vrijdag 17 januari 2020

Is zelfbewustzijn iets wat onze hersenen leren om te doen? - deel 3

Dat zelfbewustzijn iets is wat onze hersenen leren om te doen, is niet een gekke gedachte als je bedenkt dat leren en ergens wel of niet een besef van te hebben met elkaar in verband blijven staan ook nadat het zelfbewustzijn is ontwikkeld. Zie hier het vorige bericht.

De auteurs van Learning to be conscious illustreren dat met het voorbeeld van het effect van verworven expertise. Als je geen wijnkenner bent, kun je natuurlijk wijn proeven. Maar als je door vaak te proeven wijnkenner bent geworden, proef je, en heb je een besef van, allerlei smaakeffecten die je eerst niet had. Je hebt geleerd je ergens van bewust te zijn. In de trant van "O ja, nu proef ik kersen, dat had ik eerst niet door."

Andersom kun je iets ook zo goed geleerd hebben dat er een "automatische piloot" gaat werken, die maakt dat je je niet meer echt bewust bent van wat je doet.  Dat merk je bijvoorbeeld bij een fietstochtje over een bekend parcours als je je ineens realiseert dat je net een flink stuk van dat parcours hebt afgelegd waarvan je je niets kunt herinneren. Je hebt er geen bewustzijn bij gehad. Of je merkt het doordat die automatische piloot een foutje heeft gemaakt. Ik ging lang geleden eens met de auto naar mijn werk terwijl ik dat altijd op de fiets deed. Bij stoplichten links afslaand stuurde mijn automatische piloot mij het fietspad op. Na zo'n honderd meter drong dat tot mijn bewustzijn door, schrok ik en kon ik gelukkig snel de weg weer op.

Dat verband met leren wijst er op dat je naar zelfbewustzijn moet kijken in het kader van de aanpassing aan de omgeving. Voor die aanpassing hebben je hersenen informatie over die omgeving nodig, voor de verwerking waarvan niet per se bewustzijn nodig is. Ook voor je bewustzijn was "doorgebroken" toen je bijna twee jaar was, had je al leren lopen. En een stukje fietsen op de automatische piloot blijkt heel goed te kunnen.

In termen van de auteurs gaat het om de tussenliggende afbeeldingen van de werkelijkheid, dus tussen die van het onbewuste leren en die van de automatische piloot, waar we ons expliciet van bewust zijn en die in het kader staan van de bewuste controle over ons gedrag.

Bewustzijn houdt dus in dat we een afbeelding tot onze beschikking hebben (een meta-afbeelding) van een afbeelding van de werkelijkheid die we door waarneming en ons eigen gedrag onbewust geleerd hebben. De auteurs illustreren dat met de volgende twee plaatjes.


Links zien we hoe het ontstaan van zo'n meta-afbeelding er uit zou kunnen zien. In het blauwe vak leren de hersenen een onbewust afbeelding van de werkelijkheid te maken. Je ziet wat, je loopt er om heen of je manipuleert het en die informatie verwerk je tot een afbeelding. Alles nog onbewust. En alles in het kader van de succesvolle aanpassing aan de omgeving, waarbij het noodzakelijk is om de wereld te kennen. Om te weten waar je je op welk moment het beste kunt bevinden. Om te weten of de situatie veilig dan wel gevaarlijk is. En dus om te weten wat je moet doen.

Van die afbeelding ontstaat een meta-afbeelding, het bruine vak. Rechts zie je hoe de opstapeling van zulke afbeeldingen en meta-afbeeldingen door de tijd heen met elkaar gaan samenhangen, geïntegreerd worden, tot een globale werkruimte, een beeld van jezelf in de wereld.

Merk op dat er in het linker plaatje boven langs een lus loopt die self-other loop genoemd wordt. En die is essentieel in het gehele proces. Want die interactie met anderen leidt er toe dat je een afbeelding kunt maken van iemand zoals jij zelf, van een "ik" die model kan staan voor jouw "ik". En van waaruit je naar jezelf kunt kijken. Met als uitkomst jouw zelfbewustzijn. Hier een wat langer citaat:
This third, ‘self–other loop’, we argue, is the scaffolding that makes it possible for an agent to redescribe its own activity to itself [92]; for now it is endowed with an (implicit, unconscious, enactive, embodied) internal model of what it takes to be an agent [93], precisely what social theories of consciousness have proposed [19., 20., 21.]. This proposal is supported by the hypothesis that theory of mind [94,95] can be understood as rooted in the very same mechanisms of predictive redescriptions as involved when interacting with the world or with oneself [18]. Rather than seeing such redescriptions as internally generated, qualitatively different representations of discrete knowledge about the world, the ‘social’ redescription is an ongoing learning process driven by increasingly complex interactive contexts [96], such as when moving from dyadic to triadic interaction, for instance [97]. Social context as a driving force for learning has, indeed, been recognized in language learning [98], child development [99], and social cognition [100].
Thus, something unique happens when a developing agent has models of itself available to it [18] in the form of other agents, of which it can infer the unobservable internal states merely by interacting with them [101,102]. Selves are thus embodied, virtual, and transparent renditions of the underlying biological machinery [103] that produces them and emerge progressively over development as a mandatory consequence of dynamic interactions with other agents [19,92]. (…)
In this light, the social world is thus instrumental in generating conscious experience, for something special happens when we try to build a model of the internal, unobservable states of agents that are just like ourselves [16,17].
De auteurs hebben het niet over spiegelneuronen, maar het bestaan ervan lijkt me in deze weergave onmisbaar. Zie het bericht Spiegelneuronen, nadenken en intuïtie.

Dat zelfbewustzijn ontstaat in en door sociale interactie is te begrijpen als een extra stap in de aanpassing aan de omgeving. Ten behoeve van die aanpassing moeten we de wereld leren kennen en begrijpen. Dus voortdurend onze eerste orde afbeeldingen bijstellen en verbeteren. Dat lukt extra goed als we via onze tweede orde afbeeldingen, ons besef van dat we iets denken te weten, met anderen kunnen communiceren. Om zo wat we denken te weten te kunnen checken aan wat anderen denken te weten.

Dat was in het verleden nodig om goed te kunnen samenwerken. En dat was nodig om te kunnen overleven.

En het was ook de grondslag waarop cultuur kon ontstaan. En wetenschap.

Geen opmerkingen: