Wat valt er sociaalwetenschappelijk te zeggen over hoe het statuscompetitiepatroon achter de schermen van de populaire talkshow DWDD alle ruimte kreeg? Onder welke voorwaarden valt het statuscompetitiepatroon te verwachten en waren die voorwaarden in dit geval aanwezig? Zie hier het vorige bericht.
Gedrag volgens het statuscompetitiepatroon valt te verwachten als mensen hun sociale omgeving als onveilig waarnemen. Dat kan het geval zijn als ze omringd worden door anderen die zich volgens dat patroon gedragen. Statuscompetitiegedrag van de een lokt dat van de ander uit. Het is ieder-voor-zich. Denk aan Stelling 2 van de Dual Mode-theorie. Maar het kan ook het geval zijn dat ze signalen waarnemen die zulk gedrag doen verwachten.
Zulke signalen kunnen het proces van het zich uitbreiden van statuscompetitiegedrag in werking zetten. Als mensen statuscompetitiegedrag verwachten, zullen ze ook zelf voor dat gedrag kiezen. In dit geval zijn er twee van zulke signalen aan te wijzen.
In de eerste plaats het signaal dat televisieprogramma's met elkaar concurreren om de kijkcijfers. Ook bij de publieke omroep is de financiering afhankelijk van de reclame inkomsten en dus van de kijkcijfers. Die concurrentie, de terreur van de kijkcijfers, maakt dat de kwaliteit van programma's gereduceerd wordt tot de kijkcijferscore in vergelijking met andere programma's. Dat lokt dus competitie uit, niet alleen om die kijkcijfers, maar ook om de status die daarmee kan worden verworven. Want dat streven naar status heeft maar weinig nodig om getriggerd te worden.
Het heeft tot gevolg dat programmamakers minder gemotiveerd worden tot het maken van goede programma's en meer tot het behalen van zo hoog mogelijke kijkcijfers. Wat "goed" is, dat valt natuurlijk te bediscussiëren, maar dat het niet samen valt met de kijkcijferscore, dat is niet een gekke gedachte.
Er valt hier een analogie te trekken met de introductie van de publicatiescores aan universiteiten. Die heeft de intrinsieke, wetenschappelijke motivatie van onderzoekers zeker voor een deel verdrongen en omgebogen naar de jacht op publicaties. En heeft de statuscompetitie aangewakkerd en daardoor "een algemene veronachtzaming van fundamentele wetenschappelijke standaarden en methodologische eisen" bevorderd.
Uiteindelijk zet dus de financiering door middel van reclame inkomsten het proces van statuscompetitie tussen programmamakers in werking. In plaats van de voldoening die het maken van goede programma's kan opleveren, komt de stress van het moeten "presteren" en dus van het mogelijke tekortschieten. De stress van het willen spelen "in de Champions League". de stress die ook zal doorwerken in hoe programmamakers omgaan met hun medewerkers.
We spelen Champions League’, zegt Van Nieuwkerk vaak. Nadat eindredacteur Van der Horst in 2008 is vertrokken, laat hij zich steeds vaker gelden. ‘De maestro’, zoals Van Nieuwkerk wordt genoemd, is extreem perfectionistisch. En dat verwacht hij ook van anderen. Voor middelmaat is geen plaats. Iedere uitzending voelt hij opnieuw dat hij kan falen.
‘Mijn kop ligt op het hakblok’, schreeuwt hij geregeld. Hij is bang voor verslapping. De druk moet maximaal zijn. Altijd. Tot het einde toe. (In de succesvolle tv-machine van DWDD werd menig redacteur vermalen.)
Dat brengt ons op het tweede signaal, dat van de machtsongelijkheid binnen het team dat een programma maakt. Niet alleen was de leider van het team van DWDD iemand die in de competitie om kijkcijfers een hoge status had verworven, hij kon ook zijn medewerkers maken of breken. Want die medewerkers hadden meestal niet een vast contract. En het was lastig om tussentijds op te stappen:
Wat het voor medewerkers met een jaarcontract ook lastig maakt, is dat ze vaak een fors bedrag moeten betalen om tijdens een lopend seizoen weg te mogen bij DWDD. Doordat medewerkers (tot 2018) in de zomer drie maanden vrijaf hebben maar wel doorbetaald worden, bouwen sommigen van hen een ‘schuld’ op aan vrije dagen. Een schuld die tijdens een seizoen makkelijk te compenseren is met alle gemaakte overuren, maar die zij bij een tussentijds vertrek moeten terugbetalen – soms tot een bedrag van wel twee maandsalarissen. ‘Veel twintigers zonder vast contract konden zich dat niet veroorloven’, zegt een medewerker. (In de succesvolle tv-machine van DWDD werd menig redacteur vermalen.)
Net zo als inkomensongelijkheid, wakkert machtsongelijkheid het statuscompetitiepatroon aan. De machtigen willen hun macht doen gelden, al was het maar om hun ondergeschikten er voortdurend aan te herinneren hoe de verhoudingen liggen. (Ook de machtige voelt zich onveilig. Denk aan dat hakblok.) En de machtelozen rest, bij gebrek aan alternatieven, niets anders dan zich bij die verhoudingen neer te leggen. Zo lang dat gaat.
Er is dus een sociaalwetenschappelijk zicht op wat je kunt doen om het ontstaan van een angstcultuur in de televisiewereld te voorkomen. Schaf de financiering door reclame inkomsten af en maak daarmee een einde aan de kijkcijferterreur. Want een publieke voorziening, zoals de publieke omroep, moet je met publieke middelen financieren. En zorg door middel van arbeidsovereenkomsten voor machtsnivellering binnen de organisatie. Hier het vervolg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten