Joris Verbeek, Coen van de Ven en Emiel Woutersen geven in de Groene Amsterdammer een fraai overzicht van de beroerde toestand waarin onze overheid verkeert en kijken terug op hoe dat gekomen is: Lege glazen torens. Ze kijken terug op de tijd van de Balkenende- en de Rutte-kabinetten, waarin iedereen die ertoe deed verkondigde dat de "Rijksoverheid het mes in eigen vlees moest zetten", dat "de overheid op dieet moest", dat het aantal ambtenaren drastisch moest worden teruggebracht en dat we toe moesten naar "de kleine overheid". "De vingerafdrukken van álle politieke partijen uit het brede midden zitten op het uitkleden van de overheid."
Het was achteraf gezien de poging om de "overwinning" van de neoliberale marktvuistregel die vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw de politiek domineerde, definitief in daden om te zetten. Zoveel mogelijk taken moesten door de markt worden uitgevoerd en wat er van de overheid overbleef, moest ook zoveel mogelijk bedrijfsmatig georganiseerd worden.
Nu zien we waar deze "overwinning" toe heeft geleid: tot de Nederlandse polycrisis. Hier het bericht waarmee deze serie begon en hier het vorige bericht.
Verbeek, Van de Ven en Woutersen beschrijven hoe de Nederlandse politiek zich te beginnen met Rutte-3 achter de oren is gaan krabben. Het besef begint door te dringen dat die marktvuistregel (het "Markt-tenzij") misschien toch niet zo'n goed idee was.
Pas tijdens Rutte III ontstaat er een voorzichtige kentering en groeit het aantal ambtenaren stilletjes aan voor het eerst. Bij het aantreden van zijn vierde kabinet doet Rutte iets echt opmerkelijks: hij bouwt de rijksoverheid stevig uit. Van alle thema’s waarop Rutte op dit moment oppositie voert tegen zijn oude zelf – wonen, armoede, klimaat en ruimtelijke ordening – is dit wellicht het meest fundamentele. Als de premier zich in zijn lange machtsperiode met één ideaal had verzoend dan was het dat van een kleinere overheid. Nu leidt hij het grootste kabinet sinds Den Uyl. Een jaar geleden stapten er 29 bewindslieden op het bordes met onder hen tal van ‘taakministers’ en staatssecretarissen.
En het aantal vacatures bij de Rijksoverheid explodeerde. Bij de uitvoeringsorganisaties, zoals de Belastingdienst en Rijkswaterstaat. Bij de Rechtspraak en bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, die klimaatsubsidies uitdeelt. En bij de ministeries Binnenlandse Zaken, Justitie en Veiligheid en Infrastructuur en Waterstaat.
We bevinden ons in de overgangstijd van de marktvuistregel terug naar de overheidsvuistregel. De overgang die in de Verenigde Staten werd begonnen met het aantreden van de regering-Biden. De overgang die er in Groot-Brittannië zit aan te komen. De overheid is terug.
Ter afsluiting van deze serie berichten, maakte ik de volgende samenvatting met aanvullingen en updates, onder de titel "Waar komen al die crises toch vandaan? Over de overgang van de luchthartige overheid naar de maatschappelijk verantwoordelijke overheid. Lees hieronder verder.
Waar komen die crises toch vandaan?
Er is internationaal van alles aan de hand, maar in eigen land kunnen we er ook wat van. Als je het nieuws wat volgt, dan kun je zomaar een lijst maken van crises waar de politiek en dus wij met zijn allen mee te maken hebben. Ik kwam tot de volgende lijst, in willekeurige volgorde.
De rechtspraak kampt met grote problemen door te grote werkdruk. Als gevolg van bezuinigingen door de eerste twee kabinetten-Rutte werden jarenlang geen nieuwe rechters aangenomen. De kwaliteit van de rechtspraak komt in het geding.
Instellingen voor de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) sloten in 2022 vanwege geldgebrek en personeelstekorten een derde van de klinische behandelplekken voor volwassenen met ernstige persoonlijkheidsstoornissen, terwijl de wachtlijsten voor deze plekken al jaren toenemen. Volgens de Nederlandse Zorgautoriteit zou de zorgplicht niet worden geschonden omdat vervangende zorg beschikbaar is. Maar die behandelplekken zijn juist nodig omdat die vervangende, ambulante zorg onvoldoende is.
Mede door die wachtlijsten in de GGZ, maar ook door vergrijzing van de bevolking en het beleid van ziekenhuizen, is de werkdruk van huisartsen zo sterk toegenomen dat 60 procent van de praktijken een patiëntenstop heeft. Het Capaciteitsorgaan adviseert het aantal opleidingsplekken te verhogen van 921, het vorige advies, naar 1190. Het huidige aantal is 850.
Mensen in een lagere sociaaleconomische positie overlijden gemiddeld acht jaar eerder dan mensen in een hogere sociaaleconomische positie. Ook leven ze gemiddeld drieëntwintig jaar in minder goed ervaren gezondheid. De gezondheidsverschillen tussen mensen nemen niet af, maar juist toe. De Artsenfederatie KNMG pleit met 85 vertegenwoordigers van partijen van binnen en buiten de zorg voor structurele verbetering van de bestaanszekerheid van mensen: een stabiel en voldoende besteedbaar inkomen en de mogelijkheden tot gezond eten, onderwijs, gezond en veilig wonen.
De toestand bij de Belastingdienst is kritiek, door sterk verouderde computersystemen en ernstige personeelstekorten. De belastingheffing loopt gevaar en invoeren van nieuwe wetgeving is onmogelijk. Tijdige vervanging van de computersystemen was door jarenlange bezuinigingen niet mogelijk. Door een uit de hand gelopen vertrekregeling vertrokken duizenden medewerkers, veelal de beste mensen.
Er is achterstallig onderhoud aan de infrastructuur: bruggen, sluizen en viaducten, met veiligheidsrisico's en toenemend oponthoud op de weg als gevolg. Er zijn in het verleden te weinig middelen beschikbaar gesteld.
Er is al jaren een groot woningtekort door bewust overheidsbeleid om zich van de woningmarkt terug te trekken. Tegelijk legde de overheid in 2013 de woningcorporaties een forse verhuurderheffing op om de overheidsfinanciën weer op orde te brengen. De huursector is doelbewust verwaarloosd. Nadat er sinds 2010 niet meer een ministerie voor “volkshuisvesting” bestond, is het in het huidige kabinet teruggekeerd.
We hebben een stikstof- en een mestcrisis doordat de overheid hoognodige uitvoering van wetgeving op gebied van natuur, biodiversiteit en klimaatverandering voor zich uit schuift en aanhoudend juridische "geitenpaadjes" bedenkt. De veel te grote landbouwsector en grote bedrijven als Schiphol en TataSteel veroorzaken grote milieu- en gezondheidsschade en dragen in vergelijking daarmee maar weinig bij aan het bbp. In het huidige kabinet is er een minister zonder portefeuille voor Natuur en Stikstof gecreëerd, vallend onder het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Door het op zijn beloop laten van de stikstofcrisis lopen bouwprojecten grote vertraging op. Ongeveer 2500 veehouders blijken na de uitspraak van de Raad van State in 2019 in feite illegaal stikstof uit te stoten. Een oplossing laat maar op zich wachten.
Er is een crisis in de jeugdzorg, die in 2015 werd overgeheveld naar de gemeenten. Toen was er al een tekort en daar kwam een korting bovenop, omdat werd aangenomen dat gemeenten het met minder geld zouden kunnen doen. Dat blijkt niet het geval. De ingestelde "Commissie van wijzen" concludeert dat er meer geld bij moet.
Gemeenten kregen extra taken, maar krijgen structureel te weinig geld, waardoor investeringen in wegen, scholen en andere essentiële zaken achterblijven. Er wordt bezuinigd op sportvoorzieningen, buurthuizen en bibliotheken. Volgens de VNG zijn noodzakelijke investeringen van gemeenten al ruim een decennium onder de maat.
De Nationale Ombudsman waarschuwt dat de overheid tekortschiet in het verschaffen van een sociaal minimum. In het algemeen geldt dat het sociale minimum ontoereikend is, dat het doenvermogen van burgers onrealistisch wordt ingeschat en dat er een gebrek aan geld, tijd en deskundigheid is bij gemeentelijke dienstverleners. Volgens de Arbeidsinspectie is de bestaanszekerheid onvoldoende geborgd bij het huidige bijstandsniveau. Bijstandsgerechtigden kunnen, als ‘”tegenprestatie”, ingevoerd door het kabinet Rutte-2, of als onderdeel van de re-integratie, gedwongen tewerk worden gesteld. Dit leidde tot uitwassen, zoals blootstelling van werklozen aan giftig chroom-6 door de gemeente Tilburg en de Nederlandse Spoorwegen. Het tekortschietende sociaal minimum heeft ervoor gezorgd dat het bestaan van voedselbanken werd genormaliseerd. In het huidige kabinet-Rutte is er voor het eerst een ministerie voor Armoedebestrijding. Als de grondwettelijk vastgelegde zorg voor bestaanszekerheid eerder serieus was genomen, dan was zo’n ministerie niet nodig geweest.
De Belastingdienst heeft duizenden ouders die toeslagen voor de kinderopvang ontvingen ten onrechte bestempeld en behandeld als fraudeurs. Sandra Palmen, ambtenaar bij de Belastingdienst, waarschuwde al in 2017 dat dit fraudebeleid in strijd was met de beginselen van behoorlijk bestuur, rechtszekerheid, gelijkheid en evenredigheid. Haar adviezen werden niet alleen niet opgevolgd, het “memo-Palmen” werd lang buiten de openbaarheid gehouden. Het kabinet beloofde een ruimhartige vergoeding, maar de afhandeling daarvan kan nog wel tot 2030 duren. Er is onvoldoende capaciteit om alle aanmeldingen binnen de wettelijke termijn te beoordelen.
Er is een crisis in de asielopvang doordat de overheid de uitgaven structureel te laag inschat. Dat leidde niet alleen vaak tot problemen in de opvang, asielzoekers die de nacht in de buitenlucht moesten doorbrengen, maar ook tot hogere uitgaven omdat de opvangkosten hoger zijn als eerder gesloten locaties heropend moeten worden of als noodopvang nodig is. Het huidige kabinet besloot tot de juridisch (en moreel) onhoudbare opschorting van de uitvoering van de nareisregeling.
De overheid heeft te weinig oog gehad voor de nadelige gevolgen van de aardgaswinning voor de tweehonderdduizend Groningse inwoners van het winningsgebied. Volgens de parlementaire Commissie Aardgaswinning zijn de belangen van de Groninger structureel genegeerd. De Staat is "ernstig tekortgeschoten" in het behartigen van de publieke belangen, zoals de veiligheid en gezondheid van Groningers. Er was jarenlang onwil om te erkennen dat gaswinning aardbevingen kan veroorzaken. Onderzoeken van de risico’s op zwaardere aardbevingen werden „niet nauwkeurig gelezen”. Het argument dat de “leveringszekerheid” in gevaar dreigde te komen bij vermindering van gaswinning kenschetst de Commissie als een opgetrokken “rookgordijn”.
Vuistregels in de politiek
Dat deze veertien crises zich min of meer gelijktijdig voordoen, doet vermoeden dat er iets gemeenschappelijks als bron valt aan te wijzen. Die zou er in kunnen liggen dat de opeenvolgende regeringen van de laatste decennia de politiek vooral hebben benaderd met de (“neoliberale”) vuistregel dat de markt de primaire bron is van welvaart en dat de rol van de overheid daaraan dienstig behoort te zijn. Daarom kan er op overheidsuitgaven en -taken zonder veel problemen worden bezuinigd, zodat belastingen kunnen worden verlaagd. De overblijvende overheidstaken kunnen met enige distantie en luchthartigheid worden uitgevoerd.
Politieke en maatschappelijke problemen zijn complex en het is te begrijpen dat politici, en hun kiezers, op vuistregels (of ideologieën) terugvallen. Maar er is ook een andere vuistregel mogelijk, die na de Tweede Wereldoorlog in Nederland en andere landen het politieke landschap domineerde: de overheidsvuistregel. Die houdt in dat de overheid een belangrijke en onmisbare rol speelt in het tot stand brengen van niet alleen welvaart, maar daarnaast ook menselijk welbevinden en moreel wenselijke uitkomsten.
De marktvuistregel heeft enige verwantschap met de economische, abstracte constructie van de markt met volledige concurrentie, die zou zorgen voor maximale welvaart, maar is in de praktijk van het politieke en maatschappelijke denken samen te vatten als de richtlijn van het ieder-voor-zich. Als iedereen maar voor zichzelf opkomt, en iedereen moet daartoe in staat worden geacht, dan zorgt de markt door middel van onderlinge competitie voor de grootst mogelijke welvaart. Die zeer ongelijk verdeeld kan zijn, maar dat is goed, omdat dat zorgt voor de nodige en onmisbare financiële prikkels. Er zijn immers niet alleen “de hardwerkende Nederlanders”, maar ook degenen die liever “de hand ophouden, dan de handen uit de mouwen te steken”.
Daarentegen gaat de overheidsvuistregel terug op het morele gevoel van het iedereen-telt-mee, waarin samenwerking en delen voorop staan. Daarom is voor de overheidsvuistregel de democratie essentieel. Iedereen telt mee in de zin van het algemeen kiesrecht en in de zin van waar het overheidsbeleid voor bedoeld is. De maatschappij is een gezamenlijk moreel project. In de marktvuistregel hoeft de democratie niet te worden afgewezen, hoewel dat ook gebeurt, maar is de houding ertegenover afstandelijker dan in de overheidsvuistregel.
Die twee vuistregels komen in het politieke landschap eigenlijk altijd voor, doordat ze allebei uitwerkingen zijn van een in de menselijke sociale natuur klaarliggend patroon ten behoeve van het politieke denken en handelen. Sociaalwetenschappelijk gezien is de marktvuistregel een uitwerking van het statuscompetitie- en statushiërarchiepatroon en de overheidsvuistregel van het morele gemeenschapspatroon. Dat laatste patroon werd in 1943 geformuleerd als “De gemeenschap georganiseerd in den Staat”, in het rapport van de Londense Commissie – Van Rhijn, dat de grondslag werd voor de naoorlogse sociale zekerheidswetgeving.
In de meeste mensen huizen beide patronen, maar het ene patroon kan manifester zijn dan het andere, zeker als het om de politiek gaat. Dichter bij huis, in de kring van de persoonlijke relaties van familie en vrienden, is bij de meeste mensen het morele gemeenschapspatroon manifest.
Als de marktvuistregel bij politici domineert, dan creëert de onderliggende psychologie van het statuscompetitiepatroon een bepaalde “houding” tegenover het belang en de rol van de overheid. Een zekere geringschatting van dat belang en een beeld van die rol als die van een grote tolerantie voor, ja zelfs een instemming met, maatschappelijke ongelijkheid. De maatschappij als een statushiërarchie. Dat er naast armoede grote rijkdom bestaat, is geen reden tot grote bezorgdheid. En het belang van de overheid moet vooral niet worden overschat, want het echte werk gebeurt immers op de markt en vooral: door de grote ondernemingen.
Een fraaie weergave van de marktvuistregel viel aan te treffen in het interview op NU.nl met Edith Schippers, de beoogd voorzitter van de VVD-fractie in de Eerste Kamer, met de uitspraak “Ik ben in principe voor belastingverlaging. Op alles!”. En in het interview dat Mark Rutte aan RTL gaf naar aanleiding van de “fakkelactie” die minister van Financiën Sigrid Kaag ten deel viel, kwam dezelfde visie op de overheid goed naar voren. Op de vraag wat er aan zulke acties te doen is, antwoordde Rutte:
“Dat kunnen we met zijn allen doen. Daar hebben we als samenleving een taak in. Maar ga niet teveel naar de overheid kijken. Dit is echt iets wat we met zijn allen moeten doen. Want de overheid kan proberen te beschermen en politie en beveiliging. Maar uiteindelijk is het ook gewoon een zaak van wat vinden we acceptabel als Nederland.”
Waarmee de man die al twaalf jaar onze premier is, de democratische overheid en "wij met zijn allen" niet op één lijn, maar juist tegenover elkaar zette. In zijn psychologie is die overheid er voor de bescherming en beveiliging, maar niet als uitdrukking van de morele gemeenschap van wij-met-zijn-allen en iedereen-telt-mee. De democratische overheid is niet een moreel project, waarin wij met zijn allen een naar welzijn en moraal betere maatschappij nastreven. De overheid is er ten dienste van de markt, van de grote ondernemingen.
De luchthartige overheid
Gezien vanuit die houding verbaast het niet dat opeenvolgende regeringen met een zekere luchthartigheid sterk op de overheidsuitgaven bezuinigden. Zoals door taken naar gemeenten te decentraliseren en tegelijk de budgetten te korten. Want decentraal zou het wel goedkoper kunnen. En je zou meer op de zelfredzaamheid van burgers kunnen vertrouwen. Want "de klassieke verzorgingsstaat" zou zonder problemen kunnen worden ingeruild voor de "participatiesamenleving", waarin burgers weer meer zelf "hun verantwoordelijkheid nemen" en minder "op de overheid leunen".
In 2020 concludeerde het Sociaal en Cultureel Planbureau dat die operatie als mislukt moest worden beschouwd en dat een realistischer benadering van de zelfredzaamheid van burgers wenselijk was. Eerder hadden economen er al voor gewaarschuwd dat die bezuinigingen macro-economisch slecht doordacht waren. Ook in dat opzicht werd het belang van de overheid en van het begrotingsbeleid voor de economie onderschat.
Bij bijna alle crises kunnen eerder doorgevoerde bezuinigingen op overheidsuitgaven als een belangrijke oorzaak worden aangewezen. Als je een bezuinigingspolitiek voert langs de lijnen van de marktvuistregel, dan komen vroeg of laat de beperkingen daarvan aan het licht in de vormen van zulke crises.
Maar ook zonder die bezuinigingsmaatregelen werden met dezelfde luchthartigheid zaken die om ingrijpen vroegen, op hun beloop gelaten. Waardoor de wachtlijsten in de ggz en de jeugdzorg opliepen, de huisartsen werden overbelast, de computersystemen van de Belastingdienst verouderden, de infrastructuur slecht werd onderhouden, de volkshuisvesting werd verwaarloosd en het hoognodige klimaat- en natuurbeleid maar niet goed op gang kwam.
En of het “slechts” luchthartigheid was die ertoe leidde dat de belangen van hele groepen burgers, groepen die in het bijzonder van overheidsvoorzieningen afhankelijk zijn, werden genegeerd, staat nog te bezien. In de Toeslagencrisis werden ouders slachtoffer van een op hol geslagen jacht op fraudeurs. Jonge woningzoekenden die op een huurwoning zijn aangewezen zijn slachtoffer van de overheid die zich van de woningmarkt terugtrok. Afhankelijk zijn van een uitkering maakt slachtoffer van het ontoereikende sociaal minimumbeleid. Asielzoekers zijn slachtoffer van het op zijn beloop laten van de asielopvang. Groningers zijn slachtoffer geworden van nalatigheid van de overheid en het ernstig tekortschieten in het behartigen van hun belangen.
Een maatschappelijk verantwoordelijke overheid
Er valt kortom veel voor te zeggen dat al die crises eruit zijn voortgekomen dat het denken en handelen van politici, door kiezers mogelijk gemaakt, gedomineerd werd door de markvuistregel. Met een daaruit voortkomende houding van geringschatting en luchthartigheid tegenover het belang van de overheid voor iedereen en voor groepen kwetsbare burgers in het bijzonder. Een politiek-bestuurlijke cultuur die ouder is dan de kabinetten-Rutte, maar daarin wel tot volle ontplooiing is gekomen.
Er is, ook op Europees niveau, discussie gaande over de wenselijkheid van het aan grote ondernemingen wettelijk voorschrijven van maatschappelijk verantwoordelijk ondernemen. Ondernemingen zouden zich niet alleen aan de bestaande wetgeving dienen te houden, maar zouden zich daarbovenop ook dienen te houden aan het algemene morele beginsel dat je aan anderen geen schade hoort toe te brengen. 25 Nederlandse hoogleraren pleitten in 2020 in het blad Ondernemingsrecht voor een wettelijke zorgplicht voor bestuurders en commissarissen tot verantwoordelijke deelname aan het maatschappelijk verkeer.
Dat is een toe te juichen ontwikkeling. Er hoort niet een maatschappelijk domein, dat van de markt, te bestaan met een licentie tot onverantwoordelijk handelen.
Maar het zou vreemd zijn als we die verplichting tot maatschappelijke verantwoordelijk handelen wel aan ondernemingen opleggen, maar niet aan de overheid zelf.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten