woensdag 2 november 2022

Als de politici van een land het een goed idee gaan vinden om de verzorgingsstaat te versoberen, dan verlaagt dat de levenstevredenheid van de burgers van dat land.

We zagen al het grote belang van de sociale zekerheidswetten van de verzorgingsstaat voor het welbevinden van mensen. Zie het bericht (uit 2014): De verzorgingsstaat verhoogt de tevredenheid met het leven. En niet een klein beetje!

Daarin vermeldde ik onderzoek waarin landen van de OECD werden vergeleken over de periode 1981 tot 2007. Daaruit kwam naar voren dat de volgende vier indicatoren voor de mate van overheidsingrijpen in de werking van de markt elk in grote mate de tevredenheid met het leven vergroten:

  • het totaal van overheidsuitgaven als percentage van het bruto nationaal product (BNP), dus naast de sociale zekerheidsuitgaven ook de uitgaven voor onderwijs, gezondheidszorg, consumentenbescherming, fysieke infrastructuur, e.d.
  • de sociale zekerheidsuitgaven als percentage van het BNP
  • de toegankelijkheid, het bereik en de hoogte van de uitkeringen
  • de mate van regulering van de arbeidsmarkt (werknemersbescherming)

En inderdaad niet zo'n klein beetje. Vooral de derde en de vierde indicator, dus de overheidsinterventies die mensen beschermen tegen de risico's van het marktmechanisme, hadden sterke effecten op de tevredenheid met het leven, ongeveer even sterk als het hebben van werk vergeleken met werkloos zijn. 

De resultaten komen ermee overeen dat de verzorgingsstaat, dus de institutionele vormgeving van de morele gemeenschapsintuïtie van het iedereen-telt-mee, sterk tegemoetkomt aan de fundamentele menselijke behoefte aan bestaanszekerheid. Er valt dus veel voor te zeggen dat de ontwikkeling van verzorgingsstaten, vooral in de decennia na de Tweede Wereldoorlog, een beweging was in de richting van het gemeenschapsevenwicht en als morele vooruitgang mag worden opgevat

Er is nu nieuw onderzoek dat deze inzichten bevestigt. Richard Easterlin en Kelsey J. O'Connor keken binnen landen naar de effecten van veranderingen in de generositeit van de sociale zekerheidsregelingen. Het ging om de hoogte, duur en toegankelijkheid van werkloosheidsuitkeringen, en om beschikbaarheid en generositeit van oudedagsvoorzieningen en ziektekostenverzekeringen. Daar werd een generositeitsindex van gemaakt en van toen Europese landen (Spanje, Italië, Frankrijk, Duitsland, Nederland, Noorwegen, Groot-Brittannië, Finland, Denemarken en Zweden) werd de ontwikkeling van die index vastgesteld voor de periode 1981-1982 tot 2017-2018. 

Het blijkt dan dat de veranderingen in die generositeitsindex significant samenhangen met veranderingen in de tevredenheid met het leven. Als de politici van een land het een goed idee gaan vinden om de verzorgingsstaat te versoberen, dan verlaagt dat de levenstevredenheid van de burgers van dat land. Met waarschijnlijk als tussenliggend mechanisme dat door die versobering de bestaansonzekerheid toeneemt. 

Het is een belangrijke aanvulling op dat eerdere onderzoek waarin landen werden vergeleken. Als je landen vergelijkt, dan blijkt dat de economische welvaart (het BBP) veel uitmaakt voor de levenstevredenheid. Maar in dit onderzoek bleken veranderingen in het BBP in een land niet significant met veranderingen in de levenstevredenheid samen te hangen. Het gaat niet om armer of rijker worden, maar om afname of toename van bestaansonzekerheid. 

Een belangrijk inzicht. Voor politici en voor kiezers.

Geen opmerkingen: