dinsdag 15 januari 2019

Buurten en dorpen horen ontmoetingsplekken te hebben. Maar die zijn er niet meer als vanzelf

In het Friese dorp Nij Beets ging een jaar of vier geleden de laatste dorpssupermarkt ter ziele. Een jaar lang miste het dorp niet alleen een boodschappenwinkel, maar ook een trefpunt. Toen slaagde de melkboer er met steun van de dorpsbewoners in om de dorpswinkel weer tot leven te wekken. De Leeuwarder Courant bericht daar over: De wederopstanding van de dorpswinkel van Nij Beets

Dat een dorpswinkel niet alleen een economische functie heeft, maar ook een sociale, blijkt eruit dat de winkelier, Sjoerd Fennema, kort na de opening in zijn winkel een gesprek opving tussen twee klanten, allebei Nij Beetsters, die elkaar een jaar lang niet gezien hadden: ,,De lêste kear dat se inoar seagen wie in jier earder, yn ’e Spar doe’t dy noch iepen wie.’’ ("De laatste keer dat ze elkaar zagen was een jaar eerder, in de Spar toen die nog open was.")

Het is een mooie illustratie van een algemener verschijnsel, namelijk dat dorps- en buurtbewoners  om elkaar te ontmoeten, en om niet te vervallen in eenzaamheid, ontmoetingsplekken nodig hebben. En dat economische ontwikkelingen als schaalvergroting en ruimtelijke concentratie van voorzieningen tot gevolg kunnen hebben dat ontmoetingsplekken verdwijnen. Zie Steeds minder ontmoetingsplekken door schaalvergroting en ruimtelijke concentratie. Waaruit dit citaat:
Aan de onvervulde behoefte aan ontmoetingsplekken in wijken en buurten zouden commerciële voorzieningen tegemoet kunnen komen, zoals horeca en detailhandel. Hoe kleiner die voorzieningen en hoe meer gespreid, hoe groter de kans dat ze een sociale functie krijgen. Klanten wonen dan dichtbij en treffen herhaaldelijk medebuurtbewoners. Dan is een praatje gauw gemaakt en kan van alles worden uitgewisseld. Kortom, commerciële voorzieningen kunnen een sociale functie hebben.
Maar daarvoor zijn kleinschaligheid en ruimtelijke spreiding nodig. En die zijn niet gegarandeerd als ondernemers en winkelketens zich bij hun vestigingskeuzes onbelemmerd door louter bedrijfseconomische overwegingen kunnen laten leiden.
Wat we dan zien, en wat we de afgelopen halve eeuw hebben gezien, is een proces van schaalvergroting en ruimtelijke concentratie. Zie (nog) eens Geld en ‘de rest’ : Over uitzwerming, teloorgang van gemeenschap en de noodzaak van gemeenschapsbeleid. Winkels en horeca concentreren zich in de binnensteden, omdat ze zo van de aanwezigheid van elkaars klanten profiteren. En hoe hoger de concentratie van klanten, hoe groter je vestiging kan zijn en hoe lager je kosten.
Het dorp Nij Beets is er een voorbeeld van dat het soms lukt om deze ontwikkeling te keren. Maar in hetzelfde bericht in de Leeuwarder Courant gaat het ook over het dorp Wijnjewoude, zo'n twintig kilometer verderop, waar het nog niet is gelukt om de gesloten dorpswinkel nieuw leven in te blazen.

Het algemene punt is dat commerciële voorzieningen ook een belangrijke sociale functie kunnen hebben, maar dat die sociale voordelen niet meewegen in de economische afweging over het wel of niet handhaven ervan. En dat die sociale functie zo belangrijk kan zijn dat er een overheidstaak opduikt. Want een overheid bekommert zich natuurlijk niet alleen over onze economische, maar ook over onze sociale welvaart. Nog een citaat:
Een ding is duidelijk: door dat louter economische overwegingen mogen overheersen bij vestigingskeuzes, benutten we niet de mogelijkheden om economische en sociale functies te combineren. Daardoor zien we dat er in buurten te weinig ontmoetingsplekken zijn. Die alleen met veel inspanningen van beroepskrachten en vrijwilligers soms toch nog succesvol tot stand komen. En met subsidies van diezelfde gemeenten die dat proces van schaalvergroting en ruimtelijke concentratie vrij baan geven.

Geen opmerkingen: