dinsdag 30 oktober 2012

De Grootmoeder Hypothese en de menselijke levensduur

In een pas verschenen studie gingen onderzoekers door middel van computersimulatie na wat het voor de menselijke levensduur uitmaakt of er grootmoeders beschikbaar zijn om te helpen bij het grootbrengen van hun kleinkinderen. Dat is een uiterst interessante vraag omdat wij mensen in vergelijking met andere primaten, zoals de chimpansees, opvallen door:
  1. onze betrokkenheid van anderen dan de eigen moeder bij de zorg voor en het grootbrengen van kinderen (vader, grootouders, andere familie en vrienden),
  2. onze hoge levensverwachting vergeleken met bijvoorbeeld de chimpansees. Mensen hebben tegenwoordig een levensverwachting van bijna 70 jaar (zie hier). En hoewel wij voor de ontwikkeling van de moderne geneeskunde minder oud werden, waren leeftijden van 50 en 60 jaar niet ongewoon bij de jagers-verzamelaars. Chimpansees worden zelden ouder dan 40 jaar (zie hier).
Tegelijk is de periode waarin vrouwen vruchtbaar zijn vergelijkbaar met die van de andere grote apensoorten (beide begin 40). Dat betekent dat de verlenging van onze levensduur vrijwel uitsluitend een verlenging is van de periode na de vruchtbaarheid van vrouwen. En inderdaad vormden post-menopauze vrouwen een substantieel deel van de bevolkingsopbouw van de jagers-verzamelaars.

Dit gegeven leidde tot de Grootmoederhypothese, de gedachte dat de bijdrage van grootmoeders aan de overleving van hun kleinkinderen een selectiedruk creëerde op een langer leven. Eenvoudig gezegd: de genen die grootmoeders tot zorg voor hun kleinkinderen aanzetten, en de genen die een langere levensduur mogelijk maakten, leidden er samen toe dat hun genen zich  meer in volgende generaties verspreiden. Dus tegelijk meer grootmoederzorg en een langere levensverwachting.
Steun voor deze Grootmoederhypothese komt er nu ook uit dit nieuwe simulatie-onderzoek. De onderzoekers stelden een wiskundig model op voor een populatie met een levensverwachting die overeenkwam met die van chimpansees. Ze voegden toe dat grootmoeders bijdroegen aan de zorg voor kleinkinderen, waardoor de moeders eerder konden bevallen van een volgend kind. Als je, met allerlei bijkomende assumpties, dat model laat "draaien", dan neemt de levensverwachting in volgende generaties toe. En komen er dus ook steeds meer van die grootmoeders bij als proportie van de bevolking.

In die simulaties waren het alleen grootmoeders die zorg gaven. Het effect zou dus nog groter zijn als ook grootvaders en andere familieleden bronnen van zorg zijn.

Zie ook deze eerdere berichten:

Belang van kinderopvang en van grootouders voor het krijgen van kinderen

voor hedendaagse aanwijzingen dat steun, of zelfs alleen maar nabijheid, van grootouders de kans vergroten dat ouders een (volgend) kind krijgen. Grootouders dragen bij aan een kindvriendelijker sociale omgeving. Zie ook nog eens het bericht Cooperative Breeding.

Geen opmerkingen: