Als we even afzien van de minderheid van psychopaten en kwaadaardige narcisten, dan zijn alle mensen toegerust met de morele gemeenschapsintuïties van het iedereen-telt-mee. Dat hebben we overgehouden aan de lange periode waarin onze voorouders als jagers-verzamelaars voor hun overleving waren aangewezen op samenwerking en delen. Dat was alleen mogelijk als iedereen er van uit ging dat hij of zij meetelde, zowel in het behoren bij te dragen aan de samenwerking als in het mogen meedelen in de opbrengsten van die samenwerking.
Dat wij mensen nu nog bestaan, komt doordat er in het verleden een selectie is geweest op het toegerust zijn met die morele gemeenschapsintuïties. Overigens zonder dat die evolutionair oudere intuïties, die van het statuscompetitiepatroon en dus van het ieder-voor-zich, volledig zijn uitgeselecteerd. Vandaar die innerlijke tegenstrijdigheid van de menselijke sociale natuur, zoals we die aantreffen in de Dual Mode-theorie.
Volgens Stellling 2 van die theorie, zullen mensen zich laten leiden door die morele gemeenschapsintuïties als ze waarnemen dat anderen dat ook doen. Er bestaat dan namelijk de sociale veiligheid die nodig is om mensen tot gemeenschapsgedrag te brengen. Ik ben bereid om aan de samenwerking bij te dragen, om daarvoor opofferingen te brengen, omdat ik erop vertrouw dat anderen dat ook doen en dat ik zal meedelen in de opbrengsten. Sociale veiligheid, oftewel gemeenschapsgedrag van anderen, lokt gemeenschapsgedrag uit.
Maar tegenwoordig bestaat die sociale veiligheid niet meer in die mate waarin hij in jagers-verzamelaarssamenlevingen bestond. Hoewel verreweg de meeste mensen met die morele gemeenschapsintuïties zijn toegerust, verschillen we in hoeveel sociale veiligheid er in onze omgeving is en in hoeveel we waarnemen. Vandaar dat we in onze huidige samenlevingen ook veel te maken hebben met dat statuscompetitiepatroon.
Mensen kunnen namelijk verschillen in de omvang van hun kring van sociale veiligheid. Sommigen vinden die veiligheid alleen in hun kleine kring van familie en vrienden, anderen in de kring van hun landgenoten en nog weer anderen in de kring van de wereldbevolking. (Hoe kleiner die kring, hoe groter de kans op een angststoornis.)
In de nieuwe studie Moral universalism and the structure of ideology laten de onderzoekers zien dat die variatie in de omvang van die kring van sociale veiligheid bepalend is voor de structuur van de ruimte van politieke opvattingen, van ideologieën.
De omvang van die kring stellen ze vast door mensen steeds te laten kiezen hoe ze een bepaald bedrag aan geld zouden verdelen over zichzelf en anderen, waarbij die anderen hun naasten zijn, hun buurtgenoten, hun landgenoten of mensen die ergens op de wereld wonen. Het gelijk verdelen van dat bedrag ook als de ander iemand is die "ergens op de wereld" woont, valt dan aan te duiden als moreel universalisme. Als je daar voor kiest, dan strekt je morele gemeenschapsintuïtie van iedereen-telt-mee zich uit tot de gehele wereldbevolking. En als je kring klein blijft, dus bijvoorbeeld beperkt blijft tot die van je landgenoten, dan valt dat aan te duiden als moreel parochialisme. Het is alleen de "eigen parochie" die meetelt.
Nu blijkt dat de mensen die zichzelf politiek links noemen, meer moreel universalistisch zijn. Het zijn ook degenen die hogere overheidsuitgaven voor sociale zekerheid, volksgezondheid, ontwikkelingshulp, natuur en klimaat en een voorkeursbeleid voor minderheden voorstaan. Zij volgen duidelijk het iedereen-telt-mee en de geldigheid daarvan strekt zich uit tot de wereldbevolking. Dat is in dit onderzoek niet meegenomen, maar zij zullen ook positiever staan tegenover vluchtelingen.
Daarentegen zijn de mensen die zich tot politiek rechts rekenen, meer moreel parochialistisch. Ze staan juist hogere overheidsuitgaven voor defensie, contraspionage, politie en grenscontrole voor. Het is het wereldbeeld van ieder-voor-zich, dus van de statuscompetitie.
Waaruit je kunt opmaken, dat moreel universalisme samengaat met een wereldbeeld van sociale veiligheid. Waarin je uit mag gaan van goede bedoelingen. En moreel parochialisme juist met het beeld van een sociaal onveilige wereld, waarin het eigen volk dient te worden beschermd tegen kwaadwillende interne en externe vijanden.
Dat het er bij dat morele universalisme dan wel parochialisme uiteindelijk gaat om het beeld van een veilige dan wel onveilige wereld, dat kom je in dat onderzoek trouwens niet tegen. Dat is een inzicht dat door de Dual Mode-theorie wordt aangeleverd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten