Ik maakte er al eerder melding van (Het puberbrein en de peergroup): onderzoek wijst er op dat adolescenten meer tot riskant gedrag overgaan als leeftijdsgenoten aanwezig zijn. Of als ze in de veronderstelling verkeren dat die toekijken. Dit in tegenstelling tot wanneer ouderen aanwezig zijn. En in tegenstelling tot volwassenen, waarbij dit effect niet optreedt. Het is een adolescentenverschijnsel.
De pas verschenen studie Peers Increase Adolescent Risk Taking Even When the Probabilities of Negative Outcomes Are Known geeft een overzicht van dat onderzoek. En voegt daar onderzoek aan toe dat laat zien dat dit leeftijdsgenoteneffect ook optreedt als adolescenten precies op de hoogte zijn van de risico's die ze lopen.
Bij hogere risico's op verlies gokten ze vaker in de hoop op winst als ze in de veronderstelling verkeerden dat een leeftijdsgenoot hun gedrag observeerde. Als de risico's lager waren, maakte het wel of niet geobserveerd worden niet uit. Dat doet vermoeden dat de drijfveer er achter te maken heeft met de wens om stoer en onbevreesd op leeftijdsgenoten over te komen. Laten zien dat je niet "kinderachtig" bent. Dat je meetelt en dat je niet zo makkelijk over je heen laat lopen. Kortom: meedoen in de statuscompetitie. Niet een loser willen zijn.
De onderzoekers trekken de conclusie dat het niet verwonderlijk is dat voorlichting aan pubers over risico's (van drugsgebruik, van roekeloos rijden, van onbeschermde seks) weinig effect blijkt te hebben. Want adolescenten zijn nu eenmaal vaak in elkaars gezelschap.
De conclusie die ze niet trekken en die voor de hand ligt, is dat het beter zou zijn om adolescenten meer leeftijdsgemengd te laten opgroeien. Dus om op te houden met leeftijdshomogene groepen in het onderwijs. Waardoor we ook de stoerdoenerij van het pesten zouden terugdringen. Dat adolescenten zo veel uitsluitend in elkaars gezelschap zijn, dat creëren we zelf door hoe we ons onderwijs vorm geven.
Raar dat die onderzoekers niet op dat idee komen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten