Je bent moreel universalistischer, en dus meer politiek links (zie het vorige bericht), als je bij het (fictief) verdelen van een som geld over jezelf en een andere persoon, meer voor een gelijke verdeling kiest wie die andere persoon ook is. Dus minder verschil maakt als die andere persoon bijvoorbeeld een landgenoot is of een medemens ergens op de wereld. Je vindt dan dat iedereen hoort mee te tellen hoe klein of groot de sociale afstand ook is. Of nog anders gezegd, je morele gemeenschapsintuïties strekken zich uit tot alle medemensen. Je bent daarentegen juist moreel parochialistisch als je juist wel verschil maakt.
Die vraag naar de verdeling van een som geld werd in 2020 in de Global Universalism Survey gesteld aan in totaal 64000 mensen verdeeld over representatieve steekproeven van 60 landen. Iedereen werd gevraagd om een hypothetisch bedrag van 1000 dollar, of ongeveer daarmee overeenkomend in een andere munteenheid, te verdelen over twee andere personen met een ongeveer gelijk inkomen. Zie Moral universalism: Global evidence.
Het bleek toen dat ongeveer 26 procent van de ondervraagden moreel universalistisch kan worden genoemd, in de zin dat ze in alle gevallen het bedrag gelijk verdeelden. Ter vergelijking: in de studie Identification With All Humanity as a Moral Concept and Psychological Construct bleek dat 15 procent van de ondervraagde Amerikanen zich evenveel identificeerden met alle mensen op de wereld dan met hun dorps- of stadsgenoten en met hun landgenoten. Ook maakte die 15 procent geen verschil als het ging om de bereidheid om mensen te helpen die in nood verkeerden. Zie het bericht Kunnen wij wereldburgers zijn? Een beetje
Onze morele gemeenschapsintuïties van iedereen-telt-mee zijn geëvolueerd in de lange periode dat we als jagers-verzamelaars in kleine groepen leefden. Maar het blijkt dus mogelijk om in de huidige tijd de geldigheid van dat iedereen-telt-mee uit te breiden tot de gehele wereldbevolking.
Hoewel het om een minderheid gaat die daar heel ver in gaat, geeft het enige hoop dat we als wereldbevolking in staat zullen zijn om de grote problemen die op dat niveau spelen, die van de door mensen veroorzaakte klimaatverandering, met succes aan kunnen pakken. Net zo als we lang geleden in kleine groepen moesten samenwerken om te kunnen overleven, geldt nu dat we als wereldbevolking moeten samenwerken om een klimaatramp te voorkomen. In de woorden van António Guterres, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties: “We have a choice – collective action or collective suicide. It is in our hands.”
Of we op tijd tot die samenwerking zullen komen, zal er dus van afhangen of genoeg mensen in staat zijn tot moreel universalisme. Volgens Stelling 2 van de Dual Mode-theorie mogen we daar meer op hopen, hoe meer mensen met dat moreel universalisme in aanraking komen.
In dat verband is een resultaat van die Global Universalism Survey interessant. Het blijkt namelijk dat mensen die in hun eigen land meer met democratie in aanraking komen, dus met het iedereen-telt-mee op landniveau, ook moreel universalistischer zijn. Je ziet dat verband in dit plaatje afgebeeld (overgenomen van Moral universalism: Global evidence):
:
Op de verticale as staat het gemiddelde morele universalisme per land en op de horizontale as de mate waarin een land democratisch is. Je ziet dat de bewoners van een land dat democratischer is ook moreel universalistischer zijn. Als je in een land woont waarin iedereen mee telt, dan vind je ook meer dat iedereen van de wereldbevolking behoort mee te tellen.
Dat dit een oorzakelijk verband zou kunnen zijn, blijkt eruit dat mensen die gezien hun land en hun leeftijd langer met democratie in aanraking zijn geweest ook moreel universalistischer zijn. En andersom: mensen die gezien hun land en hun leeftijd juist langer met de afwezigheid van democratie in aanraking zijn geweest, zijn ook minder moreel universalistisch.
De strijd om de klimaatverandering tegen te gaan ligt dus in het verlengde van de strijd om de democratie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten