Deze reeks berichten begon met een lijst van twaalf crises in de Nederlandse politiek, die toen recent in het nieuws waren geweest. Hier is het eerste bericht. Dat die crises elkaar beïnvloeden en een gemeenschappelijke oorzaak lijken te hebben, was reden om te spreken van de Nederlandse polycrisis. Die gemeenschappelijke oorzaak lijkt te zijn dat in de Nederlandse politiek nu al zo'n vier à vijf decennia gedacht en gehandeld wordt met de marktvuistregel als richtlijn. Volgens die (neoliberale) vuistregel moet de overheid zoveel mogelijk terugtreden, om de markt, als eigenlijke bron van welvaart, zoveel mogelijk zijn werk te laten doen. De marktvuistregel heeft als psychologische voedingsbodem het statuscompetitiepatroon van het ieder-voor-zich.
Dat betekent dat de overheidsvuistregel naar de achtergrond verdween, de vuistregel die als psychologische voedingsbodem op het gemeenschapspatroon van de morele intuïtie van het iedereen-telt-mee teruggaat. Volgens deze vuistregel is de democratische overheid noodzakelijk als drager van dat morele beginsel, zowel in de vorm van het actief en passief algemeen kiesrecht als in de vorm van richtlijn voor wetgeving en beleid. Een en ander is vastgelegd in de klassieke en sociale grondrechten van de Grondwet:
- klassieke grondrechten: de burgerlijke en politieke rechten. Dit zijn onder andere het kiesrecht, vrijheid van meningsuiting, recht op privacy, godsdienstvrijheid en het discriminatieverbod.
- sociale grondrechten: de economische, sociale en culturele rechten. Dit zijn onder andere het recht op huisvesting, sociale zekerheid, gezondheidszorg en onderwijs.
Maar die grondrechten kunnen in de politieke praktijk meer of minder ernstig worden genomen. Want het juridische (en morele) domein werkt niet altijd een op een door in de psychologie en het feitelijke handelen van politici en kiezers.
En al helemaal niet als de marktvuistregel in die psychologie heeft postgevat. Als je de overheid ziet als ondergeschikt aan en in dienst van de markt, dan wordt het gemakkelijker om het iedereen-telt-mee van die grondrechten "over het hoofd te zien". Ze zullen niet meteen met zoveel woorden worden afgewezen, hoewel dat bij de extreemrechtse variant van de marktvuistregel wel degelijk het geval is. Maar ook als dat laatste niet zo is, kunnen ze wel in de dagelijkse politieke praktijk minder leidend worden.
En precies dat verklaart hoe het komt dat opeenvolgende Nederlandse regeringen zoveel zaken op hun beloop hebben gelaten (zie het vorige bericht) en daarmee in steeds meer gevallen door de rechter worden teruggefloten. Uiteindelijk is de onafhankelijke rechter de hoeder van het iedereen-telt-mee van de grondrechten en die hoeder komt meer in actie, hoe meer die marktvuistregel het politieke handelen beheerst.
Een te verwachten volgende stap is dan ook dat vanuit die rechtse of extreemrechtse hoek pleidooien komen om het moeilijker te maken om rechtszaken tegen de staat aan te spannen. Dat gebeurde eerder al door VVD-Kamerleden. Lees de column die J.Th.J. van den Berg daarover schreef in 2020: Kansloze voorstellen.
Nu zijn het de rechtse fracties van JA21, SGP en BBB, die het voor organisaties zoals Urgenda moeilijker willen maken om rechtszaken tegen de staat aan te spannen: Rechtse fracties: beperk toegang tot rechter voor organisaties als Urgenda.
Als de marktvuistregel de politiek geheel in zijn greep krijgt, dan vervalt uiteindelijk ook het beroep op de onafhankelijke rechter, de hoeder van het democratische iedereen-telt-mee. Hier het vervolg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten