donderdag 17 januari 2019

Hoe absurd is het dat we ons onderwijs zo hebben ingericht dat het nodig is om tweejaarlijks de sociale veiligheid op scholen te monitoren?

De natuurlijke sociale opgroei-omgeving, waarin kinderen sociaal en emotioneel het beste gedijen, is is een leeftijdsheterogene groep van vertrouwde anderen, groter dan het eigen gezin.

In zo'n vertrouwde en veilige omgeving voelen kinderen zich als vanzelfsprekend geaccepteerd en leren ze als onderdeel van hun dagelijks leven de sociale vaardigheden en morele gemeenschapsintuïties die voor het leven in zo'n groep nodig zijn. Onderdeel van dat leerproces is dat ze bij het opgroeien gelegenheid krijgen om zorg te hebben voor jongere kinderen.

Dat arrangement staat bekend als het patroon van cooperative breeding, het gezamenlijk grootbrengen van kinderen, dat ook bij sommige andere diersoorten voorkomt, maar heel kenmerkend is voor de menselijke sociale evolutie. Zie het bericht Over de coöperatieve zorg voor kinderen in de evolutie van zoogdieren en van mensen.

Van die natuurlijke opgroei-omgeving is in onze huidige maatschappij nog maar weinig over. Gezinnen zijn sterk sociaal geïsoleerd, waardoor kinderen veel tijd doorbrengen met alleen de eigen ouders, en buiten het gezin vooral in de leeftijdshomogene groep van medeleerlingen op school. Want in verreweg de meeste scholen is er die leeftijdshomogene groepering, die we ooit, ergens in de loop van de negentiende eeuw, normaal zijn gaan vinden.

Maar in die groep van leeftijdsgenoten is het bepaald niet gegarandeerd dat kinderen er goed in gedijen. Het is bovendien een omgeving waarin kinderen elkaar vaak nog niet zo goed kennen en waarin het er dan al gauw omgaat wie stoer is en wie kwetsbaar is. Anders gezegd, onder leeftijdsgenoten steekt statuscompetitie gemakkelijk de kop op en dat kennen we als het probleem van pesten en gepest worden. Zie Pesten is een vorm van statuscompetitie - Nieuwe aanwijzingen.

Met die leeftijdshomogene groepering op scholen hebben we dus een nieuw probleem gecreëerd: een sociaal onveilige omgeving voor onze kinderen. Niet goed voor die kinderen en niet goed voor het onderwijs. Gelukkig is daar nu al jaren meer aandacht voor. Onderdeel van die aandacht is dat de minister van Onderwijs tweejaarlijks het onderzoek Sociale Veiligheid in en rondom scholen laat uitvoeren. De laatste versie daarvan is van 2018 en kun je hier downloaden.

Volgens die monitor waren in 2018 zo'n 10 procent van de leerlingen op het primair onderwijs een keer per maand of vaker slachtoffer van pesten. Net zoveel als in 2016 en wat minder dan in 2014.

Nee, dat valt helemaal niet mee. Geen kind hoort te worden gepest. En besef dat veel meer kinderen dan die 10 procent getuige zijn van dat pesten. En besef de negatieve invloed daarvan.

Zou het anders kunnen? Jazeker, op die scholen waar kinderen les krijgen in groepen van verschillende leeftijden, zoals op de Jenaplanscholen, blijkt de helft minder te worden gepest. Zie
Pesten moet je niet door leraren laten oplossen. Doe aan leeftijdsmenging.

Is het niet absurd dat we die sociale veiligheid op scholen wel tweejaarlijks monitoren, maar niet de meest voor de hand liggende en effectieve maatregel nemen om dat pesten te halveren? Waarom niet op alle scholen die leeftijdsheterogene groepering invoeren, waar de Jenaplanscholen al heel lang goede ervaring mee hebben?

Geen opmerkingen: