De sociaalwetenschappelijke analyse van de Nederlandse polycrisis in de voorafgaande berichten (hier het eerste bericht) haalt veel overhoop, maar is natuurlijk verre van volledig. Dat werd mij extra duidelijk toen ik vanochtend Goedkope arbeid maakte het bedrijfsleven lui van economisch historicus Jan Luiten van Zanden onder ogen kreeg.
Daarin vraagt Luiten van Zanden aandacht voor het grote belang van productiviteitsgroei voor economische groei. Je kunt economisch groeien door met zijn allen langer en harder te werken, maar ook door per gewerkt uur meer te produceren. Dat laatste valt natuurlijk te prefereren, maar hoe bereik je dat?
Wat sterk bevorderlijk is voor productiviteitsgroei zijn stijgende reële lonen. Als de loonkosten stijgen, worden ondernemers geprikkeld tot arbeidsbesparende investeringen. Daardoor neemt de arbeidsproductiviteit toe en die maakt het mogelijk om de lonen verder te verhogen. Welvaart neemt toe, omdat we per uur arbeid meer tot stand brengen.
Dit "samenspel tussen reële loonstijgingen en groeiende productiviteit" was volop in werking tijdens "de Gouden Jaren tussen 1950 en 1973", de periode van de overheidsvuistregel en dus van de doelstelling van de volledige werkgelegenheid in mijn analyse. Luiten van Zanden:
Het succes van deze periode valt af te lezen uit de sterke groei van de werkgelegenheid, die voor grote krapte op de arbeidsmarkt zorgde, wat via nog scherpere stijging van de reële lonen uiteindelijk leidde tot de bekende loon- en prijsspiraal van de jaren 1970. De arbeidsinkomensquote liep daarbij sterk op, mede door de expansie van de welvaartsstaat, en de rentabiliteit van het bedrijfsleven kwam sterk onder druk te staan.
Cruciaal was hoe daar op werd gereageerd. In mijn analyse met de overgang van de overheidsvuistregel naar de marktvuistregel. Die kom je bij Luiten van Zanden tegen als "de radicale trendbreuk, waarbij de groei van de reële lonen bijna tot stilstand kwam – door de na 1980 omvangrijke werkloosheid, door de loonmatiging." Daarna, in de jaren 90, trok de economie wel weer aan, maar de vakbonden waren zwakker geworden en er kwam de flexibilisering van de arbeid.
Deze veranderingen maakten deel uit van een veel bredere golf neoliberale ‘innovaties’ gericht op grotere marktwerking. Waar arbeidsbesparende technologische ontwikkeling voor 1980 kern geweest was van de strategie van het bedrijfsleven, werd winstgroei nu vooral gezocht in het verlagen van arbeidskosten door dit type veranderingen die wel leidden tot lagere kosten maar de productiviteit niet verhoogden.
Het hanteren van de marktvuistregel betekende dat het de ondernemingen zoveel mogelijk naar de zin moest worden gemaakt. In de woorden van Luiten van Zanden werd het bedrijfsleven "in de watten gelegd, en ontstond een economie die als lui of zelfgenoegzaam getypeerd kan worden." Want de toegenomen winsten werden niet gebruikt voor arbeidsbesparende investeringen. Nee, ze voedden de toename van inkomens- en vooral vermogensongelijkheid.
Door die stagnatie van de arbeidsproductiviteit ontwikkelde zich uiteindelijk een krappe arbeidsmarkt. Met:
tekorten die de oplossing van allerlei maatschappelijke problemen ernstig vertragen, omdat er simpelweg geen vakmensen gevonden kunnen worden om de transitie naar duurzaamheid te bespoedigen, knelpunten in de jeugdzorg aan te pakken, of de defensie weer op poten te zetten.
Een polycrisis dus, uiteindelijk veroorzaakt door een gebrek aan arbeidsbesparende investeringen.
Wat te doen? Welnu, we moeten met zijn allen meer en harder werken. Dus, in mijn analyse, disciplinering van de arbeid. Door verlaging van de uitkeringen en versobering van de sociale zekerheid. Een ontoereikend sociaal minimum. 'De handen uit de mouwen in plaats van de hand ophouden". Luiten van Zanden:
Het beleid dat er nu komt lijkt gericht op nog meer van hetzelfde streven om meer arbeid uit een door stress en burn-out geplaagde beroepsbevolking te persen. (...)
Daardoor zitten we nu in een ontwikkelingspad dat wel groeiende ongelijkheid, maar geen productiviteitsgroei oplevert, en zijn we nu haast gedwongen om de economische problemen op te lossen door de ‘zweet en tranen’ van meer uren arbeid in plaats van de creativiteit van nieuwe ideeën en technieken.
Die marktvuistregel zet uiteindelijk de verticale psychologie van het statuscompetitiepatroon in werking: maak het de rijken en machtigen (het kapitaal) zoveel mogelijk naar de zin en verhoog de druk op de arbeid. Hier het volgende bericht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten