dinsdag 19 januari 2021

De vraag of je de democratie kunt en moet zien als de institutionalisering van de morele gemeenschapsintuïties is urgent en actueel

Gisteren, 18 januari, was de dag dat in 1689 Montesquieu werd geboren, voluit  Charles Louis de Secondat, baron de La Brède et de Montesquieu. Hij overleed in 1755 en publiceerde in 1748 zijn beroemde De l'Esprit des Lois. 

Die geboortedag is een mooie aanleiding om de draad weer op te pakken die ging over de gemeenschapsvisie op de democratie. De visie die inhoudt dat de staatsvorm van de democratie en de menselijke hang naar democratie hedendaagse uitingsvormen zijn van onze oeroude morele gemeenschapsintuïties. En over de vraag of je die gemeenschapsvisie al kunt aantreffen in het werk van Montesquieu. Zie hier het vorige bericht in deze reeks. 

Om de herinnering op te frissen: die vraag of je de democratie kunt en moet zien als de institutionalisering van de morele gemeenschapsintuïties, dus van de intuïties van iedereen telt mee en van onderlinge rechtvaardigheid, is urgent en actueel. Want we hebben een periode achter ons waarin de neoliberale vulgair-economische visie op de democratie overheerste. 

Volgens die economische visie is de markt de bron van welvaart bij uitstek, omdat hij de optelsom zou zijn van alle vrijwillige transacties. Met als (enige) morele argument de vrijheid van overheersing van de een door de ander. En dus met het buiten de deur houden van de andere morele gemeenschapsintuïties, die van het iedereen telt mee en van de rechtvaardigheid. Waardoor je er in die visie van uit mag gaan dat als iedereen maar het eigen belang mag nastreven, de markt er voor zorgt dat altijd alles goed komt. Maar waarbij "goed" niets anders betekent dan dat er geen verliezers zijn. Voor de rest is alles mogelijk en automatisch "goed", dus ook grote en toenemende ongelijkheid.

En in het verlengde daarvan de overtuiging dat de democratische overheid, waarin immers met meerderheid wordt beslist, waardoor er ook altijd verliezers zijn en dus overheersing, zoveel mogelijk dient te worden ingeperkt. Want er dient van uitgegaan te worden dat ook in de democratie iedereen altijd alleen maar uit is op eigen belang. Voorstellen om via de overheid het lot van de armen te verbeteren kunnen dus niet voortkomen uit morele motieven, maar alleen maar uit het streven om via de belastingen van de rijken af te pakken wat zij door hard werken verdiend hebben. Als je arm bent, heb je dat aan jezelf te wijten, want de markt zou aan iedereen dezelfde kansen bieden. Denk even aan die VVD-slogan "Handen uit de mouwen in plaats van hand ophouden" uit 2012. Zoek het zelf maar uit. En als je toch de hand ophoudt, dan mogen we ervan uitgaan dat je een klaploper en een fraudeur bent. Dit is voluit de statuscompetitievisie op de democratie.

We maken nu mee dat die vulgair-economische, in morele zin afgeknotte, visie op de democratische overheid in elkaar stort. Er is de Toeslagenaffaire die het kabinet Rutte-III heeft doen vallen, maar er is veel meer aan de hand. Alle partijen schuiven op naar links, dat wil zeggen de morele gemeenschapsvisie op de democratische overheid komt weer in het vizier.

Dat betekent, zoals eerder gezegd, een terugkeer naar de periode na de Tweede Wereldoorlog, toen de verzorgingsstaat werd opgebouwd. Met in zoveel woorden de overtuiging dat de gemeenschap diende te worden georganiseerd in de staat. Het is nu de tijd van de herontdekking van de gemeenschapsvisie op de democratie. 

Die herontdekking komt na wat we achteraf gezien wel een heel merkwaardige onderbreking mogen noemen van de historische ontwikkeling op weg naar de gemeenschapsdemocratie. Die we te danken hadden aan een opvallende kongsi van enerzijds die vulgair-economische academici en zelfs Nobelprijswinnaars (Buchanan, Hayek, Friedman) en anderzijds de kapitaalverschaffers van de academische denktanks waar ze zich in verenigden, zoals de Mont Pelerin Society. De invloed van dat samenwerkingsverband op het maatschappelijke en politieke denken is tientallen jaren zonder meer overweldigend geweest. Alles draaide om "economische hervormingen" en iedereen wist of meende te weten wat daarmee bedoeld werd. In ieder geval altijd meer markt en minder overheid. 

Ook sociaalwetenschappelijke beschouwingen over de democratie waren sterk beïnvloed door de economische theorie van de democratie. Enig besef van het verband met menselijke morele gemeenschapsintuïties lijkt geheel te ontbreken. Neem Democratie. Theorie en praktijk onder redactie van J.J.A. Thomassen dat in 1981 verscheen. (Ik had het ooit in mijn boekenkast staan, maar viste een paar dagen geleden een exemplaar op uit de ruilboekenkast bij de supermarkt.) Alle toenmalige grootheden van de Nederlandse politicologie zijn vertegenwoordigd. Van alles komt aan de orde, behalve dat democratie ook iets te maken zou kunnen hebben met de menselijke moraal.

Omdat die morele gemeenschapsintuïties nu eenmaal deel uitmaken van de menselijke sociale natuur, was te verwachten dat ze bij de ontwikkeling van de meer gecentraliseerde nationale staten in de afgelopen paar eeuwen de kop zouden opsteken. Dat deden ze ook ten tijde van de Franse Revolutie aan het eind van de achttiende eeuw met zijn liberté, egalité, fraternité. Waarvan Piketty overigens laat zien dat weliswaar de oude privileges werden afgeschaft, maar dat nog tot begin twintigste eeuw de vermogensongelijkheid sterk toenam en dat het algemeen kiesrecht nog lang op zich liet wachten (Capital and Ideology, 126-155).

Maar we zagen dus dat diezelfde intuïties ook vallen aan te wijzen in het werk van Montesquieu een halve eeuw eerder. Met daarin, zoals in de meeste beschouwingen over democratie, natuurlijk de verwijzingen naar Aristoteles (384 v.Chr.- 322 v.Chr.). Die met zijn zoön politkon, de mens die op samenwerking met anderen is ingesteld, ook al die morele gemeenschapsintuïties onder woorden brengt. En natuurlijk gaan die intuïties terug tot het ontstaan van de mensheid, tot de lange periode dat we als jagers-verzamelaars afhankelijk waren van samenwerken en delen. 

Of we in staat zullen zijn om blijvend de stap te maken naar de democratie, en de mensenrechten, als uitingsvorm van die oeroude intuïties, dat is nu in 2021 inderdaad wel een een urgente en actuele vraag.

Geen opmerkingen: