In de commentaren die je her en der leest op het aan het licht komen van de angstcultuur bij de talkshow DWDD zijn twee reacties te onderscheiden: die van de morele afwijzing van het gedrag dat die angstcultuur deed ontstaan en die van het bepleiten van het wegnemen van de voorwaarden die dat gedrag waarschijnlijker maken.
Het vorige bericht was een voorbeeld van die tweede reactie. Daarin ging het namelijk over wat sociaalwetenschappelijk kan worden aanbevolen om statuscompetitiegedrag en de daarmee samenhangende angstcultuur te voorkomen. Dat gedrag steekt namelijk onder bepaalde voorwaarden eerder de kop op, doordat ze het signaal afgeven dat statuscompetitiegedrag verwacht wordt.
Ten eerste de voorwaarde dat de financiering van televisieprogramma's door middel van reclame-inkomsten een competitie om kijkcijfers in werking stelt. Een competitie die gemakkelijk ontaardt in statuscompetitie. En die is emotioneel niet neutraal. Het behalen van hoge kijkcijfers doet anderen naar je opkijken en wekt bij hen, en bij jezelf, de indruk dat jij over bijzondere gaven beschikt. Waardoor de kans groot is dat jij meer in jezelf gaat geloven dan eigenlijk gerechtvaardigd is. Je gaat dan alles op alles zetten om die hoge status die je is toegevallen, te verdedigen. Want anderen zouden natuurlijk graag zien dat jij van je voetstuk valt.
Je ervaart de sociale onveiligheid die altijd verbonden is met een hoge status, want er zijn altijd anderen die jouw positie bedreigen of zouden kunnen bedreigen. Daardoor, en door de stress van de echte of vermeende bedreiging, ga je je zo gedragen dat jouw hoge status en de lage status van anderen voortdurend worden bevestigd. In concreto: je vernedert de anderen. Elke geslaagde vernedering bevestigt het statusverschil. Het resultaat is een angstcultuur.
Als tweede de voorwaarde, die de eerste versterkt, van een in de organisatie ingebakken machtsverschil. Het gaat immers om een arbeidsorganisatie, met functie-omschrijvingen en arbeidsovereenkomsten. Hoe meer die een hiërarchie in het leven roepen, van verschillen in beloning en in zekerheid van aanstellingen, hoe meer statuscompetitie er valt te verwachten. Mensen gaan niet meer als gelijken met elkaar om. Ook dat opent de deur tot vernedering van bovenaf en onderdanigheid van onderop.
De sociaalwetenschappelijke reactie bepleit nu de sociale hervorming van het wegnemen van deze twee voorwaarden. Waarbij het natuurlijk meteen duidelijk is dat de strekking ervan niet beperkt is tot de problemen bij een talkshow. Want we komen die twee voorwaarden natuurlijk op veel meer plaatsen tegen. Die angstcultuur bij DWDD was een bijzonder geval van een wijdverbreid maatschappelijk probleem. Wijdverbreid doordat we in onze maatschappij, vaak zonder dat zelf te beseffen, het statuscompetitiepatroon ruim baan geven. Denk om de gedachten te bepalen maar even aan het pestprobleem op scholen.
Dan nu over die eerste reactie, die van de morele afwijzing. Die kom je bijvoorbeeld tegen in het NRC-artikel De moderne leider blaft en kleineert niet – maar wat doet hij wel? Waarin je overigens ook, bij geïnterviewde sociale wetenschappers, iets van die tweede reactie tegenkomt, namelijk het wijzen op die voorwaarden. Die morele afwijzing bestaat eruit dat gewezen wordt op de menselijke schade die door een angstcultuur wordt veroorzaakt en dat gepleit wordt voor ander gedrag. Er moet meer aandacht komen voor het belang van psychologisch veiligheid en dat is ook al aan het gebeuren. De "autoritaire leiderschapsstijl" is contraproductief en zou tot het verleden moeten gaan behoren. Het artikel sluit af met:
Dat betekent niet dat we een „lief tijdperk betreden”, zegt (organisatiepsycholoog Aukje) Nauta, die werkt aan een boek over het mogelijke einde van het bullebak-gedrag. „Dankzij het debat op sociale media gaat het debat hierover sneller dan voorheen. We zijn met zijn allen nog steeds aan het leren. Het is een beschavingsproces.”
Die reactie van de morele afwijzing en van het oproepen tot een "beschavingsproces" is natuurlijk heel goed te begrijpen. Naast het statuscompetitiepatroon kennen wij in onze sociale natuur ook het daaraan tegengestelde gemeenschapspatroon. Waarin je anderen geen schade hoort toe te brengen en waarin iedereen meetelt. Het is dat patroon dat ons het statuscompetitiegedrag moreel doet afkeuren. En uitingen van morele afkeuring kunnen ook zeker effect hebben. Denk aan Stelling 2 van de Dual Mode-theorie.
Maar diezelfde morele afkeuring zou er ook toe moeten leiden dat de sociale hervorming van het wegnemen van de voorwaarden voor statuscompetitiegedrag wordt bepleit. Want het is natuurlijk altijd beter om moreel afkeurenswaardig gedrag helemaal niet te laten ontstaan. Hier het vervolg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten