Onze morele gemeenschapsintuïties van het iedereen-telt-mee en van het geen-schade-toebrengen hebben we niet voor niets. Ze brengen ons ertoe om niet te vervallen in het statuscompetitiegedrag van ieder-voor-zich. En ze brengen ons ertoe om het statuscompetitiegedrag van anderen af te keuren en om gemeenschapsgedrag aan te moedigen. Mensen zijn morele wezens, maar hebben nu eenmaal ook de donkere kant van het statuscompetitiegedrag.
Als we uitingen van die donkere kant waarnemen, dan hebben we dus de neiging tot morele afkeuring en verontwaardiging. Dat zien we in de reacties op het aan het licht komen van het statuscompetitiegedrag achter de schermen van de talkshow DWDD. Waar dus een angstcultuur heerste en waar medewerkers werden gekoeioneerd en vernederd. Zie hier het vorige bericht.
Natuurlijk komt dat statuscompetitiegedrag veel vaker voor in onze maatschappij en in organisaties. Maar in dit geval contrasteerde het sterk met wat de talkshow vóór de schermen wilde uitdragen. Misschien vandaar ook extra morele verontwaardiging.
Het fenomeen van statuscompetitiegedrag en onze morele afwijzing ervan is ook onderwerp van sociaalwetenschappelijk onderzoek. Het is op dit blog dus ook al vaak langsgekomen. Dat onderzoek heeft allerlei inzichten opgeleverd. Veel daarvan kwam aan de orde in Een sociologie die ertoe doet: een realistisch normatief kader voor sociale hervormingen.
Daarin ging het over de vele empirisch onderbouwde aanwijzingen dat mensen naar hun welbevinden beter af zijn in groepen, organisaties en maatschappijen waarin het gemeenschapsgedrag overheerst. Waarin het "gemeenschapsevenwicht" dichter wordt benaderd. En waarin dus het daaraan tegengestelde statuscompetitiegedrag hooguit een marginaal en dus onschuldig verschijnsel is.
En op grond van dat inzicht bepleitte ik een sociologie "die ertoe doet", een vak dat haar maatschappelijke belang eraan ontleent dat het sociale hervormingen bepleit, hervormingen die het gemeenschapsgedrag bevorderen en voorkomen dat het statuscompetitiegedrag een te grote plaats inneemt. Om zo het menselijk welbevinden te bevorderen. Een maatschappij dichterbij te brengen waarin mensen floreren en gedijen.
Een en ander houdt in dat er vanuit sociaalwetenschappelijk gezichtspunt naast die morele afkeuring van statuscompetitiegedrag ook de onderbouwde sociale hervormingsvoorstellen zijn om het statuscompetitiegedrag te voorkomen. Precies daarover ging het tweede bericht in deze reeks: Hoe het ontstaan van een angstcultuur te voorkomen. Er zou gestopt moeten worden met financiering van televisieprogramma's door middel van reclame-inkomsten, want daarmee wordt de statuscompetitie tussen programmamakers om kijkcijfers aangewakkerd. En de machtsverschillen in de oproeporganisaties zouden verkleind moeten worden door het meer gelijktrekken van arbeidsovereenkomsten. Omdat ook machtsongelijkheid de statuscompetitie bevordert.
Opvallend is nu dat dat sociaalwetenschappelijke gezichtspunt maar zeer onvolledig is terug te vinden in de commentaren. Ik denk even aan het commentaar van hoofdredacteur Pieter Klok in de Volkskrant: De publieke omroep heeft zijn eigenlijke taak steeds meer verwaarloosd. Daarin gaat het wel over "de 'systemische oorzaken' in het omroepbestel die aan het wangedrag van presentator en eindredacteuren ten grondslag hebben gelegen" en wordt er verwezen naar de "nadruk op kijkcijfers" en "de arbeidsverhoudingen die een grote machtsongelijkheid impliceren".
Maar de volgende stap, die van het iets doen aan die oorzaken, wordt niet gezet. Nee, de "bedrijfscultuur" moet veranderen.
Maar die bedrijfscultuur komt nu juist voort uit die 'systemische oorzaken'! Met uitroepteken. Als je die oorzaken ongemoeid laat, dan blijf je steken in een oproep tot ander gedrag in omstandigheden die dat andere gedrag heel onwaarschijnlijk maken.
Een goedkope oproep dus. Die weer eens laat zien dat dat sociaalwetenschappelijke gezichtspunt veel te weinig tot het publieke maatschappelijk denken doordringt.
En, om de hand in eigen boezem te steken, dat ligt eraan dat de sociologie zich nog lang niet ontwikkeld heeft tot een vak "dat ertoe doet".
Geen opmerkingen:
Een reactie posten