dinsdag 21 maart 2023

Mensen maken zich grote zorgen om het klimaat. Maar komen niet genoeg in actie doordat ze onderschatten hoeveel anderen zich zorgen maken

Hoe optimistisch of pessimistisch kunnen we zijn over de bereidheid van mensen om zich in te spannen en zich offers te getroosten ten behoeve van het tegengaan van de klimaatverandering? 

Gisteren stond ik stil bij het laatste rapport van het VN-Klimaatpanel IPCC dat waarschuwt dat het vrijwel te laat is om de opwarming van de aarde tot anderhalve graad te beperken. En dat de gevolgen daarvan en van verdere opwarming enorm zullen zijn. En vroeg ik me af hoe optimistisch je nog kunt zijn na de verkiezingen voor de Provinciale Staten en de Waterschappen.

Daar valt op basis van sociaalwetenschappelijk onderzoek wel iets meer over te zeggen. Al in 2019 bespraken Thijs Bouman en Linda Steg van de Rijksuniversiteit Groningen onderzoek naar de "waarden" van mensen die relevant zijn voor hun gedrag ten opzichte van de klimaatverandering: Motivating Society-wide Pro-environmental Change

Daarin halen ze data aan van de European Social Survey voor 22 Europese landen en Israël. In totaal 44,387 mensen werden gevraagd om aan te geven hoe belangrijk voor hen egoïstische, hedonistische, altruïstische en biosferische waarden waren. Egoïstisch slaat op "being rich and having money and expensive things", hedonistisch op "having a good time” en “seeking fun and pleasure", altruístisch op "helping people and caring for their well-being” en “treating people equally and having equal opportunities” en biosferisch op "caring for nature and the environment”. 

Het blijkt dan dat mensen de altruïstische en biosferische waarden veel belangrijker vinden dan de egoïstische en hedonistische. Zie het plaatje.

Bedenk dat de altruïstische en de biosferische waarden sterk overeenkomen met de morele gemeenschapsintuïties van het iedereen-telt-mee, waarbij onder iedereen ook de toekomstige generaties worden verstaan. En bedenk dat de egoïstische en hedonische waarden sterk overeenkomen met het statuscompetitiepatroon van het ieder-voor-zich. Voor alle landen geldt overduidelijk dat de morele gemeenschapsintuïties belangrijker of veel belangrijker worden gevonden dan de waarden van de statuscompetitie.

Dat is dus het probleem niet. Er is reden voor optimisme. 

Maar komen mensen dan ook in actie? Spannen ze zich dan ook in om klimaatverandering tegen te gaan? En steunen ze wel genoeg de politieke partijen die zich sterk maken voor klimaatbeleid? Dat kun je je dus wel afvragen.

Bouman en Steg opperen dat het er aan zou kunnen liggen dat mensen onderschatten hoeveel anderen die morele gemeenschapswaarden belangrijk vinden. Ze verwijzen naar onderzoek dat daar wat de biosferische waarden betreft aanwijzingen voor verschaft. 

En die onderschatting zou ertoe kunnen leiden, geheel volgens Stelling 2 van de Dual Mode-theorie, dat mensen zich in hun gedrag aanpassen aan wat ze denken wat de meerderheid vindt. Ze willen niet teveel afwijken. Of die onderschatting brengt hen ertoe te denken dat het met de ernst van die klimaatverandering dan toch wel zal meevallen.

Wat er dus zou moeten gebeuren is dat mensen ervan doordrongen raken dat niet alleen zijzelf, maar ook anderen zich grote zorgen maken over die klimaatverandering. En het net zo belangrijk vinden om die klimaatverandering tegen te gaan en zich daar voor in te spannen. En het zou tot politici moeten doordringen hoe groot de zorgen zijn die bij hun kiezers leven.

Je vraagt je natuurlijk af waar die onderschatting toch vandaan komt. Doen misschien de media niet goed hun werk?

Geen opmerkingen: