Joseph Stiglitz wordt in Turkije geïnterviewd over de eurocrisis, de Amerikaanse economie en de opkomende economieën. Zie de link hieronder.
Hij is heel pessimistisch over de kans op economisch herstel in de eurozone. De zuidelijke landen kunnen weinig tot niets doen om er weer boven op te komen zolang de noordelijke landen blijven geloven dat het opleggen van meer bezuinigingen, en het doorgaan met zelf bezuinigen, de oplossing is. En zolang ze blijven volhouden dat een gemeenschappelijk depositogarantiestelsel en een gemeenschappelijke schuldresolutie alleen op de langere termijn mogelijk zijn. Juist het ontbreken er van is een oorzaak van de huidige problemen.
En hoewel de Europese leiders nu al een jaar geleden verklaarden dat "naast de bezuinigingen" ook bevordering van economische groei noodzakelijk was, is daar nog helemaal niets van terechtgekomen.
En het lijkt me dat de eerste berichten over de plannen van de nieuwe regering in Nederland weinig aanleiding geven om te denken dat er iets in deze toestand verandert.
Stiglitz `Very Pessimistic' on Euro-Zone Recovery: Video - Bloomberg:
'via Blog this'
Een blog over toepassingen van sociale wetenschap op persoonlijke en maatschappelijke vraagstukken op het gebied van de bevordering van welzijn/gezondheid en pro-sociaal gedrag/coöperatie.
woensdag 31 oktober 2012
dinsdag 30 oktober 2012
De Grootmoeder Hypothese en de menselijke levensduur
In een pas verschenen studie gingen onderzoekers door middel van computersimulatie na wat het voor de menselijke levensduur uitmaakt of er grootmoeders beschikbaar zijn om te helpen bij het grootbrengen van hun kleinkinderen. Dat is een uiterst interessante vraag omdat wij mensen in vergelijking met andere primaten, zoals de chimpansees, opvallen door:
Belang van kinderopvang en van grootouders voor het krijgen van kinderen
- onze betrokkenheid van anderen dan de eigen moeder bij de zorg voor en het grootbrengen van kinderen (vader, grootouders, andere familie en vrienden),
- onze hoge levensverwachting vergeleken met bijvoorbeeld de chimpansees. Mensen hebben tegenwoordig een levensverwachting van bijna 70 jaar (zie hier). En hoewel wij voor de ontwikkeling van de moderne geneeskunde minder oud werden, waren leeftijden van 50 en 60 jaar niet ongewoon bij de jagers-verzamelaars. Chimpansees worden zelden ouder dan 40 jaar (zie hier).
Dit gegeven leidde tot de Grootmoederhypothese, de gedachte dat de bijdrage van grootmoeders aan de overleving van hun kleinkinderen een selectiedruk creëerde op een langer leven. Eenvoudig gezegd: de genen die grootmoeders tot zorg voor hun kleinkinderen aanzetten, en de genen die een langere levensduur mogelijk maakten, leidden er samen toe dat hun genen zich meer in volgende generaties verspreiden. Dus tegelijk meer grootmoederzorg en een langere levensverwachting.
Steun voor deze Grootmoederhypothese komt er nu ook uit dit nieuwe simulatie-onderzoek. De onderzoekers stelden een wiskundig model op voor een populatie met een levensverwachting die overeenkwam met die van chimpansees. Ze voegden toe dat grootmoeders bijdroegen aan de zorg voor kleinkinderen, waardoor de moeders eerder konden bevallen van een volgend kind. Als je, met allerlei bijkomende assumpties, dat model laat "draaien", dan neemt de levensverwachting in volgende generaties toe. En komen er dus ook steeds meer van die grootmoeders bij als proportie van de bevolking.
In die simulaties waren het alleen grootmoeders die zorg gaven. Het effect zou dus nog groter zijn als ook grootvaders en andere familieleden bronnen van zorg zijn.
Zie ook deze eerdere berichten:
voor hedendaagse aanwijzingen dat steun, of zelfs alleen maar nabijheid, van grootouders de kans vergroten dat ouders een (volgend) kind krijgen. Grootouders dragen bij aan een kindvriendelijker sociale omgeving. Zie ook nog eens het bericht Cooperative Breeding.
zondag 28 oktober 2012
Muziek voor de zondagavond - Bach door Glenn Gould en Yehudi Menuhin
Vandaag op stap en dus geen tijd voor de zondagochtendmuziek. Dus muziek voor de zondagavond.
En wat moet je hierover zeggen? Helemaal niets. Gewoon luisteren. Verder niets.
En wat moet je hierover zeggen? Helemaal niets. Gewoon luisteren. Verder niets.
zaterdag 27 oktober 2012
Is noch PvdA, noch VVD, in staat (of bereid?) om een goed ingevoerde macro-econoom aan te leveren?
Nu het lijkt alsof ook het kabinet-in-de-maak van plan is om miljarden te gaan bezuinigen, is het goed om er met Paul Krugman maar weer bij stil te staan dat:
Denial of Economics - NYTimes.com:
'via Blog this'
het grootste probleem dezer dagen is dat van de verwerping van kennis die we gewend waren tot onze beschikking te hebben.Ja, wat wil je als noch VVD, noch PvdA, blijkbaar in staat is (of bereid is?) een goed ingevoerde macro-econoom als minister aan te leveren.
Denial of Economics - NYTimes.com:
'via Blog this'
vrijdag 26 oktober 2012
Psychopathische leiders beoordeeld als communicatief, strategisch en creatief. Máár.....
In de studie Corporate Psychopathy: Talking the Walk, waar ik in het vorige bericht melding van maakte, bleek dat van ruim 200 veelbelovende managers er bijna 6 procent als psychopathisch of als potentieel of mogelijk psychopathisch kon worden beschouwd. Omdat er ook bekend was hoe hun functioneren werd beoordeeld, kunnen we nagaan hoe de mate van psychopathie van managers doorwerkt in hun beoordelingen.
Het blijkt dan dat een hogere psychopathie-score samenhangt met een positieve beoordeling op het vlak van communicatieve vaardigheden, strategisch denken en creativiteit. En die samenhang is er vooral met de eigenschappen van het Interpersonele Domein van de psychopathie, dus met mooipraterij, zichzelf grandioos vinden, pathologisch liegen en bedriegen en manipuleren. En er is een minder sterke samenhang met de eigenschappen van het Antisociale Domein, dus met zaken als als zich slecht kunnen beheersen, vroege gedragsproblemen en jeugddelinquentie. Dat wijst er dus op dat psychopaten er in het sociale verband van een onderneming in kunnen slagen om anderen, en hun beoordelaars, een rad voor ogen te draaien.
Of is het zo dat ze ondanks hun slechte eigenschappen in een bedrijf juist heel goed kunnen functioneren? Nee, dat blijkt niet het geval. Want tegelijk is hun beoordeling op het vlak van leidinggeven, prestaties en hun rol als teamspeler heel negatief. En ook hier is er die sterke samenhang, maar nu dus negatief, met dat Interpersonele Domein.
Commentaar van de auteurs (mijn vertaling):
Het blijkt dan dat een hogere psychopathie-score samenhangt met een positieve beoordeling op het vlak van communicatieve vaardigheden, strategisch denken en creativiteit. En die samenhang is er vooral met de eigenschappen van het Interpersonele Domein van de psychopathie, dus met mooipraterij, zichzelf grandioos vinden, pathologisch liegen en bedriegen en manipuleren. En er is een minder sterke samenhang met de eigenschappen van het Antisociale Domein, dus met zaken als als zich slecht kunnen beheersen, vroege gedragsproblemen en jeugddelinquentie. Dat wijst er dus op dat psychopaten er in het sociale verband van een onderneming in kunnen slagen om anderen, en hun beoordelaars, een rad voor ogen te draaien.
Of is het zo dat ze ondanks hun slechte eigenschappen in een bedrijf juist heel goed kunnen functioneren? Nee, dat blijkt niet het geval. Want tegelijk is hun beoordeling op het vlak van leidinggeven, prestaties en hun rol als teamspeler heel negatief. En ook hier is er die sterke samenhang, maar nu dus negatief, met dat Interpersonele Domein.
Commentaar van de auteurs (mijn vertaling):
charme en grandiositeit (hoogmoedigheid) kunnen aangezien worden voor zelfvertrouwen of een charismatische leiderschapsstijl; evenzo kunnen goede presentatie-, communicatie- en "impression management"-vaardigheden dat beeld versterken. Het vermogen van de psychopaat om te manipuleren kan er uit zien als de vaardigheid om anderen te beïnvloeden en te overtuigen, waar je de effectieve leider aan herkent. Gebrek aan realistische levensdoelen, een duidelijk negatieve trek die de psychopaat in het persoonlijk leven vaak in een benedenwaartse spiraal brengt, kan indien ingebed in de passende taal van het bedrijfsleven, fout geïnterpreteerd worden als strategisch denken of "visie", een zeldzaam en hoog gewaardeerd talent van bestuurders. Zelfs die trekken die staan voor een gebrek aan menselijk gevoel of emotionele armoede (gewetenloosheid, ontbreken van schuldgevoel en empathie) kunnen de psychopaat in een bedrijf ten dienste staan, waar het "hard" of "sterk" zijn (harde, impopulaire beslissingen nemen) of "het hoofd koel houden" (geen emoties laten zien in onaangename omstandigheden) in hun voordeel kunnen werken. Kortom, precies die vaardigheden die de psychopaat in de maatschappij zo onaangenaam (en soms schofterig) maken, kunnen een carrière in het bedrijfsleven mogelijk maken, zelfs bij negatieve prestatiebeoordelingen.(Ik heb het nu wel speciaal over het bedrijfsleven, maar hoe zit het eigenlijk met het functioneren van psychopaten in de publieke sector? Komen ze daar net zo veel voor? Als je de berichten over fraude in de publieke sector volgt, dan zou je kunnen denken van wel. Wie weet. Maar er staat tegenover dat pro-sociaal gedrag meer voorkomt in de publieke dan in de private sector. Zie daarover eerder het bericht Werkers in publieke sector zijn pro-socialer dan in bedrijfsleven.)
donderdag 25 oktober 2012
Psychopathie in de gevangenis. En in het bedrijfsleven?
Robert D. Hare is de meest aangehaalde deskundige op het gebied van de psychopathie en het maatschappelijk functioneren van psychopaten. Hij is de opsteller van de Psychopathy Check List (PCL), de test die bedoeld is om de mate van psychopathie vast te stellen. Psychopathie heeft volgens die test vier domeinen (Interpersoneel, Affectief, Leefstijl en Anti-sociaal), met op elk domein vier à vijf eigenschappen. Volgens het plaatje hieronder, inclusief de statistische onderlinge samenhangen.
Van Hare is de uitspraak bekend dat "niet alle psychopaten in de gevangenis zitten, sommigen zitten in de bestuurskamers" (van grote ondernemingen). Wat weten we over het vóórkomen van psychopathie?
De scores op de PCL-R(evised) liggen tussen 0 en 40. Volgens Babiak en Hare, in hun boek Snakes in Suits. When Psychopaths Go To Work (pdf), hebben de meeste mensen een score van 5 of lager, terwijl de gemiddelde score voor mannelijke criminelen 22 is en voor vrouwelijke 19. Een score van 30 of hoger wordt gezien als een sterke aanwijzing dat je met een psychopaat te maken hebt. Van alle veroordeelden heeft ongeveer 15 procent van de mannen een score boven de 30 en ongeveer 10 procent van de vrouwen.
Babiak en Hare schatten dat ongeveer 1 procent van de totale bevolking psychopaat zou blijken te zijn als je iedereen deze test zou kunnen afnemen. Maar voor nog eens 10 procent zou gelden dat die genoeg psychopathische trekken heeft om anderen tot last te zijn.
Hoe zit dat dan in het bedrijfsleven? Uiteraard is het moeilijk om daar iets over te zeggen, omdat je bij deze groep minder gemakkelijk die test kunt afnemen dan bij veroordeelden. Maar hij is een keer afgenomen bij 203 managers en bestuurders die door zeven Amerikaanse ondernemingen waren geselecteerd voor een management ontwikkelingsprogramma vanwege hun "high potential". Van die groep had 3,5 procent een score die het etiket psychopaat rechtvaardigde. Dat is natuurlijk niet zo veel, maar wel drie en een half maal zoveel dan die 1 procent in de bevolking als geheel. Zie verder ook het artikel Corporate Psychopathy: Talking the Walk (achter de poort).
Van Hare is de uitspraak bekend dat "niet alle psychopaten in de gevangenis zitten, sommigen zitten in de bestuurskamers" (van grote ondernemingen). Wat weten we over het vóórkomen van psychopathie?
De scores op de PCL-R(evised) liggen tussen 0 en 40. Volgens Babiak en Hare, in hun boek Snakes in Suits. When Psychopaths Go To Work (pdf), hebben de meeste mensen een score van 5 of lager, terwijl de gemiddelde score voor mannelijke criminelen 22 is en voor vrouwelijke 19. Een score van 30 of hoger wordt gezien als een sterke aanwijzing dat je met een psychopaat te maken hebt. Van alle veroordeelden heeft ongeveer 15 procent van de mannen een score boven de 30 en ongeveer 10 procent van de vrouwen.
Babiak en Hare schatten dat ongeveer 1 procent van de totale bevolking psychopaat zou blijken te zijn als je iedereen deze test zou kunnen afnemen. Maar voor nog eens 10 procent zou gelden dat die genoeg psychopathische trekken heeft om anderen tot last te zijn.
Hoe zit dat dan in het bedrijfsleven? Uiteraard is het moeilijk om daar iets over te zeggen, omdat je bij deze groep minder gemakkelijk die test kunt afnemen dan bij veroordeelden. Maar hij is een keer afgenomen bij 203 managers en bestuurders die door zeven Amerikaanse ondernemingen waren geselecteerd voor een management ontwikkelingsprogramma vanwege hun "high potential". Van die groep had 3,5 procent een score die het etiket psychopaat rechtvaardigde. Dat is natuurlijk niet zo veel, maar wel drie en een half maal zoveel dan die 1 procent in de bevolking als geheel. Zie verder ook het artikel Corporate Psychopathy: Talking the Walk (achter de poort).
woensdag 24 oktober 2012
Krugman en Stiglitz over de toestand van de economie - live streaming video powered by Livestream
Paul Krugman en Joseph Stiglitz met elkaar in gesprek over de toestand van de economie. Klik de link hieronder aan voor de video. De gedachtewisseling begint na ongeveer 25 minuten.
10-23-12 FIT Krugman and Stiglitzon INETeconomics - live streaming video powered by Livestream:
'via Blog this'
10-23-12 FIT Krugman and Stiglitzon INETeconomics - live streaming video powered by Livestream:
'via Blog this'
De donkere drie: psychopathie, narcisme en Machiavellianisme
De donkere kant van de menselijke sociale natuur lijkt in drie patronen voor te komen: psychopathie, narcisme en Machiavellianisme. Aan dit artikel (achter de poort) van de Oostenrijkse onderzoeker John Rauthmann ontleen ik dat Paulhus en Williams in 2002 hiervoor de benaming de "Donkere Drie" van de menselijke persoonlijkheid introduceerden (Dark Triad). Het zijn deze Donkere Drie die ik in het vorige bericht noemde als "fout". Het artikel van Rauthmann handelt over de overeenkomsten en verschillen tussen deze drie.
Hoe worden ze in de wetenschappelijke literatuur omschreven? Ik volg hier de omschrijvingen van Rauthmann:
Psychopaten werden door anderen (en door henzelf) als dominant en arrogant gezien en als weinig zorgzaam en zorgvuldig. Ze werden dan ook weinig sympathiek gevonden. Dit had geen effecten op hoe anderen de interactie beoordeelden, waarbij we moeten bedenken dat het om een kortdurend spel ging (7 minuten). Ze hadden een neutraal beeld van anderen.
Narcisten zagen zichzelf als dominant, houdend van gezelschap, open, zorgvuldig en intelligent. Door anderen werden ze niet bijzonder negatief beoordeeld, maar wel als arrogant. Zelf zagen ze anderen als weinig zorgvuldig. De interactie met hen werd niet als negatief gezien.
Machiavellianisten zagen zichzelf als weinig dominant, weinig houdend van gezelschap en weinig open. En dat oordeel komt overeen met dat van anderen. Zelf oordeelden ze negatief over anderen: weinig zorgzaam, weinig houdend van gezelschap, weinig open en weinig intelligent. Dat hun negatieve oordeel over zichzelf overeenkomt met het oordeel over anderen, klopt met het veronderstelde cynisme van Machiavellianisten ("niemand deugt, ikzelf ook niet"). Ook oordeelden ze negatief over de interactie.
Over het geheel genomen komt Rauthmann tot de conclusie dat het hier niet gaat om drie verschillende benamingen voor wat eigenlijk hetzelfde gedragspatroon is. Er zijn verschillen, maar wel vooral tussen psychopaten en narcisten enerzijds en Machiavellianisten anderzijds. Alles onder het voorbehoud dat het hier gaat om een kort durende interactie tussen personen die elkaar niet of nauwelijks kennen.
Update. En onder het voorbehoud dat het hier ging om een groep van 186 eerstejaars psychologiestudenten, met (waarschijnlijk) een geringe spreiding in de scores van psychopathie, narcisme en Machiavellianisme, zeker geringer dan in een steekproef uit de gehele bevolking.
- Psychopathie is de neiging tot impulsief zoeken naar spanning, koelbloedigheid, koude emotionaliteit, manipulatie en anti-sociaal gedrag. Wordt wel onderscheiden in een primaire component (emotionele oppervlakkigheid, gebrek aan empathie en berouw, oppervlakkige charme, en manipulatie) en een secundaire (sociaal afwijkend gedrag, weinig gesocialiseerd, impulsief, onverantwoordelijk, sensatie zoeken, delinquent gedrag).
- Narcisme is de neiging tot een grandioos en overdreven positief zelfbeeld, gepaard met een negatieve kijk op anderen. Narcisten zijn extreem ijdel, zoeken aandacht en bewondering, voelen zich superieur, claimen gezag en privileges en ze zijn exhibitionistisch, opschepperig en manipulatief.
- Machiavellianisme is de neiging tot cynisme, misantropie, koelbloedigheid, pragmatisme en immoraliteit, afstandelijkheid, egoïsme en streven naar macht en geld, strategische lange-termijn planning en manipulatie.
Psychopaten werden door anderen (en door henzelf) als dominant en arrogant gezien en als weinig zorgzaam en zorgvuldig. Ze werden dan ook weinig sympathiek gevonden. Dit had geen effecten op hoe anderen de interactie beoordeelden, waarbij we moeten bedenken dat het om een kortdurend spel ging (7 minuten). Ze hadden een neutraal beeld van anderen.
Narcisten zagen zichzelf als dominant, houdend van gezelschap, open, zorgvuldig en intelligent. Door anderen werden ze niet bijzonder negatief beoordeeld, maar wel als arrogant. Zelf zagen ze anderen als weinig zorgvuldig. De interactie met hen werd niet als negatief gezien.
Machiavellianisten zagen zichzelf als weinig dominant, weinig houdend van gezelschap en weinig open. En dat oordeel komt overeen met dat van anderen. Zelf oordeelden ze negatief over anderen: weinig zorgzaam, weinig houdend van gezelschap, weinig open en weinig intelligent. Dat hun negatieve oordeel over zichzelf overeenkomt met het oordeel over anderen, klopt met het veronderstelde cynisme van Machiavellianisten ("niemand deugt, ikzelf ook niet"). Ook oordeelden ze negatief over de interactie.
Over het geheel genomen komt Rauthmann tot de conclusie dat het hier niet gaat om drie verschillende benamingen voor wat eigenlijk hetzelfde gedragspatroon is. Er zijn verschillen, maar wel vooral tussen psychopaten en narcisten enerzijds en Machiavellianisten anderzijds. Alles onder het voorbehoud dat het hier gaat om een kort durende interactie tussen personen die elkaar niet of nauwelijks kennen.
Update. En onder het voorbehoud dat het hier ging om een groep van 186 eerstejaars psychologiestudenten, met (waarschijnlijk) een geringe spreiding in de scores van psychopathie, narcisme en Machiavellianisme, zeker geringer dan in een steekproef uit de gehele bevolking.
maandag 22 oktober 2012
Zijn narcisten goed in verwerven van leiderschap en slecht in uitoefenen daarvan?
Naar aanleiding van deze serie berichten over de nationale statushiërarchie van het Hitler-bewind:
Tot de laatste man. Duitsland 1944-1945
Anatomie van zelfvernietiging
Het Hitler-bewind sociaalwetenschappelijk bekeken
Het Hitler-bewind sociaalwetenschappelijk bekeken: de persoon
Hoe ontstond de nationale statushiërarchie van het Hitler-bewind?
Lessen uit de nationale statushiërarchie van het Hitler-bewind
Van narcistische mislukkeling tot leider van nationale statushiërarchie
Hoe kunnen gewone mensen tot zoiets komen? Het geval-Speer,
vroegen psychologiestudenten van de Universiteit van Amsterdam of ik voor hen een lezing zou willen geven over "het functioneren van psychopaten in de samenleving".
Na wat overleg is daar de titel "Hoe komen foute leiders aan de macht?" uitgekomen. Waarbij "fout" staat voor psychopathisch en/of narcistisch en/of Machiavellistisch. De lezing is op 8 november en ik ben vast wat research aan het doen.
Ik herinnerde me de stelling dat narcisten wel heel goed zijn in het verkrijgen van leiderschapsposities, maar tegelijk slecht in het uitoefenen daarvan. En ik vroeg me af of onderzoek aanwijzingen daar voor verschaft. En ja, dat eerste is inderdaad het geval. In het artikel Leader Emergence: The Case of the Narcisssistic Leader (fulltext achter de poort) laten de onderzoekers zien dat proefpersonen die hoog hadden gescoord op een narcisme-vragenlijst (de NPI), in groepsdiscussies meer als leider naar voren kwamen. Dat laatste naar het oordeel van de andere groepsleden en van deskundige waarnemers. (Beide zonder op de hoogte te zijn van die narcisme-scores.) Daarbij werd gecontroleerd voor persoonlijkheid (de Big Five) en voor sociabiliteit.
Het was vooral de machtscomponent van narcisme die voorspellend was voor het naar voren komen als leider. Die component bestaat uit (het eens zijn met) uitspraken als "Ik heb een natuurlijk talent om mensen te beïnvloeden" en "Ik heb een sterke wil om macht uit te oefenen". Terwijl de exhibitionisme-component juist niet voorspellend was, met (het eens zijn met) uitspraken als "ik houd er echt van om in het middelpunt van de belangstelling te staan" en "Als ik de kans krijg probeer ik indruk op anderen te maken". Het is dus niet de behoefte aan aandacht, maar de wil tot macht, die narcisten naar het leiderschap brengt.
Hoewel de narcisten dus meer als leiders optraden, presteerden ze niet beter dan anderen. De onderzoekers noemen andere studies die laten zien dat narcistische leiders slecht presteren als het gaat om interpersoonlijke verhoudingen. In het overzichtsartikel Narcissistic Leaders. The Incredible Pros, the Inevitable Cons noemt Maccoby als slechte eigenschappen van narcistische leiders:
Tot de laatste man. Duitsland 1944-1945
Anatomie van zelfvernietiging
Het Hitler-bewind sociaalwetenschappelijk bekeken
Het Hitler-bewind sociaalwetenschappelijk bekeken: de persoon
Hoe ontstond de nationale statushiërarchie van het Hitler-bewind?
Lessen uit de nationale statushiërarchie van het Hitler-bewind
Van narcistische mislukkeling tot leider van nationale statushiërarchie
Hoe kunnen gewone mensen tot zoiets komen? Het geval-Speer,
vroegen psychologiestudenten van de Universiteit van Amsterdam of ik voor hen een lezing zou willen geven over "het functioneren van psychopaten in de samenleving".
Na wat overleg is daar de titel "Hoe komen foute leiders aan de macht?" uitgekomen. Waarbij "fout" staat voor psychopathisch en/of narcistisch en/of Machiavellistisch. De lezing is op 8 november en ik ben vast wat research aan het doen.
Ik herinnerde me de stelling dat narcisten wel heel goed zijn in het verkrijgen van leiderschapsposities, maar tegelijk slecht in het uitoefenen daarvan. En ik vroeg me af of onderzoek aanwijzingen daar voor verschaft. En ja, dat eerste is inderdaad het geval. In het artikel Leader Emergence: The Case of the Narcisssistic Leader (fulltext achter de poort) laten de onderzoekers zien dat proefpersonen die hoog hadden gescoord op een narcisme-vragenlijst (de NPI), in groepsdiscussies meer als leider naar voren kwamen. Dat laatste naar het oordeel van de andere groepsleden en van deskundige waarnemers. (Beide zonder op de hoogte te zijn van die narcisme-scores.) Daarbij werd gecontroleerd voor persoonlijkheid (de Big Five) en voor sociabiliteit.
Het was vooral de machtscomponent van narcisme die voorspellend was voor het naar voren komen als leider. Die component bestaat uit (het eens zijn met) uitspraken als "Ik heb een natuurlijk talent om mensen te beïnvloeden" en "Ik heb een sterke wil om macht uit te oefenen". Terwijl de exhibitionisme-component juist niet voorspellend was, met (het eens zijn met) uitspraken als "ik houd er echt van om in het middelpunt van de belangstelling te staan" en "Als ik de kans krijg probeer ik indruk op anderen te maken". Het is dus niet de behoefte aan aandacht, maar de wil tot macht, die narcisten naar het leiderschap brengt.
Hoewel de narcisten dus meer als leiders optraden, presteerden ze niet beter dan anderen. De onderzoekers noemen andere studies die laten zien dat narcistische leiders slecht presteren als het gaat om interpersoonlijke verhoudingen. In het overzichtsartikel Narcissistic Leaders. The Incredible Pros, the Inevitable Cons noemt Maccoby als slechte eigenschappen van narcistische leiders:
- slecht tegen kritiek kunnen
- slecht kunnen luisteren
- gebrek aan empathisch vermogen
- weinig hulpvaardig en weinig bereid om hulp te accepteren
- een gewetenloze zucht tot overwinnen
maandag 15 oktober 2012
Elkaar bij de les houden in zelf-organisatie - Pro-sociaal gedrag en sociale omgeving (16)
Een van de voorwaarden voor succesvolle zelf-organisatie is dat de deelnemers moeten beseffen dat ze zelf naleving van de samen opgestelde regels moeten afdwingen. De onderlinge afhankelijkheid houdt in dat iedereen aan het collectieve goed kan bijdragen, maar dat ook altijd de verleiding bestaat om te profiteren van de inspanningen van de anderen. Dat betekent dat de deelnemers elkaar bij de les moeten houden. Door elkaar er aan te herinneren waar het om gaat en waarvoor de regels bedoeld zijn. En om er iets van te zeggen als iemand de neiging om te profiteren niet kan weerstaan. Dat is de onderlinge sanctionering, waarzonder zelf-organisatie gedoemd is te mislukken.
In experimenteel laboratoriumonderzoek is vastgesteld dat mensen bereid zijn om sancties uit te delen, ook als dat met kosten voor henzelf gepaard gaat en ook als de positieve werking ervan, gedragsverbetering van de profiteurs, niet aan henzelf toevalt. Dit lijkt alleen maar verklaard te kunnen worden doordat profiteursgedrag boosheid oproept, die het toedienen van een sanctie belonend maakt. Dat slaat op het goede gevoel dat je krijgt als je "er iets van gezegd hebt". Zie nog eens het bericht Mensen zijn bereid tot sanctionering in zelf-organisatie.
Vervolgonderzoek door Gürerk, Irlenbusch en Rockenbach heeft laten zien dat proefpersonen aanvankelijk niet allemaal inzien dat onderlinge sanctionering in zelf-organisatie noodzakelijk is. Als je mensen de keuze geeft om mee te spelen in een zelf-organisatiespel met die sanctiemogelijkheid en zonder die sanctiemogelijkheid, dan kiezen twee op de drie voor dat laatste. Het idee dat anderen jou kunnen bestraffen, schrikt hen blijkbaar meer af dan dat de mogelijkheid om anderen te kunnen bestraffen hen aantrekt. Maar naarmate het spel vordert, kiezen steeds meer deelnemers en uiteindelijk vrijwel iedereen voor het spel met de mogelijkheid van sanctionering. En dat doen ze niet voor niets, want de opbrengsten zijn steeds hoger als mensen elkaar kunnen sanctioneren. Het mooie is dat dat collectieve leerproces ook inhoudt dat uiteindelijk nauwelijks meer sancties te hoeven worden gegeven. Sancties werken zoals bedoeld en als ze een keer werken, hoeven ze niet meer te worden gegeven. (Dat laatste is verraderlijk, omdat de indruk er door kan ontstaan dat het ook zonder sancties kan, wat op den duur ook weer niet zo is.)
Nu is dat allemaal laboratoriumonderzoek. En de vraag is hoe levensecht dat eigenlijk is. Een sanctie geven doe je door een optie aan te klikken op je computerscherm, waardoor je ziet dat degene die je bestraft er een aantal punten op achteruitgaat. Bovendien zie je dat de sanctie jou zelf ook een aantal punten kost. En je beseft dat het bedoelde effect van de sanctie pas optreedt in de volgende ronde en dat dan de groepssamenstelling dan gewisseld is. Je profiteert dus niet zelf van het effect van je sanctie.
Hoewel daarmee veel ingrediënten van een levensechte zelf-organisatie aanwezig zijn, blijft toch staan dat een muisklik voldoende is. Die kost je wel een aantal punten, maar de vraag is of dat vergelijkbaar is met het probleem dat mensen in het echte leven ervaren bij het anderen aanspreken op hun gedrag. Je bent wel boos, maar misschien ook bang dat je die boosheid niet effectief onder woorden kunt brengen. Misschien ben je ook bang voor een agressieve reactie. Dus zijn mensen in het echte leven niet zo gemakkelijk bereid tot "sanctioneringsgedrag". (Zeg jij er wat van als je een groepje scholieren ziet die hun blikjes en snackverpakkingen om zich heen verspreiden en daar laten liggen als ze afdruipen?)
Maar dat hangt er maar vanaf. Als je nog eens terug kijkt naar die succesvolle zelforganisatie in de Paleo Sociale Omgeving, dan besef je dat daar sociale sanctionering eigenlijk nooit in een een-op-een relatie gebeurde. Informatie over elkaars gedrag wordt zo gemakkelijk en snel verspreid, dat er al heel veel geroddeld en overlegd is tussen degen die verontwaardigd zijn over het profiteursgedrag, waardoor het uiteindelijk sanctioneren veel meer een collectief gebeuren is dan een individueel. De "kosten" van sanctionering worden dus gedeeld en de verantwoordelijkheid er voor wordt verspreid. Dat is ook precies wat Christopher Boehm bedoelt met die omgekeerde dominantiehiërarchie van de Paleo Sociale Omgeving. En in veel gevallen heeft de overtreder de signalen opgevangen van dat collectieve proces van het voorbereiden van een sanctie. En dat is al genoeg. (Bovendien kent iedereen elkaar persoonlijk.)
In het echt is dus het geven van een sanctie wel iets heel anders dan een muisklik. Maar dat wijst er dus op dat in levensechte zelf-organisatie die gemakkelijke verspreiding van informatie, dus de continue onderlinge bereikbaarheid in het kader van langdurige relaties, heel belangrijk is.
NB. Dit blog houdt vanaf vandaag een week vakantie.
In experimenteel laboratoriumonderzoek is vastgesteld dat mensen bereid zijn om sancties uit te delen, ook als dat met kosten voor henzelf gepaard gaat en ook als de positieve werking ervan, gedragsverbetering van de profiteurs, niet aan henzelf toevalt. Dit lijkt alleen maar verklaard te kunnen worden doordat profiteursgedrag boosheid oproept, die het toedienen van een sanctie belonend maakt. Dat slaat op het goede gevoel dat je krijgt als je "er iets van gezegd hebt". Zie nog eens het bericht Mensen zijn bereid tot sanctionering in zelf-organisatie.
Vervolgonderzoek door Gürerk, Irlenbusch en Rockenbach heeft laten zien dat proefpersonen aanvankelijk niet allemaal inzien dat onderlinge sanctionering in zelf-organisatie noodzakelijk is. Als je mensen de keuze geeft om mee te spelen in een zelf-organisatiespel met die sanctiemogelijkheid en zonder die sanctiemogelijkheid, dan kiezen twee op de drie voor dat laatste. Het idee dat anderen jou kunnen bestraffen, schrikt hen blijkbaar meer af dan dat de mogelijkheid om anderen te kunnen bestraffen hen aantrekt. Maar naarmate het spel vordert, kiezen steeds meer deelnemers en uiteindelijk vrijwel iedereen voor het spel met de mogelijkheid van sanctionering. En dat doen ze niet voor niets, want de opbrengsten zijn steeds hoger als mensen elkaar kunnen sanctioneren. Het mooie is dat dat collectieve leerproces ook inhoudt dat uiteindelijk nauwelijks meer sancties te hoeven worden gegeven. Sancties werken zoals bedoeld en als ze een keer werken, hoeven ze niet meer te worden gegeven. (Dat laatste is verraderlijk, omdat de indruk er door kan ontstaan dat het ook zonder sancties kan, wat op den duur ook weer niet zo is.)
Nu is dat allemaal laboratoriumonderzoek. En de vraag is hoe levensecht dat eigenlijk is. Een sanctie geven doe je door een optie aan te klikken op je computerscherm, waardoor je ziet dat degene die je bestraft er een aantal punten op achteruitgaat. Bovendien zie je dat de sanctie jou zelf ook een aantal punten kost. En je beseft dat het bedoelde effect van de sanctie pas optreedt in de volgende ronde en dat dan de groepssamenstelling dan gewisseld is. Je profiteert dus niet zelf van het effect van je sanctie.
Hoewel daarmee veel ingrediënten van een levensechte zelf-organisatie aanwezig zijn, blijft toch staan dat een muisklik voldoende is. Die kost je wel een aantal punten, maar de vraag is of dat vergelijkbaar is met het probleem dat mensen in het echte leven ervaren bij het anderen aanspreken op hun gedrag. Je bent wel boos, maar misschien ook bang dat je die boosheid niet effectief onder woorden kunt brengen. Misschien ben je ook bang voor een agressieve reactie. Dus zijn mensen in het echte leven niet zo gemakkelijk bereid tot "sanctioneringsgedrag". (Zeg jij er wat van als je een groepje scholieren ziet die hun blikjes en snackverpakkingen om zich heen verspreiden en daar laten liggen als ze afdruipen?)
Maar dat hangt er maar vanaf. Als je nog eens terug kijkt naar die succesvolle zelforganisatie in de Paleo Sociale Omgeving, dan besef je dat daar sociale sanctionering eigenlijk nooit in een een-op-een relatie gebeurde. Informatie over elkaars gedrag wordt zo gemakkelijk en snel verspreid, dat er al heel veel geroddeld en overlegd is tussen degen die verontwaardigd zijn over het profiteursgedrag, waardoor het uiteindelijk sanctioneren veel meer een collectief gebeuren is dan een individueel. De "kosten" van sanctionering worden dus gedeeld en de verantwoordelijkheid er voor wordt verspreid. Dat is ook precies wat Christopher Boehm bedoelt met die omgekeerde dominantiehiërarchie van de Paleo Sociale Omgeving. En in veel gevallen heeft de overtreder de signalen opgevangen van dat collectieve proces van het voorbereiden van een sanctie. En dat is al genoeg. (Bovendien kent iedereen elkaar persoonlijk.)
In het echt is dus het geven van een sanctie wel iets heel anders dan een muisklik. Maar dat wijst er dus op dat in levensechte zelf-organisatie die gemakkelijke verspreiding van informatie, dus de continue onderlinge bereikbaarheid in het kader van langdurige relaties, heel belangrijk is.
NB. Dit blog houdt vanaf vandaag een week vakantie.
zondag 14 oktober 2012
Knot en statistiek « Politieke Economie – Bas Jacobs
Het zijn spannende tijden voor de bezuinigingszeepbel in Nederland. Voor de "collectieve psychose", zoals Johan Witteveen die noemde. Onze demissionaire premier, Mark Rutte, onze demissionaire minister van Financiën, Jan Kees de Jager, en onze president van de Nederlandse Bank, Klaas Knot, proberen de wending van het Internationale Monetaire Fonds te bagatelliseren. "We moeten doorgaan" met bezuinigen. Tegen alle aanwijzingen in dat de gevolgen er van desastreus zijn. Bas Jacobs reageert nu op de uitspraken van Klaas Knot. Zie de link hieronder. Hij stelt veel vragen waarvan het mooi zou zijn als Knot die eens zou beantwoorden. In plaats van de bezweringsformule van het vertrouwen te blijven herhalen. Jacobs noemt het "stupide" en denkt dat Knot niet zou slagen voor een tentamen econometrie.
'via Blog this'
Badinerende uitspraken over de statistiek van het IMF zou Knot daarom beter achterwege kunnen laten.Knot en statistiek « Politieke Economie – Bas Jacobs:
'via Blog this'
Muziek voor de zondagochtend - Barenboim on Beethoven "Appassionata" 1st Movement
Vorige week de eerste avond meegemaakt van de muziekcursus Het Luisterrijk, die wordt gegeven door Leonard Leutscher van het Orion Trio. Geweldige avond, gewijd aan Beethoven en zijn Vijfde Symfonie. Liep daardoor de hele week met Beethoven in mijn hoofd. En kon het niet laten om de prachtige Beethoven-biografie van Jan Caeyers aan te schaffen. Nu in paperback in de boekhandel.
Daarom vanochtend de onvolprezen Daniel Barenboim in het eerste deel van de "Appasionata" sonate. Met dat "noodlotsmotief" van die Vijfde Symfonie.
Daarom vanochtend de onvolprezen Daniel Barenboim in het eerste deel van de "Appasionata" sonate. Met dat "noodlotsmotief" van die Vijfde Symfonie.
zaterdag 13 oktober 2012
Pubers en levensloop-strategie - Pro-sociaal gedrag en sociale omgeving (16a)
Nog enkele passages die me opvielen in het recente overzichtsartikel van Belsky over de theorie van de snelle en de langzame levensloop, dat ik in het vorige bericht besprak.
Het lijkt inderdaad zo te zijn dat een instabiele en riskante sociale omgeving in de vroege jeugd een snelle levensloop, met een vroege aanvang van de puberteit, in de hand werkt. Maar is er dan ook geen erfelijke component die de timing van de puberteit beïnvloedt? Ja, die is er. Maar Belsky noemt onderzoek waarin met die genetische overdracht is rekening gehouden en dat ruimte laat voor een sociale omgevingsinvloed. Er zijn aanwijzingen voor het bestaan van alternatieve en voorwaardelijke reproductieve strategieën, in de zin dat de eerste minder en de tweede meer vatbaar zijn voor omgevingsbeïnvloeding.
Is het nu de sociale omgeving van de vroege jeugd, de eerste 5 tot 7 jaar, of de periode daarna tot het begin van de puberteit (7 tot 10-12 jaar) die cruciaal is voor de snelle of de langzame levensloop? Belsky verwijst naar onderzoek, o.a. dit artikel (fulltext achter de poort), dat er op wijst dat beide perioden van invloed zijn. Dit is de periode waarin (vertaald citaat uit dat artikel):
Het lijkt inderdaad zo te zijn dat een instabiele en riskante sociale omgeving in de vroege jeugd een snelle levensloop, met een vroege aanvang van de puberteit, in de hand werkt. Maar is er dan ook geen erfelijke component die de timing van de puberteit beïnvloedt? Ja, die is er. Maar Belsky noemt onderzoek waarin met die genetische overdracht is rekening gehouden en dat ruimte laat voor een sociale omgevingsinvloed. Er zijn aanwijzingen voor het bestaan van alternatieve en voorwaardelijke reproductieve strategieën, in de zin dat de eerste minder en de tweede meer vatbaar zijn voor omgevingsbeïnvloeding.
Is het nu de sociale omgeving van de vroege jeugd, de eerste 5 tot 7 jaar, of de periode daarna tot het begin van de puberteit (7 tot 10-12 jaar) die cruciaal is voor de snelle of de langzame levensloop? Belsky verwijst naar onderzoek, o.a. dit artikel (fulltext achter de poort), dat er op wijst dat beide perioden van invloed zijn. Dit is de periode waarin (vertaald citaat uit dat artikel):
Een opvallende vooruitgang vindt plaats in de taalontwikkeling, niet alleen in de verbale welbespraaktheid, maar ook in de pragmatische vermogens als roddelen, argumenteren en woordenstrijd; sekseverschillen in taalgebruik worden steeds duidelijker, met meer competitieve woordenwisselingen voor jongens en "specialisatie" van meisjes in roddelen (...). (En deze periode) wordt gekarakteriseerd door een dramatische toename in (1) sociale activiteiten met vriendjes en vriendinnetjes en (2) sekse-differentiatie in deze activiteiten.Hier begint dus de periode van de eigen leefwereld, buiten die van het eigen gezin. Op school, in de straat en de buurt, op het voetbalveld. Van cruciaal belang wordt dan de aard van de peer group en de mate van (seksuele) statuscompetitie in die groepen. De aard van de sociale omgeving dus en de mate van stress die die omgeving oproept. En het zou kunnen dat daar de verklaring gezocht moet worden voor belangrijke veranderingen die dan optreden in de mate waarin kinderen agressief of impulsief zijn of last hebben van angststoornissen. Anders gezegd, ook al is die vroege omgeving van groot belang, die wat latere omgeving van tussen de 7 en 10-12 jaar kan nog cruciaal zijn voor welke levensloop, de snelle of de langzame, het gaat worden.
vrijdag 12 oktober 2012
Pubers en levensloop-strategie: het positieve en het negatieve ontwikkelingstraject - Pro-sociaal gedrag en sociale omgeving (16)
Door het historisch gezien sterke sociale isolement van onze gezinnen en door de daarmee samenhangende leeftijdssegregatie waaronder kinderen opgroeien, ligt er voor onze kinderen bij hun geboorte niet alleen een positief, maar ook een negatief ontwikkelingstraject klaar. Zie nog eens het bericht Onze pubers, hun brein en onze maatschappij, waarin ik het overzichtsartikel van Eveline Crone en Ronald Dahl besprak. Door hormonale veranderingen in de adolescentiefase groeit de behoefte aan nieuwe ervaringen, nieuwe beloningen en bronnen van beloningen. Vooral sociale beloningen en bronnen daarvan.
Dus gaan pubers buiten het ouderlijk gezin daarnaar op zoek. Als dan de sociale setting van de school niet genoeg belonend is ("niet boeit"), dan resten er nog de vriendengroepen (peer groups) als bron van sociale beloningen. Alle hormonale veranderingen vertellen je dat je er bij moet horen en dat je populair genoeg moet zijn. En dat je attractief genoeg moet zijn om aan de seksuele competitie met succes mee te kunnen doen. En hoe meer je deel gaat uitmaken van die populariteits- en attractiviteitscompetitie tussen leeftijdsgenoten, los gezongen van de wereld van de school, de wereld van de ouders en de wereld van de volwassenen, hoe groter de kans op een negatief ontwikkelingstraject.
Evolutionair georiënteerde onderzoekers zien dat negatieve ontwikkelingstraject als een strategie van de snelle levensloop of van de strategie van de versnelde reproductie. In het beroemde artikel van Belsky, Steinberg en Draper uit 1991 werd die evolutionaire theorie van de socialisering voor het eerst naar voren gebracht. Kinderen "kiezen" voor een snelle levensloop als ze opgroeien in een instabiel en conflictueus (geïsoleerd) gezin met weinig economische middelen (armoede), waarin ze geen veilige hechtingsstijl ontwikkelen, wantrouwend in het leven komen te staan, met een opportunistische houding tegenover anderen.
Dat is dus een strategie met minder pro-sociaal gedrag. Dat houdt ook in dat de hormonale veranderingen van de puberteit eerder intreden, dat ze eerder seksueel actief zijn, dat ze wisselende seksuele contacten hebben en eerder nageslacht op de wereld zetten. Hun levenshouding is er een van het grijpen van de kansen als ze zich voordoen en het niet investeren in langdurige relaties. Dat laatste is altijd riskant, want je kunt anderen immers niet vertrouwen. Als ouder zijn ze geneigd om weinig te investeren in het goed opgroeien van hun kinderen. Vandaar dat deze strategie gemakkelijk van generatie op generatie wordt overgedragen. (Denk bij die positieve ontwikkelingsstrategie aan het tegengestelde van dit alles.)
Sinds 1991 is het werk aan het onderzoek naar deze theorie van de snelle en de langzame levensloop voortgezet. Recentelijk heeft Belsky daarvan een overzichtsartikel geschreven: The Development of Human Reproductive Strategies: Progress and Prospects (fulltext achter de poort). Enkele passages vielen me op, waarvan ik er nu twee wil doorgeven. Andere komen later.
Dus gaan pubers buiten het ouderlijk gezin daarnaar op zoek. Als dan de sociale setting van de school niet genoeg belonend is ("niet boeit"), dan resten er nog de vriendengroepen (peer groups) als bron van sociale beloningen. Alle hormonale veranderingen vertellen je dat je er bij moet horen en dat je populair genoeg moet zijn. En dat je attractief genoeg moet zijn om aan de seksuele competitie met succes mee te kunnen doen. En hoe meer je deel gaat uitmaken van die populariteits- en attractiviteitscompetitie tussen leeftijdsgenoten, los gezongen van de wereld van de school, de wereld van de ouders en de wereld van de volwassenen, hoe groter de kans op een negatief ontwikkelingstraject.
Evolutionair georiënteerde onderzoekers zien dat negatieve ontwikkelingstraject als een strategie van de snelle levensloop of van de strategie van de versnelde reproductie. In het beroemde artikel van Belsky, Steinberg en Draper uit 1991 werd die evolutionaire theorie van de socialisering voor het eerst naar voren gebracht. Kinderen "kiezen" voor een snelle levensloop als ze opgroeien in een instabiel en conflictueus (geïsoleerd) gezin met weinig economische middelen (armoede), waarin ze geen veilige hechtingsstijl ontwikkelen, wantrouwend in het leven komen te staan, met een opportunistische houding tegenover anderen.
Dat is dus een strategie met minder pro-sociaal gedrag. Dat houdt ook in dat de hormonale veranderingen van de puberteit eerder intreden, dat ze eerder seksueel actief zijn, dat ze wisselende seksuele contacten hebben en eerder nageslacht op de wereld zetten. Hun levenshouding is er een van het grijpen van de kansen als ze zich voordoen en het niet investeren in langdurige relaties. Dat laatste is altijd riskant, want je kunt anderen immers niet vertrouwen. Als ouder zijn ze geneigd om weinig te investeren in het goed opgroeien van hun kinderen. Vandaar dat deze strategie gemakkelijk van generatie op generatie wordt overgedragen. (Denk bij die positieve ontwikkelingsstrategie aan het tegengestelde van dit alles.)
Sinds 1991 is het werk aan het onderzoek naar deze theorie van de snelle en de langzame levensloop voortgezet. Recentelijk heeft Belsky daarvan een overzichtsartikel geschreven: The Development of Human Reproductive Strategies: Progress and Prospects (fulltext achter de poort). Enkele passages vielen me op, waarvan ik er nu twee wil doorgeven. Andere komen later.
- Het grote belang van de aard van de peer group, dat wil zeggen van het wel of niet terechtkomen in een groep die gericht is op statuscompetitie en de snelle levensloop, geldt vooral voor jongens. Voor meisjes lijken de gezinsomstandigheden belangrijker te zijn, met name het wel of niet aanwezig zijn van de vader. En meer in het algemeen de instabiliteit van de sociale omgeving. Zie bijvoorbeeld dit onderzoek (fulltext achter de poort).
- Er is onderzoek dat er op wijst dat de kans op de snelle levensloop-strategie groter is, hoe gevaarlijker de sociale omgeving is waarin kinderen opgroeien. Zo komt uit onderzoek naar voren dat de leeftijd bij de geboorte van het eerste kind lager is in een lokale omgeving met een hogere mortaliteit, een lagere levensverwachting en hogere moordstatistieken. Hoe korter en hoe riskanter het leven lijkt te zijn, hoe sneller je er bij moet zijn en hoe opportunistischer het gedrag. Zie bijvoorbeeld What Teen Mothers Know (fulltext achter de poort).
Nobelprijs voor de Vrede 2012 naar de Europese Unie - Denken aan Helmut Schmidt
Nu de Nobelprijs voor de Vrede 2012 wordt toegekend aan de Europese Unie, denk ik allereerst aan de indrukwekkende rede die oud-kanselier Helmut Schmidt eind vorig jaar hield, waarin hij er aan herinnerde dat Europa het kleinste werelddeel met het grootste aantal nationaliteiten is. En dat een beetje kennis van de geschiedenis meteen duidelijk maakt hoe gevaarlijk dat is.
Ik denk dat dit een geschikt moment is om nog eens deze twee berichten te lezen::
Helmut Schmidt op de SPD-partijdag - Der alte Mann kann es
Winnaars vernederen verliezers (zolang het gaat): van het lab naar Europa
Ik denk dat dit een geschikt moment is om nog eens deze twee berichten te lezen::
Helmut Schmidt op de SPD-partijdag - Der alte Mann kann es
Winnaars vernederen verliezers (zolang het gaat): van het lab naar Europa
donderdag 11 oktober 2012
Een premier die niet begrijpt hoe landen in de eurozone van elkaar afhankelijk zijn - Rutte ziet niets in IMF-pleidooi - Beursduivel.nl
Moedeloos wordt je er van. In Mark Rutte hebben we een demissionaire premier die de analyse van het IMF niet begrepen heeft en meent het advies om de lonen en de inflatie in de kernlanden, waaronder Nederland, te laten stijgen, naast zich neer te kunnen leggen. Zie de link onderaan naar het nieuwsbericht.
Dat advies van het IMF is gebaseerd op een analyse van de onderlinge afhankelijkheden die er op het ogenblik in de eurozone bestaan. Loonmatiging (zeg maar -verlaging; de Griekse lonen zijn al met tientallen procenten gedaald) en lage inflatie (deflatie) zijn nodig in de perifere landen en vinden ook plaats. Maar die landen komen er nooit bovenop als de kernlanden, Duitsland, Nederland, Oostenrijk, niet tegelijk hun lonen laten stijgen en de inflatie wat laten toenemen. Dat maakt het voor die perifere landen wat gemakkelijker om naar ons te exporteren en dat is nodig om hun erbarmelijke toestand wat te verbeteren. En niet alleen dat, maar ook om de eurozone als geheel er weer bovenop te helpen. En zelfs om zo de risico's te verminderen die van de problemen in de eurozone uitgaan op de wereldeconomie. Zo liggen de onderlinge afhankelijkheden in de eurozone. En in de wereldeconomie.
Zo moeilijk en zo controversieel is deze analyse niet. Een iets meer dan oppervlakkige economische kennis voldoet om hem te kunnen volgen.
Maar Rutte heeft een andere en wel heel banale visie op die onderlinge afhankelijkheid. Volgens die visie draait alles in de economie om "de race naar de top". Als er maar competitie is, dan komt alles goed. Dat landen, zelfs als ze een muntunie vormen, een beleid op elkaar kunnen afstemmen waardoor het geheel er beter van wordt, nee, dat is voor het wereldbeeld van premier Rutte te ingewikkeld. Als we zoiets zouden doen, dan zou dat in zijn ogen een "race naar de bodem" zijn. Ook als je "tegenstander" (denk aan Griekenland) al vrijwel knock-out is, dan ben je niet in staat dat anders te zien dan als iets wat nu eenmaal gebeurt "in de race naar de top". Wat een wereldbeeld. En wat een banaal niveau van economisch denken.
Moedeloos.
Rutte ziet niets in IMF-pleidooi - Beursduivel.nl:
'via Blog this'
Dat advies van het IMF is gebaseerd op een analyse van de onderlinge afhankelijkheden die er op het ogenblik in de eurozone bestaan. Loonmatiging (zeg maar -verlaging; de Griekse lonen zijn al met tientallen procenten gedaald) en lage inflatie (deflatie) zijn nodig in de perifere landen en vinden ook plaats. Maar die landen komen er nooit bovenop als de kernlanden, Duitsland, Nederland, Oostenrijk, niet tegelijk hun lonen laten stijgen en de inflatie wat laten toenemen. Dat maakt het voor die perifere landen wat gemakkelijker om naar ons te exporteren en dat is nodig om hun erbarmelijke toestand wat te verbeteren. En niet alleen dat, maar ook om de eurozone als geheel er weer bovenop te helpen. En zelfs om zo de risico's te verminderen die van de problemen in de eurozone uitgaan op de wereldeconomie. Zo liggen de onderlinge afhankelijkheden in de eurozone. En in de wereldeconomie.
Zo moeilijk en zo controversieel is deze analyse niet. Een iets meer dan oppervlakkige economische kennis voldoet om hem te kunnen volgen.
Maar Rutte heeft een andere en wel heel banale visie op die onderlinge afhankelijkheid. Volgens die visie draait alles in de economie om "de race naar de top". Als er maar competitie is, dan komt alles goed. Dat landen, zelfs als ze een muntunie vormen, een beleid op elkaar kunnen afstemmen waardoor het geheel er beter van wordt, nee, dat is voor het wereldbeeld van premier Rutte te ingewikkeld. Als we zoiets zouden doen, dan zou dat in zijn ogen een "race naar de bodem" zijn. Ook als je "tegenstander" (denk aan Griekenland) al vrijwel knock-out is, dan ben je niet in staat dat anders te zien dan als iets wat nu eenmaal gebeurt "in de race naar de top". Wat een wereldbeeld. En wat een banaal niveau van economisch denken.
Moedeloos.
Rutte ziet niets in IMF-pleidooi - Beursduivel.nl:
'via Blog this'
woensdag 10 oktober 2012
Hebben we een celebrity-cultuur omdat we elkaar niet meer kennen?
De Volkskrant wijdde op 6 oktober een lang artikel over de sterke groei van de celebrity-cultuur (Het roemscenario van Daan Dijksman en Gert Hage). Waar hebben we die groei aan te danken wijten?
Een mogelijke verklaring verschaft dat artikel zelf, in de vorm van een citaat uit een boek van Raoul Heertje (dat boek ken ik niet):
Doen mensen dat en doen ze dat als een vervanging voor het echte persoonlijke contact dat ze niet meer of minder hebben? Ja, daar zijn aanwijzingen voor. Ik citeer mezelf uit het bericht Zijn televisiepersoonlijkheden wel goed voor ons?:
Want enerzijds vinden de onderzoekers dat het juist de mensen zijn die in het echte leven al een persoonlijke, intieme band hebben met een goede vriend(in) van hetzelfde geslacht, ook meer geneigd zijn om een imaginaire, intieme band te hebben met een televisiepersoonlijkheid van het zelfde geslacht. Dat wijst er op dat mensen die in het echte leven gemakkelijker banden met anderen aangaan, dat ook doen als het gaat om bekende persoonlijkheden. Ze zijn misschien gewoon meer sociabel, in het echt en in het imaginaire.
Maar anderzijds zijn er ook aanwijzingen voor parasociale relaties als compensatie voor het gemis aan echte relaties. Want het bleek ook dat alleenstaanden meer een imaginaire, intieme band aangingen met televisiepersoonlijkheden van het andere geslacht dan mensen met een partner. Daar kwam bij dat in die groep alleenstaanden de mate van angstige (of afwijzende) hechting en die need to belong voorspellend waren voor dat aangaan van zo'n imaginaire band.
Die angstige of afwijzende hechting wijst op het mechanisme dat mensen die in het echte leven moeilijk relaties aangaan uit angst voor afwijzing, gemakkelijk hun "toevlucht" nemen tot een imaginaire band. En dat wijst er weer op dat de vele televisieprogramma's met een sociale inhoud fungeren als supernormale stimuli. Wij zijn er op aangepast om in een intensieve sociale leefwereld te functioneren. Maar als die maar gebrekkig aanwezig is, dan zijn al die persoonlijkheden op de televisie voor ons net zoiets als die kunstmatige en overdreven grote of fel gekleurde eieren waar de vogels van Tinbergen op gingen zitten broeden. In plaats van op hun echte eieren.
Wat Raoul Heertje zegt, daar zit dus wel wat in. Er is wel degelijk een vraag naar parasociale relaties en die komt voort uit een gebrek aan echte relaties. En ja, als er een vraag is, dan is er ook al snel een aanbod. Want hoe anders te verklaren dat we op de televisie steeds maar dezelfde gezichten zien? Dat is nodig omdat wij met die mensen een band willen kunnen aangaan. Je zou ook kunnen denken dat wij uit verveling elke avond wel iemand anders zouden willen zien. Maar nee, zo zitten wij niet in elkaar.
Als laatste dan: dat we elke avond dezelfde gezichten zien, kan er natuurlijk ook mee te maken hebben dat televisiepersoonlijkheid een beroep is geworden. En zoals dat voor elk beroep geldt, je moet wel genoeg uren maken om er een boterham aan te kunnen overhouden.
Een mogelijke verklaring verschaft dat artikel zelf, in de vorm van een citaat uit een boek van Raoul Heertje (dat boek ken ik niet):
We kennen elkaar nauwelijks nog. Maar we willen nog steeds de intimiteit van vroeger. Dus gaan we een zogenaamde relatie aan met bekende mensen. Die spelen daar ook op in door allerlei zogenaamde persoonlijke details te openbaren.Die verklaring slaat op de zogenaamde parasociale relaties, een soort als-of persoonlijke relaties die mensen aangaan met televisiepersoonlijkheden die ze volgen.
Doen mensen dat en doen ze dat als een vervanging voor het echte persoonlijke contact dat ze niet meer of minder hebben? Ja, daar zijn aanwijzingen voor. Ik citeer mezelf uit het bericht Zijn televisiepersoonlijkheden wel goed voor ons?:
Er zijn (...) aanwijzingen voor het "gebruik" van een imaginaire, persoonlijke band met televisiepersoonlijkheden als compensatie voor de negatieve ervaring van het alleen zijn of van het verlies van echte relaties. Ook zijn mensen met een grotere behoefte om ergens bij te horen (need to belong) meer geneigd om het alleen zijn te ervaren als het gemis van anderen en meer geneigd tot het ontwikkelen van parasociale relaties. Dat lijkt er dus wel op te wijzen dat we parasociale relaties ontwikkelen als een substituut voor echte relaties.Naast het onderzoek waarnaar ik in dit citaat link, is er nu ook dit onderzoek, dat daar meer licht op werpt.
Want enerzijds vinden de onderzoekers dat het juist de mensen zijn die in het echte leven al een persoonlijke, intieme band hebben met een goede vriend(in) van hetzelfde geslacht, ook meer geneigd zijn om een imaginaire, intieme band te hebben met een televisiepersoonlijkheid van het zelfde geslacht. Dat wijst er op dat mensen die in het echte leven gemakkelijker banden met anderen aangaan, dat ook doen als het gaat om bekende persoonlijkheden. Ze zijn misschien gewoon meer sociabel, in het echt en in het imaginaire.
Maar anderzijds zijn er ook aanwijzingen voor parasociale relaties als compensatie voor het gemis aan echte relaties. Want het bleek ook dat alleenstaanden meer een imaginaire, intieme band aangingen met televisiepersoonlijkheden van het andere geslacht dan mensen met een partner. Daar kwam bij dat in die groep alleenstaanden de mate van angstige (of afwijzende) hechting en die need to belong voorspellend waren voor dat aangaan van zo'n imaginaire band.
Die angstige of afwijzende hechting wijst op het mechanisme dat mensen die in het echte leven moeilijk relaties aangaan uit angst voor afwijzing, gemakkelijk hun "toevlucht" nemen tot een imaginaire band. En dat wijst er weer op dat de vele televisieprogramma's met een sociale inhoud fungeren als supernormale stimuli. Wij zijn er op aangepast om in een intensieve sociale leefwereld te functioneren. Maar als die maar gebrekkig aanwezig is, dan zijn al die persoonlijkheden op de televisie voor ons net zoiets als die kunstmatige en overdreven grote of fel gekleurde eieren waar de vogels van Tinbergen op gingen zitten broeden. In plaats van op hun echte eieren.
Wat Raoul Heertje zegt, daar zit dus wel wat in. Er is wel degelijk een vraag naar parasociale relaties en die komt voort uit een gebrek aan echte relaties. En ja, als er een vraag is, dan is er ook al snel een aanbod. Want hoe anders te verklaren dat we op de televisie steeds maar dezelfde gezichten zien? Dat is nodig omdat wij met die mensen een band willen kunnen aangaan. Je zou ook kunnen denken dat wij uit verveling elke avond wel iemand anders zouden willen zien. Maar nee, zo zitten wij niet in elkaar.
Als laatste dan: dat we elke avond dezelfde gezichten zien, kan er natuurlijk ook mee te maken hebben dat televisiepersoonlijkheid een beroep is geworden. En zoals dat voor elk beroep geldt, je moet wel genoeg uren maken om er een boterham aan te kunnen overhouden.
dinsdag 9 oktober 2012
Herhaling van de fouten en van de ellende van de jaren 30 - Jack Goldstone
Voor de volledigheid: na de twee vorige berichten van vandaag nu ook deze analyse van Jack Goldstone naar aanleiding van de World Economic Outlook van het IMF. Zie de link onderaan. Hij besluit met (mijn vertaling):
'via Blog this'
Dit betekent dus dat die eerste overtuiging - dat het terugbetalen van schulden zonder inflatie of kwijtschelding - eenvoudigweg verkeerd is. Deze strategie is onder de huidige economische voorwaarden zowel ineffectief als schadelijk.
Helaas gaat de politiek boven de economie en vinden de huidige politieke leiders het vanwege historische redenen vergif om de inflatie bewust tot 3 procent te laten oplopen of voorrang te geven aan overheidsinvesteringen voor de toekomst boven bezuinigingen. Maar het is geen vergif, maar juist de voeding die de economieën van de wereld nodig hebben. Het onvermogen om dat in te zien betekent dat we voorlopig doorgaan met het herhalen van de fouten en de ellende van de jaren 30.What’s wrong with this picture? — The Global Slump | NewPopulationBomb:
'via Blog this'
....vastbesloten om die les niet te leren - Paul Krugman
In vervolg op mijn vorige bericht, over de laatste World Economic Outlook van het IMF: ook Paul Krugman besteedt daar aandacht aan, terwijl hij al weer op reis is, nu naar het World Knowledge Forum in Seoul, Zuid-Korea. Door mij vertaald:
'via Blog this'
... in de onmiddelijke nasleep van de financiële crisis was er een wijdverbreide vastbeslotenheid om de gedachte van de hand te wijzen dat overheidsbeleid, stimuleren of bezuinigen, grote gevolgen heeft. Degenen onder ons die betoogden dat we nu in een zeer Keynesiaanse wereld waren, werden in de praktische beleidsdebatten zonder meer gemarginaliseerd.
Maar we hadden gelijk - een feit dat niet zozeer duidelijk werd door stimulering, maar door anti-stimulering, die alle negatieve gevolgen heeft gehad waarvan de traditionele Keynesiaanse macro-economie gezegd heeft dat die zouden optreden.
Helaas blijft een groot deel van het politieke spectrum vastbesloten om die les niet te leren.
A Tragic Vindication - NYTimes.com:
'via Blog this'
Hoe ideologie in de plaats kwam van wetenschappelijk onderzoek: de oorsprong van de bezuinigingszeepbel
Via een tweet van Ewald Engelen terechtgekomen op dit bericht van Antonio Fatás. Zie de link onderaan.
Rond 2008-2009 ontstond de bezuinigingszeepbel. Terwijl er direct volgend op de kredietcrisis nog het idee bestond dat overheidsstimulering noodzakelijk was, begon daarna de overtuiging post te vatten dat wat de overheid extra uitgeeft, ten koste gaat van de private bestedingen. Anders gezegd, de multiplier, die aangeeft wat de verandering is van het bruto nationaal product (BNP) bij een toename van de overheidsbestedingen, zou heel klein of zelfs nul zijn. Iedereen, nou ja, veel economen en veel overheden, ging daarin geloven.
Terwijl het onderzoek ook toen al overwegend uitwees dat die multiplier groter dan 1 was, ergens tussen 1 en 1,5. Wat er op wijst dat een toename van de overheidsuitgaven van 1% een grotere toename van het BNP teweeg zou brengen. Maar dat onderzoek werd terzijde geschoven en er kwam ideologie voor in de plaats. Dus bezuinigen, want hoe meer je bezuinigt, ook in een depressie, hoe meer "het vertrouwen toeneemt". En dat je door bezuinigen de economie afknijpt en de problemen nog groter maakt, ja, "dat klopt gewoon niet".
Nu zijn we zo langzamerhand zo ver dat de resultaten van dit beleid wel heel zichtbaar worden. De problemen worden inderdaad alleen maar erger. En dat heeft het Internationale Monetaire Fonds nu ook doorgekregen.
Antonio Fatas and Ilian Mihov on the Global Economy: Underestimating Fiscal Policy Multipliers: The October edition of the IMF World Economic Outlook is out with very strong warnings about risks to growth (full report can be found at th...
Rond 2008-2009 ontstond de bezuinigingszeepbel. Terwijl er direct volgend op de kredietcrisis nog het idee bestond dat overheidsstimulering noodzakelijk was, begon daarna de overtuiging post te vatten dat wat de overheid extra uitgeeft, ten koste gaat van de private bestedingen. Anders gezegd, de multiplier, die aangeeft wat de verandering is van het bruto nationaal product (BNP) bij een toename van de overheidsbestedingen, zou heel klein of zelfs nul zijn. Iedereen, nou ja, veel economen en veel overheden, ging daarin geloven.
Terwijl het onderzoek ook toen al overwegend uitwees dat die multiplier groter dan 1 was, ergens tussen 1 en 1,5. Wat er op wijst dat een toename van de overheidsuitgaven van 1% een grotere toename van het BNP teweeg zou brengen. Maar dat onderzoek werd terzijde geschoven en er kwam ideologie voor in de plaats. Dus bezuinigen, want hoe meer je bezuinigt, ook in een depressie, hoe meer "het vertrouwen toeneemt". En dat je door bezuinigen de economie afknijpt en de problemen nog groter maakt, ja, "dat klopt gewoon niet".
Nu zijn we zo langzamerhand zo ver dat de resultaten van dit beleid wel heel zichtbaar worden. De problemen worden inderdaad alleen maar erger. En dat heeft het Internationale Monetaire Fonds nu ook doorgekregen.
Dit is wat het IMF nu suggereert in zijn analyse, die trouwens ook zelfkritisch is. Ze kijken naar hun recente voorspellingen en ze suggereren dat hun model impliciet multipliers gebruikte die rond de 0,5 lagen als het ging om bezuinigingen. Gegeven dat hun voorspellingen de economische groei hebben overschat, vraagt het IMF zich nu af of de multipliers niet hoger zijn dan 0,5. De analyse in de huidige World Economic Outlook suggereert dat ze in het bereik van 0,9 tot 1,7 liggen. Dat is toevallig het bereik dat gelijk is aan dat wat het vroegere onderzoek liet zien en dat wordt bevestigd door de meest recente wetenschappelijke literatuur. Het is ook niet ver verwijderd van wat de meeste economische modellen zouden voorspellen gegeven de huidige economische omstandigheden.Laat het nu eindelijk maar eens afgelopen zijn met die bezuinigingszeepbel ....
Antonio Fatas and Ilian Mihov on the Global Economy: Underestimating Fiscal Policy Multipliers: The October edition of the IMF World Economic Outlook is out with very strong warnings about risks to growth (full report can be found at th...
De enige manier om de euro te redden: herverdeling tussen arm en rijk - Mark Cliffe, hoofdeconoom van de ING
Neem de moeite om vandaag, de dag dat Angela Merkel op bezoek is in Griekenland, een bezoek waarvoor 7000 politie-agenten op de been zijn gebracht, even (vier minuten) naar Mark Cliffe, hoofdeconoom van de ING Groep, te luisteren. Zie hieronder de link naar de video (met Nederlandse ondertiteling).
Benieuwd wat er vandaag in Athene gebeurt. Waar de leider van een kernland (het kernland) een perifeer land bezoekt.
En benieuwd naar het antwoord op de vraag of het ministerie van Financiën van het kernland Nederland, en of onze onderhandelaars van VVD en PvdA, wel eens een rapport van de ING Groep lezen.
Mark Cliffe over de EMU - Me Judice:
'via Blog this'
Succesvolle monetaire unies in het verleden kenden altijd een grote herverdeling van geld tussen rijk en arm. In de eurozone betekent dat van de kernlanden naar de periferie. Het is een politieke uitdaging, maar we hebben dit bij alle monetaire unies gezien. Zelfs in de Verenigde Staten, bepaald geen voorbeeld van socialisme, zie je meer fiscale herverdeling dan we nu in de eurozone zien. Ik denk dat de kernlanden deze uitdaging moeten aangaan en aan hun kiezers moeten duidelijk maken dat het uiteindelijke doel een fiscale, herverdelende en politieke unie moet zijn. Dat is de enige manier waarop de monetaire unie kan overleven.In juni van dit jaar was er van de ING al het rapport Road to Survival (hier te downloaden), waarin van een aantal onderzochte scenario's. het Krugmania scenario er als beste uitkomt. Dus: stimulering van de economie, gericht op overheidsinvesteringen, gecombineerd met een geloofwaardig beleid om op langere termijn de overheidsuitgaven weer terug te dringen. Plus meer solidariteit met en herverdeling naar de periferie, gefinancierd door extra leningen door de kernlanden.
Benieuwd wat er vandaag in Athene gebeurt. Waar de leider van een kernland (het kernland) een perifeer land bezoekt.
En benieuwd naar het antwoord op de vraag of het ministerie van Financiën van het kernland Nederland, en of onze onderhandelaars van VVD en PvdA, wel eens een rapport van de ING Groep lezen.
Mark Cliffe over de EMU - Me Judice:
'via Blog this'
maandag 8 oktober 2012
Als je maar denkt dat je geweldig bent, dan ga je je zo gedragen dat anderen ook denken dat je geweldig bent
Is zelfoverschatting (overconfidence) een goed wapen in de statuscompetitie? En is het in de strijd brengen van dat wapen uiteindelijk wel goed voor je? Of levert het zoveel stress op dat je er maar beter van af kunt zien?
In het vorige bericht dat aan deze vragen was gewijd, vermeldde ik hoe zelfoverschatting precies gemeten was in het onderzoek waaruit bleek dat het inderdaad behulpzaam is in de statuscompetitie. De meest voor de hand liggende meting was dat je mensen hun prestaties laat inschatten in vergelijking met de prestaties van anderen. De mate waarin je je eigen prestaties ten onrechte hoger inschat dan die van anderen, is dan de mate van zelfoverschatting. Stel dat je denkt dat je bij de beste 10 procent hoort, terwijl je in werkelijkheid minder dan het gemiddelde scoorde, dan overschat je je zelf in hoge mate,
De tweede van de drie metingen bestond er uit dat je van een lijst met items als beroemde namen, gebeurtenissen en kledingmerken moest aangeven welke je kende en welke niet. Hoe meer je aangeeft dat je de "valse", niet echt bestaande, items toch kent, hoe hoger jouw zelfoverschatting.
En in de derde meting hield in dat mensen een overdreven positieve uitslag kregen van hun prestaties.
Nu kun je je afvragen of hier nu wel drie keer hetzelfde wordt gemeten. Maar daar gaat het nu niet om en het gaat er ook niet om wat de beste meting is. Want hoe dan ook, in alle drie de gevallen werden de mensen die zichzelf overschatten, op grond van hun gedrag door anderen als competenter beoordeeld. Ook kregen ze een hogere status toegewezen, in de zin dat ze meer werden gezien als personen die respect en bewondering verdienen en die meer aan de besluitvorming hadden bijgedragen.
Mensen die dus hun eigen prestaties of hun eigen kennis overschatten, ook als ze dat doen op basis van verkeerde informatie, zijn succesvoller in de statuscompetitie. Ze weten meer indruk te maken op anderen. Dat is curieus. Want terwijl je bij die eerste twee vormen van zelfoverschatting nog kunt denken aan een achterliggend persoonlijkheidskenmerk, zoiets als narcisme, dat met gedrag samenhangt dat status afdwingt, kan er bij die derde vorm geen sprake zijn van een achterliggende persoonlijkheid. Je wordt alleen maar in de waan gebracht dat je geweldig gepresteerd hebt. En dat brengt ook dat status afdwingende gedrag teweeg. Als je maar denkt dat je geweldig bent, dan ga je je zo gedragen dat anderen ook denken dat je geweldig bent. Hm.
Maar of dat uiteindelijk goed voor je is?
In het vorige bericht dat aan deze vragen was gewijd, vermeldde ik hoe zelfoverschatting precies gemeten was in het onderzoek waaruit bleek dat het inderdaad behulpzaam is in de statuscompetitie. De meest voor de hand liggende meting was dat je mensen hun prestaties laat inschatten in vergelijking met de prestaties van anderen. De mate waarin je je eigen prestaties ten onrechte hoger inschat dan die van anderen, is dan de mate van zelfoverschatting. Stel dat je denkt dat je bij de beste 10 procent hoort, terwijl je in werkelijkheid minder dan het gemiddelde scoorde, dan overschat je je zelf in hoge mate,
De tweede van de drie metingen bestond er uit dat je van een lijst met items als beroemde namen, gebeurtenissen en kledingmerken moest aangeven welke je kende en welke niet. Hoe meer je aangeeft dat je de "valse", niet echt bestaande, items toch kent, hoe hoger jouw zelfoverschatting.
En in de derde meting hield in dat mensen een overdreven positieve uitslag kregen van hun prestaties.
Nu kun je je afvragen of hier nu wel drie keer hetzelfde wordt gemeten. Maar daar gaat het nu niet om en het gaat er ook niet om wat de beste meting is. Want hoe dan ook, in alle drie de gevallen werden de mensen die zichzelf overschatten, op grond van hun gedrag door anderen als competenter beoordeeld. Ook kregen ze een hogere status toegewezen, in de zin dat ze meer werden gezien als personen die respect en bewondering verdienen en die meer aan de besluitvorming hadden bijgedragen.
Mensen die dus hun eigen prestaties of hun eigen kennis overschatten, ook als ze dat doen op basis van verkeerde informatie, zijn succesvoller in de statuscompetitie. Ze weten meer indruk te maken op anderen. Dat is curieus. Want terwijl je bij die eerste twee vormen van zelfoverschatting nog kunt denken aan een achterliggend persoonlijkheidskenmerk, zoiets als narcisme, dat met gedrag samenhangt dat status afdwingt, kan er bij die derde vorm geen sprake zijn van een achterliggende persoonlijkheid. Je wordt alleen maar in de waan gebracht dat je geweldig gepresteerd hebt. En dat brengt ook dat status afdwingende gedrag teweeg. Als je maar denkt dat je geweldig bent, dan ga je je zo gedragen dat anderen ook denken dat je geweldig bent. Hm.
Maar of dat uiteindelijk goed voor je is?
zondag 7 oktober 2012
Niet (nog) beter opvoeden, maar: BUURTEN VOOR KINDEREN
Vrijdag 5 oktober reisde ik naar Groningen om in het kader van de Week van de Opvoeding (!) een lezing te geven met als titel:
Het gehoor bestond uit medewerkers van de Centra voor Jeugd en Gezin van de stad Groningen en andere belangstellenden.
Volg de link hieronder voor de pdf van de powerpoint dia's: Op weg naar het Centrum voor Buurt, Jeugd en Gezin.
Belangrijker dan (nog) Beter opvoeden
IS:
Buurten
voor Kinderen
Het gehoor bestond uit medewerkers van de Centra voor Jeugd en Gezin van de stad Groningen en andere belangstellenden.
Volg de link hieronder voor de pdf van de powerpoint dia's: Op weg naar het Centrum voor Buurt, Jeugd en Gezin.
Muziek voor de zondagochtend _ Milt Jackson & Benny Golson & Art Farmer & NHØP - Thinking of You
Milt Jackson! En Art Farmer! Thinking of You. Lekkere jazz. Geen piep-piep-knor. Benny Golson voert het woord. Speciaal voor Nicoline, die in Istanbul is.
zaterdag 6 oktober 2012
Wat doen die mensen precies, die zich zelf als beter inschatten dan ze werkelijk zijn?
Mensen die zich zelf als beter inschatten dan ze werkelijk zijn, slagen er in om zichzelf zo voor te doen dat ze ook inderdaad door anderen als competenter worden beoordeeld. En daardoor zijn ze succesvoller in de statuscompetitie dan anderen. Dat wil zeggen dat ze een hogere status weten te verwerven. In dit bericht maakte ik daar melding van en ik besloot met:
Kun je daaruit concluderen dat je maar beter een wat rooskleuriger beeld van je zelf kunt hebben? In plaats van een realistisch beeld? Dat lijkt me niet. Want de tegenwerping ligt voor de hand: dat mensen met die ziekte (BDD) een realistisch beeld hebben van zichzelf betekent nog niet dat mensen die een realistisch beeld hebben van zichzelf ook die ziekte hebben. Anders gezegd: moet je ook niet kijken naar die controlegroep en daarbinnen degenen met een rooskleuriger zelfbeeld vergelijken met een realistischer zelfbeeld? Het zou goed kunnen dat degenen met een rooskleuriger beeld meer stress ervaren dan degenen met een realistisch zelfbeeld. Maar of dat zo is, dat weten we dus (nog) niet.
Ik ben nog op zoek naar onderzoek dat hierover meer uitsluitsel kan geven, maar vroeg me ondertussen af wat we precies bedoelen met het je zelf als beter inschatten dan je bent. Wat is dat precies voor gedrag? In dat onderzoek waarmee de discussie begon (hier te vinden), wordt het overconfidence genoemd en dat slaat op het overconfidence effect, de systematische fout dat jouw subjectieve beoordeling van de waarschijnlijkheid dat jouw antwoord op een vraag correct is, groter is dan de objectieve waarschijnlijkheid. Je bent bijvoorbeeld "voor 99 procent zeker" dat jouw antwoorden op de gestelde quizvragen correct zijn, terwijl je 40 procent van de vragen onjuist hebt beantwoord. Zie verder Wikipedia over het overconfidence effect.
Hoe is dan in dat onderzoek die systematisch fout gemeten? Dat geeft het meest concreet aan waar we het over hebben. Het onderzoek bestond uit 6 studies, maar alleen in de eerste 5 werd een maat voor overconfidence gebruikt. Er blijven dan drie soorten maten over.
In Studies 1, 4 en 5 moesten de proefpersonen een opdracht uitvoeren en vervolgens aangeven hoe goed ze dachten de opdracht te hebben uitgevoerd in vergelijking met de anderen. Degenen die zich ten onrechte hoger inschatten dan het gemiddelde van de anderen, schatten zichzelf dus als beter in dan ze in werkelijkheid waren.
In Studie 2 moesten de proefpersonen de Over-Claiming Questionnaire invullen, een lijst met items als beroemde namen, gebeurtenissen en kledingmerken, waarvan je moet aangeven welke items jou bekend zijn en welke niet. In die lijst komen enkele niet echt bestaande items voor. Hoe meer je aangeeft ook die niet-bestaande items te kennen, hoe hoger de overschatting van jouw kennis.
In Studie 3 werden de proefpersonen gemanipuleerd om wel of niet een hoge mate van overconfidence te hebben. Een hoge mate werd zo gemanipuleerd dat je een overdreven positieve uitslag kreeg van een opdracht die je had uitgevoerd. Het werd je dus voorgespiegeld dat je een uitstekende prestatie had geleverd.
Het is, lijkt me, toch de vraag of hier wel drie keer hetzelfde concept wordt gemeten. De eerste maat lijkt mij het meest valide, dat wil zeggen, het meest overeenkomend met "jezelf beter inschatten dan je in werkelijkheid bent, in vergelijking met anderen". De tweede maat lijkt me meer te slaan op hoe moeilijk je het vindt om toe te geven dat je iets niet weet. En de derde? Ik weet het eigenlijk niet....
Het jezelf verheffen en je beter inschatten dan je in feite bent, lijkt een levenswijze die niet gemakkelijk steeds is vol te houden. En dat is ook zo, want statuscompetitie levert stress op.Die laatste passage leverde een reactie op van Rita Smaniotto (zie dit bericht), die aanwijzingen noemde dat het misschien beter is om een te rooskleurig beeld van jezelf te hebben dan een realistisch beeld. Ze verwees naar een onderzoek waarvan in de Labyrint-documentaire over zelfbedrog verslag werd gedaan. Het ging om mensen met de zeldzame, ingebeelde lelijkheidsziekte (Body Dismorphic Disorder) die heel goed in staat waren om uit 10 portretfoto's van henzelf, waarvan er 9 gemanipuleerd waren om het gezicht er iets mooier of lelijker uit te laten zien, de realistische foto aan te wijzen. Dit in tegenstelling tot een controlegroep van mensen zonder die ziekte, die stelselmatig een mooiere foto van zichzelf aanwezen.
Kun je daaruit concluderen dat je maar beter een wat rooskleuriger beeld van je zelf kunt hebben? In plaats van een realistisch beeld? Dat lijkt me niet. Want de tegenwerping ligt voor de hand: dat mensen met die ziekte (BDD) een realistisch beeld hebben van zichzelf betekent nog niet dat mensen die een realistisch beeld hebben van zichzelf ook die ziekte hebben. Anders gezegd: moet je ook niet kijken naar die controlegroep en daarbinnen degenen met een rooskleuriger zelfbeeld vergelijken met een realistischer zelfbeeld? Het zou goed kunnen dat degenen met een rooskleuriger beeld meer stress ervaren dan degenen met een realistisch zelfbeeld. Maar of dat zo is, dat weten we dus (nog) niet.
Ik ben nog op zoek naar onderzoek dat hierover meer uitsluitsel kan geven, maar vroeg me ondertussen af wat we precies bedoelen met het je zelf als beter inschatten dan je bent. Wat is dat precies voor gedrag? In dat onderzoek waarmee de discussie begon (hier te vinden), wordt het overconfidence genoemd en dat slaat op het overconfidence effect, de systematische fout dat jouw subjectieve beoordeling van de waarschijnlijkheid dat jouw antwoord op een vraag correct is, groter is dan de objectieve waarschijnlijkheid. Je bent bijvoorbeeld "voor 99 procent zeker" dat jouw antwoorden op de gestelde quizvragen correct zijn, terwijl je 40 procent van de vragen onjuist hebt beantwoord. Zie verder Wikipedia over het overconfidence effect.
Hoe is dan in dat onderzoek die systematisch fout gemeten? Dat geeft het meest concreet aan waar we het over hebben. Het onderzoek bestond uit 6 studies, maar alleen in de eerste 5 werd een maat voor overconfidence gebruikt. Er blijven dan drie soorten maten over.
In Studies 1, 4 en 5 moesten de proefpersonen een opdracht uitvoeren en vervolgens aangeven hoe goed ze dachten de opdracht te hebben uitgevoerd in vergelijking met de anderen. Degenen die zich ten onrechte hoger inschatten dan het gemiddelde van de anderen, schatten zichzelf dus als beter in dan ze in werkelijkheid waren.
In Studie 2 moesten de proefpersonen de Over-Claiming Questionnaire invullen, een lijst met items als beroemde namen, gebeurtenissen en kledingmerken, waarvan je moet aangeven welke items jou bekend zijn en welke niet. In die lijst komen enkele niet echt bestaande items voor. Hoe meer je aangeeft ook die niet-bestaande items te kennen, hoe hoger de overschatting van jouw kennis.
In Studie 3 werden de proefpersonen gemanipuleerd om wel of niet een hoge mate van overconfidence te hebben. Een hoge mate werd zo gemanipuleerd dat je een overdreven positieve uitslag kreeg van een opdracht die je had uitgevoerd. Het werd je dus voorgespiegeld dat je een uitstekende prestatie had geleverd.
Het is, lijkt me, toch de vraag of hier wel drie keer hetzelfde concept wordt gemeten. De eerste maat lijkt mij het meest valide, dat wil zeggen, het meest overeenkomend met "jezelf beter inschatten dan je in werkelijkheid bent, in vergelijking met anderen". De tweede maat lijkt me meer te slaan op hoe moeilijk je het vindt om toe te geven dat je iets niet weet. En de derde? Ik weet het eigenlijk niet....
donderdag 4 oktober 2012
Is het goed of slecht om jezelf beter in te schatten dan je bent?
Rita Smaniotto reageerde op het bericht Jezelf beter inschatten dan je bent, helpt in de statuscompetitie met deze email:
Hoi Henk,
Dit is precies wat Trivers zegt over self-deception. Hij heeft het alleen niet over culturele verschillen. Een leuk voorbeeld dat hij geeft: 60%(?) van de wetenschappers beschouwt zichzelf als behorend bij de beste 10% op zijn haar vakgebied.
De laatste zin klopt volgens mij niet helemaal: als je ertoe in staat bent is het heel gunstig om jezelf stelselmatig beter in te schatten dan anderen: het maakt de statuscompetitie gemakkelijker en stressloos (jij bent immers gewoon de beste). (Ik ken wel een paar mensen voor wie dat zo geldt). Het probleem is dat niet iedereen even goed in staat is tot zelf-deceptie (vooral vrouwen kunnen het minder goed) en dat de gevolgen op collectief niveau niet altijd zo gunstig zijn.
Groet,
Rita
De verwijzing naar Trivers is naar de Labyrinth-documentaire Het nut van zelfbedrog (hier te zien) naar aanleiding van het boek van Robert Trivers over zelf-deceptie, die op 19 september op televisie te zien was. (Het ging om 94 procent van de hoogleraren die zichzelf tot de beste 50 procent rekenen.)
Mijn antwoord was:
Hoi Rita,
Hoi Henk,
Dit is precies wat Trivers zegt over self-deception. Hij heeft het alleen niet over culturele verschillen. Een leuk voorbeeld dat hij geeft: 60%(?) van de wetenschappers beschouwt zichzelf als behorend bij de beste 10% op zijn haar vakgebied.
De laatste zin klopt volgens mij niet helemaal: als je ertoe in staat bent is het heel gunstig om jezelf stelselmatig beter in te schatten dan anderen: het maakt de statuscompetitie gemakkelijker en stressloos (jij bent immers gewoon de beste). (Ik ken wel een paar mensen voor wie dat zo geldt). Het probleem is dat niet iedereen even goed in staat is tot zelf-deceptie (vooral vrouwen kunnen het minder goed) en dat de gevolgen op collectief niveau niet altijd zo gunstig zijn.
Groet,
Rita
De verwijzing naar Trivers is naar de Labyrinth-documentaire Het nut van zelfbedrog (hier te zien) naar aanleiding van het boek van Robert Trivers over zelf-deceptie, die op 19 september op televisie te zien was. (Het ging om 94 procent van de hoogleraren die zichzelf tot de beste 50 procent rekenen.)
Mijn antwoord was:
Hoi Rita,
Je kunt gelijk hebben als je het stelselmatig te hoog inschatten van jezelf vergelijkt met het je stelselmatig te laag inschatten. Maar klopt het ook in vergelijking met je zelf goed inschatten, dus met een realistisch zelfbeeld? En het is de vraag of het wel zo stressloos is. Ik denk aan die twee typen narcisten, het kwetsbare en het grandioze. Die kwetsbare narcist moet zich behoorlijk inspannen om zijn overdreven positieve zelfbeeld in stand te houden, tegen allerlei negatieve aanwijzingen in. En die grandioze narcist? Ja, die komt vroeg of laat ten val. Maar inderdaad, dat kan laat zijn. En bedenk ook dat narcisten weinig goede vriendschappen hebben (moet ik nakijken).
Groet,
Henk
Maar daar kwam weer dit tegenantwoord op:
Hoi Henk,
Dat is interessant: de vraag of het realistisch inschatten van jezelf uiteindelijk het beste is. In diezelfde aflevering van Labyrinth waarin Trivers werd geinterviewd werd ook een experiment behandeld over zelf-deceptie op het gebied van schoonheid. Mensen met - hoe heet die ziekte, als je denkt dat je heel erg lelijk bent?- werden vergeleken met een controlegroep van gewone mensen. Voor het experiment waren er portretfoto's van elke proefpersoon genomen die met de computer mooier en lelijker waren gemaakt (zodanig dat er een rij van 10 fototootjes ontstond van mooiere en lelijkere jij-en). De proefpersonen moesten kiezen welke foto echt van hen was. Uit het onderzoek bleek dat mensen in de controlegroep stelselmatig een mooiere foto van zichzelf uitkozen. De zieke mensen daarentegen kozen de echte foto. Zij bleken dus een realistisch beeld van zichzelf te hebben. Oftewel: is een realistisch zelfbeeld hebben wel zo gunstig?
Groet,
Rita
Dat is interessant: de vraag of het realistisch inschatten van jezelf uiteindelijk het beste is. In diezelfde aflevering van Labyrinth waarin Trivers werd geinterviewd werd ook een experiment behandeld over zelf-deceptie op het gebied van schoonheid. Mensen met - hoe heet die ziekte, als je denkt dat je heel erg lelijk bent?- werden vergeleken met een controlegroep van gewone mensen. Voor het experiment waren er portretfoto's van elke proefpersoon genomen die met de computer mooier en lelijker waren gemaakt (zodanig dat er een rij van 10 fototootjes ontstond van mooiere en lelijkere jij-en). De proefpersonen moesten kiezen welke foto echt van hen was. Uit het onderzoek bleek dat mensen in de controlegroep stelselmatig een mooiere foto van zichzelf uitkozen. De zieke mensen daarentegen kozen de echte foto. Zij bleken dus een realistisch beeld van zichzelf te hebben. Oftewel: is een realistisch zelfbeeld hebben wel zo gunstig?
Groet,
Rita
Ja, is een realistisch zelfbeeld hebben wel zo gunstig? Ik ga nog eens op zoek naar meer antwoorden. In ieder geval nog weer eens kijken naar The Narcissism Epidemic. Living in the Age of Entitlement van Jean M. Twenge en W. Keith Campbell, waar, als ik mij goed herinner, met kracht van argumenten aangeraden wordt om realistisch naar je zelf te kijken. Komt terug.
woensdag 3 oktober 2012
Jezelf beter inschatten dan je bent, helpt in de statuscompetitie
Mensen kunnen bescheiden zijn, maar ze kunnen zich ook op de borst slaan en zichzelf als beter inschatten dan ze in werkelijkheid zijn. Daar zit een collectieve of culturele kant aan, in die zin dat bescheidenheid meer voorkomt als anderen ook bescheiden zijn en zelfverheffing meer als anderen ook zichzelf verheffen. Zie eerder dit bericht.
Het zou kunnen dat die zelfverheffingscultuur, die meer aanwezig is in West-Europa en Noord-Amerika, er mee samenhangt dat mensen meer in hun sociale omgeving met statuscompetitie te maken hebben. Kan het zijn dat het jezelf inschatten als beter dan anderen, wat vaardigheden en kennis betreft, een middel is dat helpt om status te verwerven en te klimmen in de statushiërarchie? En omdat zelfverheffing een narcistische trek is, moet je wat narcistisch zijn om succes te hebben in de statuscompetitie?
Volgens dit recente onderzoek van Cameron Anderson, Sebastien Brion, Don Moore en Jessica Kennedy, ondertussen verschenen in de Journal of Personality and Social Psychology, is dat inderdaad zo. Mensen die zichzelf, ten onrechte, als beter inschatten dan anderen blijken zich zo te gedragen dat ze door anderen ook als competenter worden beoordeeld. Het gaat dan om gedrag als meer het woord voeren, vaker als eerste het woord nemen, zelfverzekerder spreken, kalmer en rustiger lijken te zijn en meer ruimte innemen.
En het blijkt dat mensen die meer gericht zijn op statusverwerving, vanuit zichzelf of doordat ze subtiel op de voordelen van statusverwerving zijn gewezen, ook meer bezig zijn met zich beter voor te doen dan ze zijn.
Het jezelf verheffen en je beter inschatten dan je in feite bent, lijkt een levenswijze die niet gemakkelijk steeds is vol te houden. En dat is ook zo, want statuscompetitie levert stress op. Zie ook:
De gezondheidsschade van inkomensongelijkheid
Wie zijn het meest gestresst?
We leven langer. Maar ook langer met meer stress?
De stress van statuscompetitie en eenzaamheid
Het zou kunnen dat die zelfverheffingscultuur, die meer aanwezig is in West-Europa en Noord-Amerika, er mee samenhangt dat mensen meer in hun sociale omgeving met statuscompetitie te maken hebben. Kan het zijn dat het jezelf inschatten als beter dan anderen, wat vaardigheden en kennis betreft, een middel is dat helpt om status te verwerven en te klimmen in de statushiërarchie? En omdat zelfverheffing een narcistische trek is, moet je wat narcistisch zijn om succes te hebben in de statuscompetitie?
Volgens dit recente onderzoek van Cameron Anderson, Sebastien Brion, Don Moore en Jessica Kennedy, ondertussen verschenen in de Journal of Personality and Social Psychology, is dat inderdaad zo. Mensen die zichzelf, ten onrechte, als beter inschatten dan anderen blijken zich zo te gedragen dat ze door anderen ook als competenter worden beoordeeld. Het gaat dan om gedrag als meer het woord voeren, vaker als eerste het woord nemen, zelfverzekerder spreken, kalmer en rustiger lijken te zijn en meer ruimte innemen.
En het blijkt dat mensen die meer gericht zijn op statusverwerving, vanuit zichzelf of doordat ze subtiel op de voordelen van statusverwerving zijn gewezen, ook meer bezig zijn met zich beter voor te doen dan ze zijn.
Het jezelf verheffen en je beter inschatten dan je in feite bent, lijkt een levenswijze die niet gemakkelijk steeds is vol te houden. En dat is ook zo, want statuscompetitie levert stress op. Zie ook:
De gezondheidsschade van inkomensongelijkheid
Wie zijn het meest gestresst?
We leven langer. Maar ook langer met meer stress?
De stress van statuscompetitie en eenzaamheid
dinsdag 2 oktober 2012
Coen Teulings over hervormen of bezuinigen - Me Judice
Coen Teulings legt nog eens uit waarom je nu hervormen en bezuinigen niet tegelijk moet doen. Zie de link hieronder. "Als je allebei tegelijk doet, knijp je de economie teveel af."
Begin maar met hervormen, dan komt bezuinigen later wel. Dat is prima. Hij laat ook duidelijk zien welke nadelen het heeft om taxivervoer afhankelijk te maken van een vergunningenstelsel en om huizenbezit (proberen) te bevorderen door de hypotheekrente aftrekbaar te maken. In beide gevallen geef je een soort subsidie. De taxichauffeur krijgt het recht om taxiritten te maken met inperking van concurrentie. De huizenkoper kan een (duurder) huis kopen. Maar in beide gevallen wordt die "subsidie" opgesoupeerd door de eerste "eigenaar". De taxichauffeur verkoopt zijn vergunning tegen een hogere prijs dan hij anders had kunnen vragen aan zijn opvolger. De huizenbezitter verkoopt zijn huis tegen een hogere prijs dan hij had kunnen krijgen als de "subsidie" er niet was geweest.
Dat betekent dat alleen de "eerste generatie" van de vergunning en van de hypotheekrente-aftrek profiteert. De tweede en alle volgende generaties betalen er gewoon voor. Daarom is het ook zo moeilijk om deze regelingen te beëindigen, anders gezegd, om te "hervormen". Les 1 is dus om met dit soort "subsidies" heel erg op te passen. Niet doen als hij alleen maar bij de eerste generatie neerdaalt. Dus als het gaat om rechten of bezittingen die verkoopbaar zijn. Les 2 is dat je als je de "subsidie" terugdraait, er onvermijdelijk verliezers zijn. Maar daar staan veel winnaars tegenover. Over het algemeen toch maar doen. Eens gemaakte fouten moet je herstellen.
Teulings heeft het ook over het Harberger-driehoekje. Dat driehoekje geeft in een vraag- en aanbodplaatje aan wat de verstorende werking is van een belastingheffing. Zie hier voor een uitleg in het geval dat het gaat om een prijsverhogende belasting (voor de liefhebber). Hij is, vind ik, wel erg kort door de bocht door te zeggen dat wij met een staatsschuld een rekening bij onze kinderen neerleggen. Zonder verdere toelichting zou dat dus betekenen dat je nooit een staatsschuld mag hebben. En dat zou ronduit gezegd krankjorum zijn. Want als je met geleend geld investeringen doet met een hoger rendement dan de rente die je betaalt, dan doe je dat ten bate van onze kinderen. Teulings zal toch niet, zoals sommige Republikeinen in de Verenigde Staten willen beweren dat alle overheidsuitgaven (per definitie?) opgaan aan consumptie? Of dat de verstorende werking van extra belastingheffing (dat Harberger-driehoekje) altijd groter is dan het netto-rendement van overheidsinvesteringen?
Coen Teulings over hervormen of bezuinigen - Me Judice:
'via Blog this'
Begin maar met hervormen, dan komt bezuinigen later wel. Dat is prima. Hij laat ook duidelijk zien welke nadelen het heeft om taxivervoer afhankelijk te maken van een vergunningenstelsel en om huizenbezit (proberen) te bevorderen door de hypotheekrente aftrekbaar te maken. In beide gevallen geef je een soort subsidie. De taxichauffeur krijgt het recht om taxiritten te maken met inperking van concurrentie. De huizenkoper kan een (duurder) huis kopen. Maar in beide gevallen wordt die "subsidie" opgesoupeerd door de eerste "eigenaar". De taxichauffeur verkoopt zijn vergunning tegen een hogere prijs dan hij anders had kunnen vragen aan zijn opvolger. De huizenbezitter verkoopt zijn huis tegen een hogere prijs dan hij had kunnen krijgen als de "subsidie" er niet was geweest.
Dat betekent dat alleen de "eerste generatie" van de vergunning en van de hypotheekrente-aftrek profiteert. De tweede en alle volgende generaties betalen er gewoon voor. Daarom is het ook zo moeilijk om deze regelingen te beëindigen, anders gezegd, om te "hervormen". Les 1 is dus om met dit soort "subsidies" heel erg op te passen. Niet doen als hij alleen maar bij de eerste generatie neerdaalt. Dus als het gaat om rechten of bezittingen die verkoopbaar zijn. Les 2 is dat je als je de "subsidie" terugdraait, er onvermijdelijk verliezers zijn. Maar daar staan veel winnaars tegenover. Over het algemeen toch maar doen. Eens gemaakte fouten moet je herstellen.
Teulings heeft het ook over het Harberger-driehoekje. Dat driehoekje geeft in een vraag- en aanbodplaatje aan wat de verstorende werking is van een belastingheffing. Zie hier voor een uitleg in het geval dat het gaat om een prijsverhogende belasting (voor de liefhebber). Hij is, vind ik, wel erg kort door de bocht door te zeggen dat wij met een staatsschuld een rekening bij onze kinderen neerleggen. Zonder verdere toelichting zou dat dus betekenen dat je nooit een staatsschuld mag hebben. En dat zou ronduit gezegd krankjorum zijn. Want als je met geleend geld investeringen doet met een hoger rendement dan de rente die je betaalt, dan doe je dat ten bate van onze kinderen. Teulings zal toch niet, zoals sommige Republikeinen in de Verenigde Staten willen beweren dat alle overheidsuitgaven (per definitie?) opgaan aan consumptie? Of dat de verstorende werking van extra belastingheffing (dat Harberger-driehoekje) altijd groter is dan het netto-rendement van overheidsinvesteringen?
Coen Teulings over hervormen of bezuinigen - Me Judice:
'via Blog this'
Opmars van de coöperaties. Een stille revolutie? - Nancy Folbre
De opmars van de coöperatie als ondernemingsmodel krijgt steeds meer aandacht. Misschien blijkt de kredietcrisis achteraf de waterscheiding te zijn geweest tussen het ongebreidelde managementkapitalisme van de vorige dertig à veertig jaar en de coöperatie-economie van de toekomst, een economie dus waarin werknemers eigenaars zijn. Nancy Folbre vraagt aandacht voor deze ontwikkeling. Zie de link onderaan dit bericht. Van 6 tot 12 oktober vindt in Quebec (Canada) de Internationale Top van Coöperaties plaats, de tegenhanger, zou je kunnen zeggen, van het World Economic Forum in Davos.
Zie ook mijn eerdere berichten over de Mondragon-coöperaties in Spanje:
Kan het anders? Vanavond kijken naar Tegenlicht: de Mondragón coöperaties
Zie ook mijn eerdere berichten over de Mondragon-coöperaties in Spanje:
Kan het anders? Vanavond kijken naar Tegenlicht: de Mondragón coöperaties
maandag 1 oktober 2012
Southern storm hails the start of the European Fall | ROAR | Social Network Unionism
Baart het aanhoudend falen van de Europese leiders nu wat als de Hete Herfst van 2012 de geschiedenis zal ingaan? Social Network Unionism geeft een overzicht van wat er in de straten van Athene, Madrid, Rome en Lissabon in de afgelopen dagen gebeurde. Je gaat niet de straat op als je niet wanhopig bent. Zie de link hieronder.
En hoewel onze traditionele media er maar schaars over berichten, kunnen wij later niet zeggen dat wij het niet geweten hebben.
Southern storm hails the start of the European Fall | ROAR | Social Network Unionism:
'via Blog this'
En hoewel onze traditionele media er maar schaars over berichten, kunnen wij later niet zeggen dat wij het niet geweten hebben.
Southern storm hails the start of the European Fall | ROAR | Social Network Unionism:
'via Blog this'
De Europese oplossing voor de eurocrisis is 'verkeerd' - Joseph Stiglitz
Nog maar weer eens de aandacht gevestigd op Joseph Stiglitz, die de wereld rondreist om steeds maar weer een paar dingen uit te leggen. Nu was hij In Ierland om 5200 leden van de Internationale Orde van Advocaten toe te spreken. Een paar vertaalde passages uit het bericht in de Irish Times (link onderaan dit bericht):
European solution to euro crisis is 'wrong' - The Irish Times - Mon, Oct 01, 2012:
'via Blog this'
De regeringen hebben een verkeerde diagnose gesteld van wat verkeerd liep in de eurozone en ze bepleiten de verkeerde oplossing voor de crisis. (...) Ze hebben gekozen voor bezuinigingen en dat antwoord heeft vrijwel nooit gewerkt. Het werd geprobeerd in 1929, het IMF probeerde het in Azië en Latijns Amerika. Elke keer leidde het er toe dat economisch achteruitgang werd omgezet in een recessie en een recessie in een depressie.
De Europese verhouding tussen schuld en bruto nationaal inkomen is kleiner dan die van de Verenigde Staten. En de V.S. kan geld lenen tegen bijna negatieve rentes. Het fundamentele probleem in Europa is dat de euro een gebrekkig muntstelsel was dat niet aan de voorwaarden voldeed om een gemeenschappelijke munt tot stand te brengen. Een structurele verandering van het euro arrangement was nodig. Dat gebeurt nu, maar te laat om de huidige economische problemen het hoofd te bieden.
Een gemeenschappelijk Europees bankenstelsel was nodig, met een gemeenschappelijke garantie. Ook het voor elkaars schulden instaan was nodig. Er moet meer Europa zijn, of minder Europa. De huidige toestand halverwege is niet levensvatbaar. De gemakkelijkste manier om minder Europa te hebben is dat Duitsland de eurozone verlaat, maar dat zal waarschijnlijk niet gebeuren. Een andere manier van uit elkaar vallen zou heel veel werk creëren voor advocaten.
Een ander probleem is dat van de groei van ongelijkheid in de grootste economieën. Dit probleem is door de crisis verergerd. In 2010 ging 93 procent van de economische groei in de V.S. naar de top 1 procent van de bevolking - en een paar van hen zitten nu in deze zaal.
Economische ongelijkheid vergrootte de politieke ongelijkheid, waaronder de ongelijkheid in de toegang tot het recht.Natuurlijk, dit is allemaal niet nieuw. Maar het is nu eenmaal zo dat de waarheid om geaccepteerd te worden meer nodig heeft dan waar te zijn. Hij moet ook vaak genoeg gehoord worden.
European solution to euro crisis is 'wrong' - The Irish Times - Mon, Oct 01, 2012:
'via Blog this'
Abonneren op:
Posts (Atom)