkeling veel minder die oudere broers en zussen nodig. Omdat die rijke sociale omgeving waarin je wordt geëngageerd al als vanzelfsprekend aanwezig is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten