Er is veel onderzoek dat uitwijst dat inkomensongelijkheid negatieve gezondheidseffecten heeft. Zie het bericht Gezondheid en sociale omgeving (10): de gezondheidsschade van inkomensongelijkheid. En er zijn aanwijzingen dat dat verband ontstaat doordat inkomensongelijkheid de statuscompetitie aanwakkert en het meedoen aan de statuscompetitie slecht is voor onze gezondheid.
In de nieuwe studie Opposing effects of income inequality on health: The role of perceived competitiveness and avoidance/approach motivation wijzen de onderzoekers erop dat dat verband soms ook niet wordt aangetroffen en dat soms zelfs ongelijkheid positief lijkt uit te werken voor de gezondheid. En in hun eigen onderzoek vinden ze er inderdaad aanwijzingen voor dat ongelijkheid zowel negatieve als positieve gezondheidseffecten kan hebben.
Dat lijkt er aan te liggen dat mensen op twee verschillende manieren op ongelijkheid en de daarmee samenhangende statuscompetitie kunnen reageren. Er zijn mensen die reageren met gevoelens van moedeloosheid en angst om te falen. De onderzoekers noemen die reactie avoidance motivation. Daardoor functioneren ze minder goed en dat werkt op den duur slecht uit voor hun (mentale) gezondheid (zoals gemeten met de Beck's Hopelessness Scale). Maar er zijn ook mensen die juist kansen zien en die er op hopen dat ze in die competitie zullen slagen. Dat optimisme is een approach motivation en zorgt voor een positief gezondheidseffect.
In een serie deelonderzoeken vinden de onderzoekers inderdaad aanwijzingen voor het bestaan van beide, dus aan elkaar tegengestelde, effecten. Waarmee ze dus kunnen verklaren waarom er soms geen verband wordt aangetroffen. In die gevallen heffen de beide effecten elkaar op.
Niettemin blijkt ook dat die beide motivaties, die van de faalangst en die van het optimisme, niet het hele (negatieve) verband tussen ongelijkheid en gezondheid kunnen verklaren. Er blijft nog een deel over en dat zou er uit kunnen bestaan dat de statuscompetitie slecht uitwerkt voor de sociale relaties tussen mensen. Dan gaat het er dus over dat statuscompetitie zich niet goed verdraagt met de instandhouding van vriendschappen (gemeenschapsrelaties) en zo de kans op eenzaamheid vergroot, waarvan we de negatieve gezondheidseffecten zo goed kennen.
Wat toch blijft staan is dat ongelijkheid en de daarmee gepaard gaande statuscompetitie bij sommigen dus ook kan leiden tot hoop en optimisme en tot een betere mentale gezondheid.
Maar denk dan ook even terug aan het bericht van vorige week vrijdag: Door de verleidingen van de statuscompetitie piekt de stress op middelbare leeftijd. Wat te doen? Het zou kunnen zijn dat dat optimisme en die betere gezondheid een effect is dat vooral bij jongeren optreedt en dat het met het ouder worden niet standhoudt. En op middelbare leeftijd omslaat in een negatief effect. De onderzoekers van deze studie hebben met die mogelijkheid geen rekening gehouden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten