In het vorige bericht zagen we dat als de marktvuistregel het politieke denken en handelen overheerst, het belang van de overheid voor het menselijk welzijn minder serieus wordt genomen. Dat leidt ertoe dat veel zaken op hun beloop worden gelaten. De crises die zich daardoor kunnen ontwikkelen botsen na verloop op de moraliteit van het iedereen-telt-mee, het fundament van de democratische overheid, en daarmee op de klassieke en sociale grondrechten. Een sterke aanwijzing dat die botsingen plaats vinden is dat groepen burgers met succes rechtszaken tegen de overheid aanspannen.
De psychologie van de marktvuistregel is die van het menselijke statuscompetitiepatroon en in die psychologie is, als het er echt om gaat, geen plaats voor de morele gemeenschapsintuïties. En dus uiteindelijk niet voor grondrechten. Vandaar dat bij rechtse politici, als aanhangers van de marktvuistregel, die gang van burgers naar de rechter graag zouden willen bemoeilijken.
Een ander aspect van die polycrisis komt naar voren als je bedenkt dat de psychologie van de marktvuistregel een verticale is. In tegenstelling tot de horizontale psychologie van de overheidsvuistregel. Verticaal in de zin dat het ieder-voor-zich onvermijdelijk betekent dat sommigen beter uit de strijd komen dan anderen en dat die ongelijke uitkomst ook wenselijk is. Zij die beter zijn toegerust voor de strijd, horen ook een hogere positie in de statushiërarchie in te nemen. Er hoort ongelijkheid te zijn. Er zijn sterkeren en machtigen, die horen te heersen, en er zijn zwakkeren en machtelozen, die zich bij hun ondergeschikte positie horen neer te leggen. Een andere uitingsvorm van die psychologie is die van het meritocratische ideaal: mensen verschillen nu eenmaal en op basis daarvan krijgt ieder wat hij verdient. De een veel, de ander weinig.
Die verticale psychologie leidt er in het politieke denken en handelen toe dat het de machtigen zoveel mogelijk naar de zin wordt gemaakt en dat de machtelozen met dedain worden behandeld en er bekaaid afkomen. Dat verklaart veel van dat neoliberale beleid dat ons in de polycrisis heeft gestort.
Het verklaart dat Nederland als een belastingparadijs kon worden gekarakteriseerd. Het verklaart dat de VVD altijd zo graag de winstbelasting voor bedrijven wil verlagen. Het verklaart dat Nederland tot voor kort werd gepromoot om zijn aantrekkelijke "fiscale vestigingsklimaat". Het verklaart dat de beloningen aan de top van het bedrijfsleven exorbitant bleven toenemen, terwijl daar juridisch best had kunnen worden ingegrepen. Het verklaart dat de inkomstenbelasting veel minder progressief is geworden dan hij in de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog was, toen de overheidsvuistregel nog werd aangehangen.
Maar het verklaart ook dat de zwakkeren en machtelozen zo in de problemen zijn gekomen. De mensen met ernstige psychische problemen die moeten wachten op een behandelplek. De mensen die lijden onder het ernstige woningtekort en in toenemende mate het risico lopen om dakloos te worden. De ouders en kinderen die lijden onder de tekorten in de Jeugdzorg. De mensen die afhankelijk zijn van gemeentelijke voorzieningen als buurthuizen en bibliotheken waarop bezuinigd is. De mensen die lijden onder het tekortschietende sociaal minimum en die vaak de vernederende gang naar de voedselbank moeten maken. De duizenden ouders die door de Belastingdienst ten onrechte werden bestempeld en behandeld als fraudeurs. De asielzoekers die niet op een menswaardige opvang kunnen rekenen. De omwonenden die lijden onder de stankoverlast en de chemische bestrijdingsmiddelen van de landbouw of onder de overlast van Tata Steel en Schiphol.
Die marktvuistregel creëert kortom ook de problemen van die verticale psychologie van het statuscompetitiepatroon. Hier het vervolg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten