Hoe moeten we aankijken tegen het presidentschap van Joe Biden? Hoe moeten we beoordelen dat de Amerikaanse kiezers al na één termijn genoeg hadden van zijn voorganger? En wat vertellen ons de eerste beleidsdaden van de nieuwe president?
Ik stond daar bij stil in het bericht In de Verenigde Staten maken we een beweging mee in de richting van het gemeenschapsevenwicht - en over de rol van de media van ruim een week geleden, een dag na de inauguratie van Biden. Met als teneur dat je deze presidentswisseling kunt zien als een beweging op het niveau van de nationale staat in de richting van het gemeenschapsevenwicht en weg van het statuscompetitie-evenwicht. Dus in de richting van een politiek waarin iedereen meetelt en de overheid een schild is voor de zwakkeren en weg van de neoliberale politiek van ieder voor zich en juist vernedering van de zwakkeren. Voor wie nog niet bekend is met die twee evenwichten, lees Een sociologie die ertoe doet: een realistisch normatief kader voor sociale hervormingen.
Het presidentschap van Bidens voorganger, waarvan we de naam maar liever zo weinig mogelijk nog tegenkomen, was duidelijk de culminatie van een periode van een politiek van statuscompetitie. Denk aan de exorbitante belastingverlaging voor de rijken, aan de negatieve bejegening van minderheden, aan het wegnemen van de bescherming van de zwakkeren en aan het inruilen van democratische verantwoordelijkheidslijnen door de persoonlijke loyaliteiten van een statushiërarchie. En denk aan het uittreden uit internationale samenwerkingsverbanden. Als er al een beleid te onderkennen was, dan was het dat van het vrij baan geven aan het iedereen-zoekt-het-zelf-maar-uit van de statuscompetitie. Rijken zijn rijk door verdienste en armen en zieken hebben het er zelf naar gemaakt. En de president bekleedt niet een functie, maar staat aan het hoofd van een statushiërarchie. Aan die positie kan door verkiezingen niet getornd worden, dus kan een ongunstige verkiezingsuitslag nimmer erkend worden.
Daarentegen kunnen we aan de eerste beleidsdaden van president Biden duidelijk een beweging richting het gemeenschapsevenwicht onderkennen. Hij neemt wel de coronapandemie serieus, terwijl Trump die aanvankelijk ontkende en verder op zijn beloop liep, met veel onnodige besmetting en sterfgevallen tot gevolg. Hij beëindigde de bouw van de muur aan de Mexicaanse grens, bedoeld om immigranten tegen te houden, en wil een nieuw en ruimer immigratiebeleid. Hij beëindigde het verbod op inreizen uit moslimlanden en trad weer toe tot het Klimaatakkoord van Parijs en de Wereldgezondheidsorganisatie. Hij schrapte de uitsluiting van transgenders uit het leger, breidde de voedselhulp uit en begon met het beëindigen van de private gevangenissen. Hij breidde de toegankelijkheid tot de collectieve ziektekostenverzekering (Obamacare) uit, daarmee een maatregel van zijn voorganger terugdraaiend. En hij kondigde aan de klimaatcrisis als hoogste prioriteit te gaan behandelen en een echt begin te maken met de verbetering van de sterk verouderde Amerikaanse infrastructuur. De Amerikaanse overheid is terug.
Wat is hier aan de hand? Is dit echt het begin van een historische omslag van statuscompetitief overheidsbeleid naar gemeenschapsbeleid?
Dat staat natuurlijk nog te bezien. Maar ik ben niet de enige die zich dit afvraagt. In haar column gisteren in de New York Times noemt Michelle Goldberg de Biden-regering het eerste post-Reagan presidentschap. Met een verwijzing naar de theorie van de political time van de Amerikaanse politieke historicus Stephen Skowronek. Volgens Skowronek zijn er in het Amerikaanse presidentschap 40- tot 60-jarige cycli of regimes te onderkennen, die elk beginnen met een transformerende president die voor zijn opvolgers het speelveld van wat politiek mogelijk is omgrenst.
Franklin Delano Roosevelt was zo'n figuur, de grondlegger van de principes van de New Deal, waar zowel de Democraten als de Republikeinen zich achter schaarden. Dat was de politieke tijd van de opbouw van de verzorgingsstaat, van de "gemeenschap georganiseerd in de staat". Aan die politieke tijd kwam met de verkiezingsoverwinning van de Republikein Ronald Reagan in 1981 een eind. Het nieuwe politieke speelveld werd afgebakend met het adagium van de overheid als probleem in plaats van als oplossing. De neoliberale periode van de kleine overheid en zoveel mogelijk marktwerking nam een aanvang. Zelfs de democratische presidenten Bill Clinton en Barack Obama gingen daarin mee, de een meer, de ander minder, met hun beduchtheid voor overheidsschulden, voor inflatie en voor alles wat riekte naar Big Government.
Een vrijwel parallelle ontwikkeling begon in 1982 in Nederland met het eerste kabinet-Lubbers. En wie weet, zien we na de verkiezingen op 17 maart, als ze doorgaan, in Nederland een kabinet geformeerd worden dat net als Joe Biden in Amerika voor de komende 40- tot 60 jaar een politiek speelveld creëert waarin de overheid terug is. Waarin weer de gemeenschap is georganiseerd in de staat.
Hoe zou het komen, als het zo is, dat er in de politiek zulke cycli of regimes zijn te onderkennen? Dat moet wel te maken hebben met het verschijnsel van de sociale zeepbelvorming. We hebben in het publieke domein van de politiek nu eenmaal te maken met een groot gebrek aan informatie. Ook als iedereen gemotiveerd is door de democratische waarde van het vinden van het beste beleid voor iedereen, wat geenszins gegarandeerd is, dan nog is er altijd te weinig informatie beschikbaar om te kunnen bepalen wat dat beste beleid is.
En zulke informatietekorten zijn de voedingsbodem voor sociale zeepbellen. De meningen verschillen, maar sommigen zijn meer overtuigd van zichzelf dan anderen. Door die overtuigingskracht, die inhoudelijk niet veel hoeft voor te stellen, vergroot zo iemand zijn aanhang, wat voor anderen weer een signaal vormt: zoveel mensen zullen het wel niet verkeerd hebben. Sociale beïnvloeding doet zijn werk. Zie, uit 2013, het bericht Vooroordelen, vuistregels, sociale zeepbellen en ideologieën. Zullen we ooit het publieke domein onder de knie krijgen?
In dat proces speelt natuurlijk mee dat elk politiek speelveld dat door sociale zeepbelvorming tot stand komt, na verloop van tijd met de maatschappelijke werkelijkheid geconfronteerd wordt. Het is vanuit een toestand van informatietekort ontstaan en door het in werking te stellen, door de omschreven politiek in beleid om te zetten, wordt natuurlijk die informatie ras aangevuld. Politici en kiezers ondervinden de echte gevolgen van het uitgevoerde beleid. Die ondervindingen stapelen zich op en, zo vermoedt Stephen Skowronek, na zo'n 40 tot 60 jaar komt die "politieke tijd" aan zijn eind en breekt er een nieuwe aan.
Wat je natuurlijk hoopt is dat we niet na elke cyclus weer van voren af aan beginnen. Als het goed is wordt er over een reeks van cycli het een en ander geleerd. Zodat de grote historische lijn er een is van een vallen-en-opstaan beweging richting het gemeenschapsevenwicht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten