Update 3. Servaas Storm heeft uitgebreide en diepgravend kritiek op de studie van Mian, Straub en Sufi. En komt met een alternatieve verklaring voor het verband tussen toenemende ongelijkheid en dalende rente. Daarin speelt een grote rol het verlaten van het streven naar volledige werkgelegenheid door overheden eind jaren zeventig. Interessant en belangrijk. Zie Why the Rich Get Richer and Interest Rates Go Down.
Update 2. Lees nu ook Maarten Schinkel: De ongelijkheid jaagt nu zijn staart achterna. Met als slot: "de maatschappelijke ontwrichting door ongelijkheid kan veel sneller gaan dan we nu nog beseffen."
Update 1. Zie nu ook het bericht in de Financial Times: The rich get richer and rates get lower. Maybe it’s not about demographics, after all. Waarin ook kort wordt ingegaan op wat er met al dat geld gebeurt dat steeds meer bij de hoogste inkomens terechtkomt en dat niet wordt geïnvesteerd. Het wordt uitgeleend aan de overheid en aan de lage inkomenshuishoudens. Bedenk daarbij dat de overheid diezelfde middelen ook had kunnen verkrijgen door hogere belastingen voor de rijken. En bedenk dat die armere huishoudens ook graag een hoger loon hadden gehad, zodat ze zich minder in de schulden hadden hoeven te steken.
En bedenk tenslotte dat dit alles een neerdrukkend effect heeft op de totale vraag naar goederen en diensten. De overheid en de lagere inkomens moeten lenen om nog wat geld te kunnen uitgeven. Als de belastingen voor de hogere inkomens en de lonen hoger waren, dan was dat niet nodig geweest en was de totale vraag groter. En dan zouden ondernemingen meer investeren en zouden de rente en de inflatie en de economische groei hoger zijn.
We leven in een geldeconomie en in een geldeconomie is de economie een kringloop. Dat leerde ik lang geleden in de colleges van Jan Pen, die voor Groningse sociologiestudenten het bijvak economie gaf. Maar die kringloop kan worden verstoord als geld wordt "opgepot", dat wil zeggen, gespaard zonder te worden geïnvesteerd. De economie verkeert dan in een toestand van seculiere, of eeuwigdurende of langdurige, stagnatie. Met weinig of geen economische groei, lage of zelfs negatieve inflatie en lage rente. Doordat geld niet "benut" wordt, worden ook de beschikbare hulpbronnen, waaronder arbeid, niet benut. Dus hoge werkloosheid en armoede.
Een belabberde toestand, die niet zou hoeven. Meer investeren zou helpen. Waardoor gebeurt dat dan niet? Hoe te verklaren dat we de laatste decennia, zo'n veertig jaar, met lage groei, lage rente, lage inflatie en met werkloosheid hebben te kampen?
In de nieuwe studie What explains the decline in r∗?Rising income inequality versus demographic shifts wordt dat voor de Verenigde Staten onderzocht. Het gaat daarin om twee mogelijke verklaringen. Er kan een demografische oorzaak zijn, die erin ligt dat de bevolking vergrijst en er daardoor meer gespaard wordt om pensioen op te bouwen. Maar ook de toename van inkomensongelijkheid kan een rol spelen. Want hogere inkomens sparen meer en als het aandeel hogere inkomens toeneemt, wordt er dus meer gespaard.
Het is lastig om uit te maken welke oorzaak het belangrijkste is, omdat beide ontwikkelingen zich in dezelfde tijd afspeelden. Maar in die nieuwe studie gebruiken de onderzoekers een databestand van gegevens over het huishoudinkomen en de leeftijd van het hoofd van het huishouden over de periode van 1950 tot 2019.
Uit die (voor mij veel te ingewikkelde) analyses komt inderdaad naar voren dat de 10 procent hoogste inkomens tussen de 10 en 20 procent meer van hun inkomen sparen dan de 90 procent laagste inkomens. Dat verschil bestaat over de hele periode en neemt met de tijd toe. Maar bovendien was er tussen 1983 en 2019 een grote verschuiving in het aandeel van het inkomen naar die top 10 procent. In 2019 had de top 10 procent een aandeel dat 15 procent hoger was dan het aandeel van de top 10 procent voorafgaand aan de jaren 80. Daar zie je dus de toename van de hogere inkomens, van inkomensongelijkheid.
De combinatie van die twee, meer sparen door hogere inkomens plus de toename van het aandeel inkomen dat naar de 10 procent hoogste inkomens gaat, verklaart dat de 10 procent hoogste inkomens in de periode tussen 1995 en 2019 3 tot 3,5 procent van het nationale inkomen meer spaarde dan voorafgaand aan de jaren 80. Dat komt overeen met 30 tot 40 procent van de totale private besparingen in dezelfde periode.
Daartegenover wijst er weinig op dat de vergrijzing een grote rol speelde, omdat er maar weinig variatie is in hoeveel verschillende leeftijdsgroepen spaarden.
Daarom concluderen de onderzoekers dat het bovenal de toegenomen inkomensongelijkheid is die de daling van de rente in de afgelopen veertig jaar verklaart. En dus de stagnatie van de economie en de hogere werkloosheid.
Dat is voor economen een belangrijke conclusie. Want die hebben de neiging om zich niet zo te interesseren voor de inkomensverdeling. Maar de afgelopen veertig jaar leert dus dat een toename van inkomensongelijkheid macro-economische gevolgen heeft.
Er waren natuurlijk al aanwijzingen dat inkomensongelijkheid slecht is voor (stabiele) economische groei. Zie hier en hier.
En dan hebben we het nog niet over de vele negatieve sociale en maatschappelijke gevolgen van grote inkomensongelijkheid.