Wat doe je in een democratie met degenen die de democratie omver willen werpen? Die in woorden en daden blijk geven van dat voornemen?
Die vraag is actueel naar aanleiding van de uitlatingen van FvD-Kamerlid Gideon van Meijeren en van andere aanwijzingen dat we met het Forum voor Democratie onder leiding van Thierry Baudet te maken hebben met een antidemocratische politieke partij. De vraag naar het democratisch gehalte van sommige andere politieke partijen laat ik hier buiten beschouwing.
Sociaalwetenschappelijk gezien is de democratie de institutionele vormgeving op het niveau van de nationale staat van onze morele gemeenschapsintuïties van het iedereen-telt-mee. En weten we dat de menselijke sociale natuur ook het aan die morele intuïties tegengestelde statuscompetitiepatroon kent van het ieder-voor-zich en het ik- of wijzelf aan de macht.
Niet alleen zijn die twee niet met elkaar te verenigen of te verzoenen, er zijn ook de vele aanwijzingen dat de democratie, of algemener het gemeenschapsevenwicht, naar menselijk welzijn valt te verkiezen boven de dictatuur, de autocratie, de oligarchie of algemener de statushiërarchie.
Een en ander betekent dat de democratie altijd verdediging behoeft, want ook het statuscompetitiepatroon behoort nu eenmaal tot de menselijke sociale natuur.
Wat moet of kan de aard van die verdediging zijn? Kun je de vijanden van de democratie overtuigen van de voordelen ervan? Dat lijkt niet, of maar zeer beperkt, het geval. Want die vijanden zijn niet vatbaar voor redelijke argumenten, althans zolang ze in dat statuscompetitiepatroon gevangen zitten. In het wereldbeeld van dat patroon tellen niet redelijke argumenten, maar uitsluitend het vertoon van macht en status en zo nodig, of zelfs bij voorkeur, het gebruik van geweld. Pogingen tot overtuiging worden opgevat als blijk van zwakte.
Argumenten kunnen alleen nog ontvangen worden als toegang kan worden verkregen tot het gemeenschapspatroon als dat nog enigszins in het denken van de persoon aanwezig is. Vaak is dat laatste zo. Dan geldt dat die gemeenschapsintuïties worden versterkt hoe meer de persoon er in zijn omgeving mee in aanraking komt (Stelling 2 van de Dual Mode-theorie).
Maar omdat de vijanden van de democratie elkaar opzoeken en hun eigen echokamer creëren, treedt dat proces niet op. En bij de grootste vijanden van de democratie, de kwaadaardige narcisten en psychopaten, ontbreekt geheel het morele besef waar je een beroep op zou kunnen doen.
Dus is er meer nodig om de democratie te verdedigen. Dat inzicht bestond al, want Artikel 54 van onze Grondwet maakt uitsluiting van het (actieve en passieve) kiesrecht mogelijk. Maar dat kan alleen als bijkomende straf bij een vrijheidsstraf van tenminste een jaar, die is opgelegd voor een misdrijf als het plegen van een aanslag tegen de Koning of gericht op het omverwerpen van de regeringsvorm, dus van de democratie. Een politicus die "alleen maar" uitdraagt dat hij de democratie wil omverwerpen, kan dus niets in de weg gelegd worden zolang hij niet door een rechter is veroordeeld tot die vrijheidsstraf van tenminste een jaar.
Dus is er nu discussie over verdergaande bepalingen, zoals die van een verbod op politieke partijen. Raoul du Pré doet er verslag van in de Volkskrant: D66 wil niet langer toekijken bij uitlatingen FvD’ers: ‘Verbod op politieke partijen moet makkelijker worden’. Daarin gaat het ook over een advies van de Staatscommissie parlementair stelsel uit 2018 om de wet aan te passen en "expliciet een regeling op te nemen die het mogelijk maakt politieke partijen te verbieden die een ernstige bedreiging vormen voor de democratische rechtsstaat. Het derde kabinet-Rutte reageerde daar weliswaar welwillend op, maar tot een uitgewerkt wetsvoorstel is het ook onder het huidige kabinet nog niet gekomen."
Dat is een bekend patroon, dat kabinetten-Rutte zaken voor zich uit schuiven die eigenlijk snel zouden moeten worden geregeld.
D66 stelt nu dus maar voor om de wet aan te passen waarmee verenigingen kunnen worden verboden, zoals al eens is gebeurd met criminele motorbendes. Dan moet de vereniging ten doel hebben of activiteiten verrichten die "in strijd zijn met de openbare orde". Dat wordt hier toegelicht als het ontwrichten van de samenleving. Dat is natuurlijk verder aan de rechter om te beoordelen, maar je mag verwachten dat die het bedreigen van de democratische rechtsstaat zal zien als in strijd met de openbare orde.
Het gaat er nu om dat in dat wetsartikel politieke partijen worden uitgezonderd. En D66 pleit ervoor om die uitzondering op te heffen.
Dat lijkt verstandig. Natuurlijk is in een democratie de vrijheid van meningsuiting een groot goed. Maar die vrijheid is ondergeschikt aan het belang van het in standhouden van de democratie zelf.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten