woensdag 15 februari 2023

De slechtere gezondheid van de minst welvarenden heeft niet alleen met henzelf en hun omstandigheden te maken, maar ook met hoe ongelijk het land is waarin ze wonen

Tim 's Jongers vraagt op De Correspondent terecht aandacht voor de grote gezondheidsverschillen tussen arm en rijk: De gezondheidskloof tussen arm en rijk dicht je niet met broccoli en een stappenteller. Volgens cijfers van het CBS hebben de minst welvarende Nederlanders negen jaar minder te leven dan de meest welvarenden en leven ze zelfs 25 jaar korter in goede gezondheid.

Er is inderdaad een schat aan onderzoek dat wijst op het verband tussen sociaaleconomische status en gezondheid. Ik stond er in berichten op dit blog bij stil. Maar al dat onderzoek heeft een belangrijk inzicht in de oorzaken van dat verschil opgeleverd, dat in het betoog van 's Jongers niet goed naar voren komt. 

Wat blijkt namelijk? Veel mogelijke oorzaken van het verschil hebben er mee te maken dat het minder gemakkelijk is om gezond te leven en dat je woon- en werkomstandigheden ongezonder zijn als je arm bent. Maar ook als in onderzoek daarmee rekening wordt gehouden, blijft er nog een gezondheidsverschil over dat met al die oorzaken niet verklaard kan worden.

Richard Wilkinson was vermoedelijk de eerste was die daar op wees, in Mind The Gap. Hierarchies, Healt and Human Evolution uit 2000. Zie het bericht (uit 2012) Gezondheid en sociale omgeving (11): sociaal-economische statusverschillen, baanonzekerheid. Een citaat daaruit:

... het kan wel zo zijn dat mensen met lagere status meer ongezond gedrag vertonen en minder goede zorg ontvangen, maar dit verklaart niet volledig dat ze ongezonder zijn dan mensen met hogere status. Hetzelfde geldt voor verschillen in woonomstandigheden, blootstelling aan luchtvervuiling, ongezond eten en andere materiële omstandigheden. Ook kan het zogenaamde selectie-effect het gezondheidsverschil niet volledig verklaren. Dat effect houdt in dat de kans om in een lagere statuspositie terecht te komen, hoger is als je meer gezondheidsproblemen hebt. Uit onderzoek werd steeds duidelijker dat de oorzaak ligt in de sociale aspecten van statusverschillen. Wilkinson schrijft daarover (p. 7, mijn vertaling):

Achteraf gezien lijkt het alsof we leden aan een opmerkelijk niet-gesocialiseerd beeld van mensen. We namen aan dat de belangrijkste relaties die waren tussen mensen en dingen - een geloof dat zonder twijfel werd versterkt door het economische gezichtspunt dat welzijn afhangt van individuele, materiële consumptie. De sociale aspecten waren op de een of andere manier te vluchtig om mee te wegen naast de concrete milieuproblemen. Sindsdien heeft onderzoek ons er geleidelijk toe gedwongen om in te zien dat dat wat er het meest toe doet (en waarschijnlijk zelfs voor mensen die te lijden hebben van luchtvervuiling en slechte huisvesting) het psychosociale welzijn is en de kwaliteit van de sociale omgeving. Dit wil niet zeggen dat de directe effecten van materiële factoren onbelangrijk zijn; maar we moeten onderkennen dat de indirecte psychosociale effecten van relatieve deprivatie onverwacht krachtig zijn.

Dat betekent dat het bekleden van een lage status in een statushiërarchie op zich stressvol en daardoor ongezond is. Waarschijnlijk samenhangend met gevoelens van vernedering en minderwaardigheid. Van niet mee te tellen. Van niet respectvol behandeld te worden. Want dat komt naar voren uit onderzoek van Gary W. Evans, waar het bericht Armoede maakt ziek door gevoel anders behandeld te worden - Gezondheid en sociale omgeving (20) over ging. 

En er is bovendien dat andere onderzoek dat uitwijst dat het hebben van een lage status in een ongelijke samenleving op zich, dus los van leefstijl- en omgevingsfactoren, de levensverwachting voor mensen die tussen de 40 en 85 jaar zijn met ruim twee jaar verlaagt. Zie het bericht Lage sociaaleconomische status verlaagt levensverwachting fors, nog los van andere risicofactoren. Lage sociaaleconomische status op zich staat op de derde plaats in het lijstje van risicofactoren, na roken en lichamelijke inactiviteit, maar dus voor hoge bloeddruk, diabetes, alcoholgebruik en overgewicht. 

Een en ander komt er mee overeen dat ongelijkheid de stress van de statuscompetitie aanwakkert en dat dus mensen in meer ongelijke samenlevingen ongezonder zijn dan in gelijkere samenlevingen. Diezelfde Wilkinson liet dat samen met Kate Pickett zien in The Spirit Level. Why more equal societies almost always do better. Zie daarover het bericht Gezondheid en sociale omgeving (10): de gezondheidsschade van inkomensongelijkheid. Het lijkt er ook mee te maken hebben dat mensen in meer ongelijke samenlevingen elkaar minder vertrouwen, door die statuscompetitie, en daardoor meer stress ervaren. Ongelijkheid kruipt onder je huid.

Dat laatste zou er op wijzen dat zelfs degenen met hoge status gezondheidswinst zouden boeken als de ongelijkheid zou afnemen. 

Kortom, de slechtere gezondheid van de minst welvarenden heeft niet alleen met henzelf en hun positie te maken, maar ook met hoe ongelijk het land is waarin ze wonen.

Geen opmerkingen: